ECLI:NL:ORBBACM:2014:11

Raad van Beroep voor Belastingzaken van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba

Datum uitspraak
14 mei 2014
Publicatiedatum
1 augustus 2014
Zaaknummer
2012/54364, 54366, 54370
Instantie
Raad van Beroep voor Belastingzaken van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Aanslagen inkomstenbelasting en premie AVBZ; niet-ontvankelijkheid bezwaar en aftrekbaarheid alimentatie

In deze zaak heeft de Raad van Beroep voor Belastingzaken van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba op 14 mei 2014 uitspraak gedaan over de ontvankelijkheid van bezwaren van belanghebbende tegen aanslagen inkomstenbelasting en premie AVBZ voor de jaren 2005 en 2007. Belanghebbende had bezwaar gemaakt tegen een aanslag inkomstenbelasting voor het jaar 2005, maar dit bezwaar werd niet-ontvankelijk verklaard omdat het te laat was ingediend. De aanslag was bovendien naar een verkeerd adres verzonden, waardoor belanghebbende niet op de hoogte was van de aanslag. Voor het jaar 2007 was er echter geen bewijs dat de aanslagen correct waren verzonden, waardoor het bezwaar voor dat jaar ontvankelijk werd verklaard.

De Raad heeft vervolgens de aftrekbaarheid van bepaalde kosten en alimentatie in het geding gebracht. Belanghebbende had aanspraak gemaakt op aftrek van hypotheekrente en alimentatie, maar de Inspecteur had deze aftrekken beperkt. De Raad oordeelde dat de hypothecaire lening niet volledig was aangewend voor de eigen woning, waardoor slechts een evenredig deel van de hypotheekrente aftrekbaar was. Wat betreft de alimentatie, werd vastgesteld dat de afkoopsom van de alimentatie onder bepaalde voorwaarden aftrekbaar kon zijn, en dat in dit geval de belastingheffing bij de ontvanger van de alimentatie ook had plaatsgevonden.

De Raad heeft uiteindelijk het beroep voor 2005 niet-ontvankelijk verklaard, maar het beroep voor 2007 gegrond verklaard. De aanslag inkomstenbelasting over 2007 werd verminderd tot een belastbaar inkomen van nihil, en de aanslag premie AVBZ werd eveneens verminderd tot een premie-inkomen van nihil. Deze uitspraak benadrukt het belang van tijdige indiening van bezwaren en de voorwaarden voor aftrekbaarheid van kosten in het belastingrecht.

Uitspraak

Beschikking d.d. 14 mei 2014, nrs. 2012/54364, 54366, 54370
DE RAAD VAN BEROEP VOOR BELASTINGZAKEN
zitting houdende in Curaçao
inzake: [X] te Curaçao, belanghebbende,
gemachtigde mr. W.J. Meriaan,
tegen
de Inspecteur der Belastingen.

1.Het procesverloop

1.1
Aan belanghebbende is een aanslag inkomstenbelasting opgelegd voor het jaar 2005 met dagtekening 9 november 2007. Belanghebbende is op 31 december 2008 in bezwaar gekomen tegen de aanslag. Bij uitspraak van 3 april 2009 is het bezwaar wegens termijnoverschrijding niet-ontvankelijk verklaard en is de aanslag ambtshalve verminderd tot een naar een belastbaar inkomen van Naf. 132.817. Bij beschikking van 27 januari 2012 is het belastbaar inkomen nader vastgesteld op Naf. 133.035.
1.2
Aan belanghebbende zijn aanslagen inkomstenbelasting en premie AVBZ opgelegd voor het jaar 2007 met dagtekening 1 oktober 2010 naar een belastbaar c.q. premie-inkomen van Naf. 158.523. Belanghebbende is op 6 december 2010 in bezwaar gekomen tegen de aanslagen. Bij uitspraken van 27 januari 2012 zijn de bezwaren wegens termijnoverschrijding niet-ontvankelijk verklaard en is het belastbaar c.q. premie-inkomen ambtshalve vastgesteld op Naf. 158.524.
1.3
Belanghebbende is op 24 februari 2012 in beroep gekomen tegen deze drie uitspraken op bezwaar.
1.4
De Inspecteur heeft vertoogschriften ingediend.
1.5
Ter zitting van 29 oktober 2013 te Willemstad zijn verschenen, namens belanghebbende, zijn voornoemde gemachtigde, vergezeld van mr. S.G. Kenswill, alsmede namens de inspecteur mr. J.J. Ranis-Locadia. De voorzitter heeft de behandeling geschorst.
1.6
Belanghebbende heeft bij brief van 6 november 2013 nadere stukken ingestuurd. Een kopie daarvan is aan de Inspecteur verstrekt. De zaak is nogmaals behandeld ter zitting van 7 november 2013 te Willemstad waar alle hiervoor genoemde personen zijn verschenen, alsmede belanghebbende, vergezeld van mr. J.R. Kos.
1.7
De gemachtigde van belanghebbende heeft ter zitting van 7 november 2013 een pleitnota overgelegd en voorgelezen.

