ECLI:NL:ORBBACM:2014:4

Raad van Beroep voor Belastingzaken van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba

Datum uitspraak
2 juni 2014
Publicatiedatum
1 augustus 2014
Zaaknummer
2013/61669
Instantie
Raad van Beroep voor Belastingzaken van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Belastingplicht van een stichting voor winstbelasting en de beoordeling van winstoogmerk

In deze zaak heeft de Raad van Beroep voor Belastingzaken van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba op 2 juni 2014 uitspraak gedaan over de belastingplicht van een stichting die kunstzinnige vorming aanbiedt. De stichting, opgericht in 2006, had een aanslag in de winstbelasting ontvangen voor het jaar 2007, alsmede een verzuimboete wegens het niet indienen van aangifte. De stichting stelde dat zij geen winstoogmerk had en dat haar overschotten enkel dienden ter dekking van de kosten van haar activiteiten. De Inspecteur daarentegen betoogde dat de stichting een onderneming drijft en dat zij zich primair richt op particuliere belangen, wat zou wijzen op een winstoogmerk.

De Raad heeft vastgesteld dat de stichting belastingplichtig is voor de winstbelasting, omdat zij activiteiten verricht die niet uitsluitend gericht zijn op een algemeen maatschappelijk belang. De Raad oordeelde dat de stichting, door lessen aan te bieden tegen commerciële prijzen en het behalen van structurele overschotten in voorgaande jaren, een winstoogmerk heeft. De Raad benadrukte dat het niet vereist is dat de stichting een onderneming drijft in de traditionele zin, maar dat elke activiteit die gericht is op het behalen van winst, belastingplicht kan met zich meebrengen.

De Raad concludeerde dat de stichting niet aannemelijk heeft gemaakt dat haar activiteiten uitsluitend ten goede komen aan een algemeen maatschappelijk belang. De boete voor het niet tijdig indienen van de aangifte werd door de Raad als passend en geboden beschouwd. Uiteindelijk werd het beroep van de stichting ongegrond verklaard, en de aanslag en de boete werden gehandhaafd.

Uitspraak

Beschikking d.d. 2 juni 2014, nr. 2013/61669
DE RAAD VAN BEROEP VOOR BELASTINGZAKEN
zitting houdende in Aruba
inzake:
Stichting [X], gevestigd te Aruba, belanghebbende,
gemachtigde mr. C.J.B. Oldenhof,
tegen
de Inspecteur der Belastingen in Aruba, de Inspecteur.

1.Het procesverloop

1.1.
Aan belanghebbende is op 29 februari 2012 een aanslag in de winstbelasting opgelegd voor het jaar 2007 alsmede een verzuimboete.
1.2.
Belanghebbende is op 29 maart 2012 tijdig in bezwaar gekomen tegen de aanslag en de boete. Bij uitspraak van 28 december 2012 heeft de Inspecteur de aanslag en de boete verminderd.
1.3.
Belanghebbende is op 28 februari 2013 tegen deze uitspraak in beroep gekomen.
1.4.
De Inspecteur heeft een vertoogschrift ingediend.
1.5.
Ter zitting van 5 november 2013 te Oranjestad zijn verschenen, namens belanghebbende, gemachtigde voornoemd tot bijstand vergezeld van J.F. Arends en mevr. J.L. Vieira, alsmede, namens de Inspecteur, mr. B.F. Richard en mr. V. Monorath.
1.6.
Belanghebbende heeft ter zitting een pleitnota voorgedragen en, met bijlagen, overgelegd. De inspecteur heeft van de bijlagen kennis kunnen nemen en zich daarover kunnen uitlaten.

