Uitspraak
de Inspecteur.
Raad van Beroep voor Belastingzaken van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba
In deze zaak gaat het om de aftrekbaarheid van een managementvergoeding die een NV, gevestigd in Aruba, heeft betaald aan haar aandeelhouder in Nederland. De Raad van Beroep voor Belastingzaken heeft op 2 juni 2014 uitspraak gedaan in het geschil tussen de NV en de Inspecteur der Belastingen. De NV had een aanslag in de winstbelasting opgelegd gekregen voor het jaar 2005 en had bezwaar aangetekend tegen deze aanslag. De Inspecteur handhaafde de aanslag, waarna de NV in beroep ging.
De Raad oordeelde dat de NV niet aannemelijk had gemaakt dat de aandeelhouder de overeengekomen werkzaamheden daadwerkelijk had verricht. De werkzaamheden waren bovendien niet noodzakelijk, aangezien de directeur van de NV zelf deskundig was. De Raad concludeerde dat de betalingen aan de aandeelhouder niet aftrekbaar waren, omdat de NV niet had aangetoond dat er sprake was van een zakelijke vergoeding voor de geleverde diensten.
De Raad stelde vast dat de NV onvoldoende bewijs had geleverd voor de werkzaamheden die de aandeelhouder zou hebben verricht. De overgelegde stukken, waaronder een beëdigde verklaring en een urenregistratie, waren niet overtuigend genoeg om de zakelijkheid van de betalingen aan te tonen. De Raad oordeelde dat de Inspecteur terecht de aftrek van de managementvergoeding had geweigerd, en verklaarde het beroep van de NV ongegrond.