2.De tussen partijen vaststaande feiten

2.1
Het volgende is op grond van de schriftelijke stukken en hetgeen ter zitting is gezegd, komen vast te staan. Het is tussen partijen niet in geschil of door één van de partijen gesteld en door de andere partij niet of onvoldoende tegengesproken.
2.2.
Belanghebbende woonde tot 14 maart 2005 tezamen met zijn toenmalige echtgenote [Y] in een woning op het adres [a-straat] te Curaçao (woning 1) die hij had gekocht in 1998 voor Naf. 110.000. Op 21 januari 2005 heeft hij woning 1 verkocht voor Naf. 235.000. De levering vond plaats bij notariële akte van 21 maart 2005. De netto opbrengst na aftrek kosten was Naf. 228.387. Dat bedrag is geheel overgemaakt naar Orcobank.
2.3.
In elk geval vanaf 1998 was belanghebbende tevens eigenaar van een perceel grond met het adres [b-straat] te Curaçao. In of omstreeks 2004 heeft hij op dat perceel een woning laten bouwen (woning 2). Op 14 maart 2005 is hij naar dit adres verhuisd.
2.4.
Op of rond 29 april 1998 heeft Orcobank aan belanghebbende een hypothecaire lening verstrekt van Naf. 334.000. Ter zekerheid daarvan zijn eerste hypotheken gevestigd op de [kavel b] van woning 2 en op woning 1.
2.5.
Op of rond 15 juli 2004 heeft belanghebbende een nieuwe lening gesloten bij Orcobank van Naf. 422.000. Met dit bedrag is de onder 2.4. vermelde lening afgelost. Ter zekerheid van de nieuwe lening is wederom hypotheek verstrekt op de [kavel b] inclusief woning 2 (in aanbouw) voor een bedrag van Naf. 334.000 en op woning 1 tot een bedrag van Naf. 110.000. In de offerte voor deze nieuwe hypothecaire lening is onder meer vermeld dat de hoofdsom kan worden opgenomen “al naargelang de bouw vordert”. De akte is verleden op of rond 1 augustus 2004.
2.6.
Op 28 april 2005 heeft belanghebbende een ander perceel grond gekocht, [c-straat]. De koopprijs was Naf. 100.000,-.
2.7.
Belanghebbende was gehuwd buiten gemeenschap van goederen. In 2007 is belanghebbende gescheiden van zijn toenmalige echtgenote. In het echtscheidingsconvenant van 4 juni 2007 is onder meer het volgende bepaald:
“1. Partijen hebben gezamenlijk woonruimte voor de vrouw en de kinderen gezocht en gevonden. De vrouw en de kinderen zullen met ingang van een nader door partijen te bepalen datum, doch uiterlijk op 1 juli 2007, hun intrek nemen in de woning gelegen [d-straat], aan partijen genoegzaam bekend (hierna: de “Woning”). De Woning zal vóór laatstgenoemde datum door de man worden gekocht en direct, vrij van rechten en kosten, worden doorgeleverd aan de vrouw ter volledige en algehele voldoening van zijn plicht in het levensonderhoud van de vrouw te voorzien.