2.De tussen partijen vaststaande feiten

Het volgende is op grond van de schriftelijke stukken en hetgeen ter zitting is gezegd, komen vast te staan. Het is tussen partijen niet in geschil of door één van de partijen gesteld en door de andere partij niet of onvoldoende tegengesproken.
2.1
Belanghebbende is een stichting, opgericht naar het recht van Aruba op 10 oktober 2006 en gevestigd in Aruba. Zij heeft als doel het organiseren van buitenschoolse activiteiten voor kinderen alsmede van activiteiten voor volwassenen, om deze groepen bepaalde vaardigheden bij te brengen als ondersteuning van de persoonlijke en kunstzinnige ontwikkeling. Tot de activiteiten behoort het verzorgen van lessen creatieve vorming (teken- en schilderlessen en lessen textiele werkvormen). Verder heeft belanghebbende tot doel het beheren en beleggen van opgebouwde pensioenvoorzieningen ten behoeve van de directeur, belast met de organisatie en de dagelijkse leiding van de activiteiten.
2.2
In de statuten is bepaald dat de geldmiddelen zullen komen uit lesgelden en dat belanghebbende zal proberen financiële steun van fondsen en andere instanties te verwerven. Overgebleven middelen zullen worden aangewend voor een pensioenvoorziening voor de directeur.
2.3
Naast de lessen organiseert en verzorgt belanghebbende - althans in 2012 en 2013 - (kleinschalige) projecten voor jongeren, zoals cursus(kamp-)weken gedurende de zomervakantie voor licht autistische kinderen en voor jongeren in moeilijke privé omstandigheden, welke projecten zijn gesponsord door Arubaanse bedrijven. In 2012 heeft belanghebbende financiële steun ontvangen van de Stichting [A].
2.4
De activiteiten van belanghebbende werden tot haar oprichting verricht door [XY] in de vorm van een eenmanszaak.
2.5
Belanghebbende is opgericht door [XY] en [XZ]. Het bestuur van belanghebbende bestaat uit [XZ] (voorzitter), [XW] (secretaris) en [B] (penningmeester). [XY] is directeur en docent, en de enige werkneemster van belanghebbende. Zij ontving in het verleden geen vaste vergoeding; in de jaren 2007 t/m 2009 bedroeg de directievergoeding, blijkens de jaarrekeningen van belanghebbende, nihil en in de jaren 2010 en 2011 respectievelijk Afl. 5.000 en Afl. 7.500. Op 13 september 2013 is, met ingang van 1 januari 2013, een arbeidsovereenkomst gesloten tussen belanghebbende en [XY] waarin een salaris is afgesproken van Afl. 2.400 per maand.
2.6
De omzetten (uit lesgelden en donaties) en de resultaten van belanghebbende zijn als volgt:
jaar lesgelden (Afl.) donaties (Afl.) resultaat
2007 60.855 3.970 20.244
2008 78.045 14.931 18.470
2009 69.061 9.047 21.518
2010 73.991 10.354 -/-123
2011 60.566 13.974 -/-3.992
Het eigen vermogen van belanghebbende beliep, exclusief het stichtingkapitaal ad Afl. 100, ultimo 2007 Afl. 20.244 en ultimo 2011 Afl. 56.116.
2.7
Belanghebbende heeft voor het onderhavige jaar aanvankelijk geen aangifte voor de winstbelasting gedaan. Aan haar is een aanslag opgelegd naar een (ambtshalve vastgestelde) belastbare winst van Afl. 45.660 alsmede een verzuimboete van Afl. 500 wegens het niet doen van aangifte. In de bezwaarfase heeft belanghebbende alsnog een nihil aangifte ingediend en, na vragen van de Inspecteur, een herziene nihil aangifte. Zij heeft geclaimd niet belastingplichtig te zijn voor de winstbelasting.
2.8
De Inspecteur heeft naar aanleiding van de aangifte bij de uitspraak op bezwaar de aanslag verminderd en de belastbare winst vastgesteld op Afl. 20.200. De boete is verminderd tot Afl. 283.

3.Geschil

Tussen partijen is in geschil of belanghebbende belastingplichtig is voor de winstbelasting.

4.De standpunten van partijen

4.1.
Belanghebbende stelt zich op het standpunt dat zij geen winstoogmerk heeft en dat haar overschotten dienen ter dekking van de kosten van haar activiteiten. Er zijn ook jaren met tekorten geweest. Het salaris van de directeur is beperkt maar zal toch in de komende jaren ervoor zorgen dat belanghebbende geen (structurele) overschotten zal behalen.
4.2.
De Inspecteur meent dat belanghebbende een onderneming drijft en dat zij zich primair op het particuliere belang richt. Nagenoeg alle activiteiten worden aangeboden tegen commerciële prijzen. Belanghebbende heeft een winstoogmerk en heeft in de jaren tot en met 2009 structurele overschotten behaald. Blijkens haar statuten dienen die overschotten te worden aangewend voor de pensioenvoorziening van de directeur.
4.3.
Partijen doen hun standpunten steunen op de gronden welke daartoe door hen zijn aangevoerd in de van hen afkomstige stukken, alsmede op hetgeen zij ter zitting hebben bijgebracht.