2. Voor de inrichting van de Woning, mag de vrouw om niet de volgende roerende goederen uit de echtelijke woning meenemen, welke roerende goederen haar in eigendom zullen gaan toebehoren:
 De wasmachine;
 Televisie (…);
 De volledige slaapkamerinventaris van de kinderen (…);
 De roerende goederen: keukentrap, strijkplank, bezems, microwave, serviesgoed (in goed onderling overleg), de zogenoemde stationary bike, twee electrische tosti makers en linnengoed;
 Laptop computer (Toshiba Sattelite) ten behoeve van de kinderen;
 Uit de speelkamer van de kinderen: de commode, 2 (twee) open kasten gekleurd blauw wit en rood alsmede bijpassende gordijnen.
Ten behoeve van de overige inrichting van de Woning zal de man een bedrag van Naf. 12.500,- (…) ter beschikking stellen aan de vrouw, waarbij aankopen ten behoeve van de inrichting zullen geschieden ten keuze van de vrouw.
(…)
6. De man zal met ingang van 1 mei 2007 voor een periode van 6 (zes) achtereenvolgende maanden aan het einde van iedere maand een bijdrage in het levensonderhoud van de vrouw betalen (..). Partijen stellen dit bedrag vast op Naf. 1.000,- per maand. (…)
8. De man verbindt zich ervoor zorg te dragen dat de auto van het merk Toyota (…) welke de vrouw thans gebruikt, vrij van alle rechten en kosten aan de vrouw wordt overgedragen onmiddellijk na ondertekening van deze overeenkomst. Deze overdracht zal geschieden om niet. (..)
9. De man zal de advocaatkosten van de vrouw, groot Naf. 2.730,- voor zijn rekening nemen.”
2.8.
Belanghebbende heeft de woning aan [d-straat] (woning 3) op 5 juni 2007 gekocht en geleverd gekregen voor Naf. 225.000 en onmiddellijk doorgeleverd aan de voormalige echtgenote. Aan de voormalige echtgenote is met dagtekening 22 oktober 2010 een (navorderings)aanslag over 2007 opgelegd naar een inkomen van Naf. 283.077. Het vastgestelde inkomen bestaat voor Naf. 272.500 aan afkoop alimentatie, 6 maandtermijnen van Naf. 1000 per maand plus Naf. 2.730 vergoeding advocaatkosten.
2.9.
Orcobank heeft aan belanghebbende in 2005 Naf. 35.833,35 rente in rekening gebracht op de hypothecaire lening, nr. 101278-137-04 en in 2007 Naf. 31.126.
2.10.
Belanghebbende heeft van zijn verhuizing in 2005 geen bericht gezonden naar de Belastingdienst. In het adressenbestand van de Belastingdienst was als adres van belanghebbende tot 21 mei 2008 vermeld het adres van woning 1. Naar aanleiding van de over 2007 ingediende aangifte is dat gewijzigd in het adres van woning 2.

3.Geschil

3.1.
In geschil is of de bezwaren terecht niet-ontvankelijk zijn verklaard.
3.2.
Indien vraag 3.1. ontkennend wordt beantwoord is in geschil welke bedragen belanghebbende in verband met de eigen woning (2005 en 2007) c.q. in verband met alimentatie en afkoop daarvan (2007) in aftrek kan brengen.
3.3.
Partijen hebben hun standpunten toegelicht in de stukken. Op de zittingen hebben zij daar, kort weergegeven, aan toegevoegd:
Belanghebbende: Met de opbrengst van [woning 1] is [woning 2] afgebouwd. Belanghebbende heeft geen adreswijziging naar de Belastingdienst gezonden. Hij ontdekte dat er een aanslag over 2005 was opgelegd doordat hij een dwangschrift ontving. Toen is belanghebbende eerst met de Inspecteur gaan praten; daarna is bezwaar gemaakt. Voor 2007 is geen aanslag ontvangen en ook geen uitspraak op bezwaar.
Belanghebbende heeft de kavel [c-straat] gekocht met eigen middelen.
De aftrek van de afkoop alimentatie berust op beleid van de Belastingdienst. De aanslagregelaar, […], heeft dat ook aangenomen.
De Inspecteur: De aanslag over 2005 is naar het verkeerde adres gezonden. In het algemeen sturen belastingplichtigen bij verhuizing een adreswijziging. Dat is hier niet gebeurd. Daardoor wisten we niet dat belanghebbende was verhuisd. Dat ontdekten we pas bij een onderzoek nadat de aanslag over 2005 was geretourneerd. Ik beschik niet over bewijs dat de aanslagen zijn verzonden. Belanghebbende had eerder bezwaar kunnen maken tegen de aanslagen. De gemachtigde wordt geacht de wettelijke termijnen te kennen. De aftrek persoonlijke lasten bij de aanslag over 2005 is een redelijke schatting.
Ik geloof niet dat belanghebbende de kavel [c-straat] heeft gekocht met eigen middelen, want uit zijn aangiftes is niet te achterhalen dat hij over eigen middelen beschikte. Ik stel dat de hypotheek mede is gebruikt voor de aankoop van die kavel.
Belanghebbende stelt dat er beleid is ter inspectie om aftrek toe te staan van afkoopsommen van alimentatie indien de ontvanger het bedrag heeft aangegeven. Dat beleid is mij niet bekend. Indien dat beleid bestond, is in dit geval de afkoopsom van Naf. 272.500 aftrekbaar.

4.De standpunten van partijen

4.1
Partijen doen hun standpunten steunen op de gronden welke daartoe door hen zijn aangevoerd in de van hen afkomstige stukken, alsmede op hetgeen zij ter zitting hebben bijgebracht.
Ontvankelijkheid:
4.2.
Belanghebbende stelt dat hij de onderhavige aanslagen nooit heeft ontvangen. Hij stelt dat ze hetzij onjuist zijn verzonden, hetzij nimmer zijn verstuurd. Volgens belanghebbende ontdekte hij het bestaan van de aanslag over 2005 doordat er invorderingsmaatregelen werden genomen, en kwam hij op de hoogte van het bestaan van de aanslagen over 2007 door een telefoongesprek met […] van de afdeling Inkomstenbelasting van de Inspectie, in verband met aan de ex-echtgenote op te leggen aanslagen voor dat jaar. Belanghebbende stelt ook de uitspraak van 3 april 2009 nooit te hebben ontvangen.
4.3.
De Inspecteur heeft gesteld zich te refereren aan het oordeel van de Raad.
De hoogte van de aanslagen
2005
4.4.
Belanghebbende claimt voor 2005 - uiteindelijk - aftrek van Naf. 26.557 rente en kosten hypotheek eigen woning en Naf. 943 premie risicoverzekering eigen woning (tezamen derhalve Naf. 27.500), Naf. 3.000 onderhoudskosten eigen woning en Naf. 5.000 overige rente. Het belastbaar inkomen moet volgens hem Naf. 119.134 zijn.
Bij de aanslagregeling is de post aftrekbare rente en kosten hypotheek gesteld op Naf. 18.416, de premie risicoverzekering eigen woning op nihil, de onderhoudskosten op Naf. 3.000 en de aftrek overige rente op Naf. 183. In beroep concludeert de Inspecteur (nader) dat de aftrek rente en kosten eigen woning beperkt moet blijven tot, kort gezegd, een evenredig deel van de betaalde hypothecaire rente (235.000/422.000 x 35.833) en dat de premie risicoverzekering dienovereenkomstig moet worden berekend. De Inspecteur stelt in beroep tevens dat de aftrek voor onderhoudskosten beperkt moet worden tot Naf. 70. Het belastbaar inkomen is bij de uitspraak op bezwaar vastgesteld op Naf. 132.817 en daarmee is de aanslag eerder te laag dan te hoog, aldus de Inspecteur.
2007
4.5.
Belanghebbende claimt voor 2007 aftrek van Naf. 27.500 rente en kosten hypotheek eigen woning, Naf. 281.230 alimentatie en afkoop alimentatie ex-echtgenote en Naf. 2.500 overige rente. Hij staat aldus een belastbaar inkomen van -/- Naf. 123.467 voor.
Bij de aanslagregeling is de post aftrekbare rente en kosten hypotheek gesteld op Naf. 20.432, de alimentatie ex-echtgenote op Naf. 8.730 en de aftrek overige rente op Naf. 78.