5.Beoordeling van het geschil

5.1.
Ingevolge artikel 1, eerste lid, aanhef en onderdeel b, van de Landsverordening winstbelasting (LWB) wordt belasting geheven van de winst van in Aruba gevestigde stichtingen uit bedrijven, andere dan die uitsluitend ter behartiging van een algemeen maatschappelijk belang. Vaststaat dat belanghebbende een in Aruba gevestigde stichting is. In geschil is of zij winst uit een bedrijf behaalt, niet zijnde een bedrijf dat uitsluitend een algemeen maatschappelijk belang behartigt.
5.2.
De Inspecteur heeft betoogd dat subjectieve belastingplicht slechts achterwege blijft indien de stichting zich uitsluitend richt op de behartiging van een algemeen maatschappelijk belang. De Raad is van oordeel dat deze uitleg van artikel 1, eerste lid, aanhef en onderdeel b, van de LWB berust op een verkeerde lezing van de tekst. Het is, zo volgt uit eerdere jurisprudentie van de Raad, de bedoeling van de wetgever om de winst van stichtingen uit bedrijven die uitsluitend een algemeen maatschappelijk belang nastreven niet te treffen.
5.3.
Anders dan de Inspecteur veronderstelt, is niet vereist dat de stichting een onderneming - een organisatie van kapitaal en arbeid - drijft. In het vierde lid van artikel 1 van de LWB is immers bepaald: “Onder bedrijf wordt mede begrepen het verrichten van handelingen, werkzaamheden of diensten van elke aard”. Dit betekent dat een stichting ook als zij geen onderneming drijft, aan winstbelasting kan zijn onderworpen. Echter niet elke door een stichting verrichte handeling, werkzaamheid of dienst brengt mee dat sprake is van subjectieve belastingplicht. Het gaat alleen om die handelingen, werkzaamheden en diensten die het behalen van winst ten doel hebben.
5.4.
Belanghebbende is dus subjectief belastingplichtig indien en voor zover zij een bedrijf uitoefent of anderszins beoogt winst te behalen, behoudens indien en voor zover zij een algemeen maatschappelijk belang behartigt.
5.5.
De Inspecteur heeft gesteld, en dient aannemelijk te maken, dat belanghebbende een bedrijf uitoefent of anderszins beoogt winst te behalen. Belanghebbende heeft daartegenover gesteld, en dient aannemelijk te maken, dat zij bij alle of een deel van haar activiteiten een algemeen maatschappelijk belang behartigt.
5.6.
De Inspecteur heeft erop gewezen dat de lessen van belanghebbende voor een ieder openstaan en dat zij daarvoor commerciële prijzen hanteert, namelijk een maandelijkse ‘tuition fee’ van Afl. 130 voor 1,5 lesuur per week, plus een ‘contribution fee’ voor de jaarlijkse expositie van de werken van de leerlingen. Volgens de Inspecteur zou een vergelijkbaar, nonprofit tarief circa Afl. 35 per maand exclusief materialen bedragen. Reeds hieruit blijkt volgens de Inspecteur dat belanghebbende een winstoogmerk heeft; voorts heeft zij ook daadwerkelijk en op structurele basis overschotten behaald, aldus de Inspecteur.
De Raad volgt de Inspecteur in dit standpunt. Het feit dat belanghebbende met haar activiteiten in de jaren 2007 tot en met 2009 exploitatieoverschotten heeft behaald, waardoor een betrekkelijk aanzienlijk kapitaal is ontstaan, rechtvaardigt de conclusie dat een winstoogmerk aanwezig was. Daartegenover heeft belanghebbende niet aannemelijk gemaakt dat de lessen slechts tegen (integrale) kostprijs worden aangeboden, zoals zij heeft gesteld. Zij heeft geen berekening of bewijsstuk terzake overgelegd. Het komt de Raad ook overigens voor dat het lestarief in het normale economische verkeer tot stand is gekomen; belanghebbende heeft ter zitting verklaard dat zij (in 2007) is aangevangen met tarieven van Afl. 60 per maand en dat deze zijn verhoogd tot (voor kinderen) Afl. 