5.Beoordeling van het geschil

Ontvankelijkheid
5.1
Belanghebbende heeft gesteld dat hij de aanslagen nooit heeft ontvangen en dat hetzelfde geldt voor de uitspraak op het bezwaarschrift tegen de aanslag over 2005. Vaststaat dat de aanslag over 2005 onjuist was geadresseerd. De uitspraak op het bezwaar over 2005 is wel juist geadresseerd. Op de bij het beroepschrift overgelegde uitspraak staat een datumstempel 8 april 2010. Dat is de datumstempel die, zo verklaarde gemachtigde ter zitting, voor ontvangst op het kantoor van gemachtigde op het uitspraakformulier is gezet. Artikel 31 Algemene Landsverordening Landsbelastingen (ALL) bepaalt dat beroep kan worden ingesteld binnen twee maanden na de dagtekening van de uitspraak. Gemachtigde heeft op 26 juli 2010 verzocht om een nadere vermindering van de aanslag. Ook als die brief wordt aangemerkt als beroepschrift, is het beroep te laat ingediend. De stelling van gemachtigde dat het gebruikelijk is om eerst in overleg te treden met de Inspecteur, maakt die termijnoverschrijding niet verschoonbaar. Het gegeven dat ook na 26 juli 2010 nog overleg is gepleegd tussen belanghebbende en de Inspecteur en dat de aanslag op 27 januari 2012 ambtshalve nader is gewijzigd, leidt niet tot de aanvang van een nieuwe termijn voor het indienen van het beroepschrift. Met name heeft gemachtigde niet, zoals hij kennelijk stelt, de beschikking met de ambtshalve wijziging voor de uitspraak op bezwaar kunnen houden, nu hij die uitspraak op bezwaar (juist) al veel eerder had ontvangen en geacht moet worden te hebben begrepen dat het om een ambtshalve beschikking ging, waartegen geen beroep bij de Raad open stond. Het beroep over 2005 is daarom niet-ontvankelijk.
5.2
De Inspecteur heeft weliswaar gesteld dat de adressering van de aanslagen over 2007 juist was en dat de aanslagen naar dat adres zijn verzonden, doch heeft hiervan geen bewijs kunnen overleggen. De Raad heeft geen reden te twijfelen aan de juistheid van de gemotiveerde stelling van belanghebbende dat hij de aanslagen niet heeft ontvangen en pas van hun bestaan op de hoogte kwam toen hij telefonisch contact met de Inspecteur had opgenomen betreffende de aanslagen 2007 van zijn ex-echtgenote. Dat betekent dat de bezwaartermijnen pas zijn gaan lopen toen belanghebbende een afschrift ontving van de aanslagen of anderszins met de inhoud daarvan bekend werd. Het bezwaar over 2007 is daarom ontvankelijk, evenals het beroep voor dat jaar.
5.3
Indien de Inspecteur een bezwaar ten onrechte niet-ontvankelijk verklaart, zal de Raad de zaak in beginsel terugzenden naar de Inspecteur om opnieuw uitspraak te doen. De Raad ziet reden om daarvan af te wijken in dit geval nu de Inspecteur de aanslagen over 2007 wel ambtshalve heeft herzien en zij ter zitting ruimschoots is ingegaan op de bezwaren.
Aftrekbare rente en kosten
5.4
De bewijslast dat aan de voorwaarden voor aftrek is voldaan, rust op belanghebbende.
5.5