130 per maand in 2013. Dat de materialen in het lesgeld zijn begrepen, maakt dit voorgaande niet anders. Ook uit het gegeven dat het doel van belanghebbende mede is het beheren en beleggen van pensioengelden ten behoeve van de directeur, kan worden afgeleid dat belanghebbende bewust streeft naar het behalen van overschotten ter aanwending voor dat pensioen. Belanghebbende heeft geen feiten en omstandigheden gesteld en aannemelijk gemaakt die tot een ander oordeel op dit punt zouden kunnen leiden. Mitsdien zal de Raad aannemen dat belanghebbende met de door haar verrichte activiteiten beoogt winst te behalen.
5.7.
De Raad is van oordeel dat bij de door belanghebbende verrichte activiteiten, zoals omschreven onder 2.1., de persoonlijke ontwikkeling van de deelnemers zozeer op de voorgrond staat, dat zij niet uitsluitend een algemeen maatschappelijk belang dienen. Belanghebbende, die deelname aan haar activiteiten openstelt voor een ieder, heeft niet aannemelijk gemaakt dat haar doelstelling en werkzaamheden zich (nagenoeg) uitsluitend richten op een specifieke (kwetsbare) doelgroep. Veeleer dient zij het particuliere belang van alle deelnemers die uiteindelijk aan deze activiteiten zullen deelnemen, welk belang is gelegen in het voorzien in hun behoefte aan een zinvolle invulling van hun vrije tijd en hun persoonlijke ontwikkeling. Het gegeven dat belanghebbende met al haar activiteiten tracht de persoonlijke en kunstzinnige ontwikkeling van de deelnemers te vergroten, doet daar niet aan af. Daardoor kan hoogstens worden geconcludeerd dat sprake is van een gunstig maatschappelijk neveneffect van de activiteiten; de activiteiten zelf dienen daardoor nog niet rechtstreeks het algemeen maatschappelijk belang. De Raad tekent hierbij ten overvloede aan dat het beheren en beleggen van opgebouwde pensioenvoorzieningen ten behoeve van de directeur met het algemeen belang niets van doen heeft.
5.8.
Voor dat geval heeft belanghebbende (naar de Raad begrijpt) subsidiair betoogd dat zij in elk geval bij een deel van haar activiteiten een algemeen maatschappelijk belang behartigt. Zij heeft ter zitting diverse voorbeelden van projecten genoemd en daarvan offertes en plannen overgelegd. Deze projecten, voor zover op grond van de ingebrachte stukken al kan worden aangenomen dat zij conform die offertes en plannen zijn uitgevoerd, dateren echter alle van 2012 en 2013. Daarmee maakt belanghebbende niet aannemelijk dat, en tot welke bedragen, (ook) in het onderhavige jaar sprake was van dergelijke projecten. Overigens, gezien het in de offertes gemaakte voorbehoud wat de financiering van die projecten betreft (zij zouden geen doorgang vinden als belanghebbende niet de benodigde sponsorgelden bijeen zou kunnen brengen), alsmede gelet op de specifieke doelgroepen van die projecten (met name autistische kinderen en ‘probleemjongeren’) en op het feit dat deelname voor de kinderen en jongeren kosteloos zou zijn, had de Raad wel willen aannemen dat belanghebbende in zoverre, bij dit deel van haar activiteiten, een algemeen maatschappelijk belang behartigt.
5.9.
De boete is opgelegd omdat belanghebbende niet tijdig aangifte heeft gedaan. De Raad acht de boete, zoals die door de Inspecteur is verminderd, passend en geboden.
5.10.
Uit hetgeen hiervoor is overwogen volgt dat het beroep ongegrond is en dat de aanslag en de boete moeten worden gehandhaafd.

6.Beslissing

De Raad verklaart het beroep ongegrond.
Aldus gedaan in raadkamer door mrs. M.T. Boerlage, voorzitter, E.F. Faase en A.F.M.Q. Beukers-van Dooren, leden, in tegenwoordigheid van de secretaris mr. B. Jussen en uitgesproken in het openbaar op 2 juni 2014.