Niet in geschil is dat woning 1 en de kavel van woning 2 in 1998 waren gefinancierd met de hypothecaire geldlening van Orcobank van Naf. 334.000, dat woning 1 bij verkoop netto Naf. 228.387 heeft opgebracht en dat de gehele koopsom door de notaris is overgeboekt naar Orcobank. Belanghebbende heeft gesteld dat de bank heeft goedgekeurd dat hij dit laatstgenoemde bedrag gebruikte voor de verdere (af)bouw van woning 2. Aldus stelt belanghebbende dat de gehele hypothecaire lening ad (aanvankelijk Naf 334.000 en inmiddels) Naf 422.00 bleef bestaan en dat deze in haar geheel ging zien op woning 2. De Raad verstaat belanghebbendes stelling aldus, dat de verstrekte hypotheek op woning 1 is doorgehaald (hetgeen in de rede ligt nu woning 1 aan een derde is verkocht) zonder dat een daarmee verband houdend gedeelte van de (nieuwe) lening behoefde te worden afgelost. Belanghebbende heeft van deze stellingname echter geen bewijsstukken bijgebracht.
5.6
Vaststaat voorts, dat in 2004 de hypothecaire geldlening van Orcobank 2004 is verhoogd tot Naf. 422.000. Het geschil spitst zich toe op de vraag of dit verhoogde bedrag per saldo geheel betrekking heeft op (de bouw van) woning 2 of tevens op de aankoop van kavel [c-straat] op 28 april 2005. Belanghebbende heeft weliswaar gesteld dat de aankoop van kavel [c-straat] uit eigen vermogen is gefinancierd, maar hij heeft daar geen bewijs voor bijgebracht. Belanghebbende heeft ook geen bewijs overgelegd van de hoogte van de bouwkosten van woning 2 noch van de wijze waarop die kosten zijn betaald. Bovendien zou, zo de verkoopopbrengst van woning 1 met goedkeuring van Orcobank geheel werd aangewend voor de bouw van woning 2, reeds ruim Naf. 220.000 voor die bouw beschikbaar zijn geweest. Nu overigens ieder (sluitend) bewijs voor het tegendeel ontbreekt (de door belanghebbende overgelegde documenten zijn incompleet en/of qua status of strekking onduidelijk en/of inconsistent met andere documenten), acht de Raad niet aannemelijk geworden dat de gehele lening ad Naf. 422.000 voor (de bouw van) woning 2 is aangewend. De Raad zal er daarom vanuit gaan dat ook de aankoop van kavel [c-straat] is gefinancierd uit het hypothecaire krediet van Naf. 422.0000. Dat betekent dat de rentekosten voor een gedeelte groot 100.000/422.000 of 0,24ste deel niet zijn aan te merken als eigenwoningrente. In 2007 is dan als eigenwoningrente aftrekbaar 0,76 x Naf. 31.126 is Naf. 23.656.
5.7
Artikel 16, eerste lid, onderdeel h, Landsverordening op de inkomstenbelasting 1943 (LIB) maximeert de aftrek ter zake van de eigen woning van rente en kosten van geldlening, alsmede van premies voor een aan die lening verbonden met de looptijd dalende overlijdensrisicoverzekering, op Naf. 27.500 per jaar.
5.8
De Inspecteur heeft nog gesteld dat belanghebbende in 2007 een extra hypothecaire lening heeft afgesloten van Naf. 375.000. Uit de daaromtrent overgelegde akte blijkt echter niet dat en tot welk bedrag belanghebbende die lening ook feitelijk heeft opgenomen. Zo daarvan al sprake was, is aannemelijk dat belanghebbende dat geld in elk geval grotendeels heeft gebruikt voor de financiering van de afkoop en de alimentatie van de ex-echtgenote. In elk geval is niet aannemelijk geworden dat die extra lening enige invloed heeft gehad op de hoogte van de lening die is aangegaan voor de aankoop en bouw van woning 2.
5.9
Artikel 16, eerste lid, letter c, LIB, bepaalt dat persoonlijke lasten onder meer zijn: de niet als kosten tot verwerving, inning, en behoud der opbrengst en op de opbrengst rustende lasten aan te merken renten van schulden en kosten van geldleningen tot een bedrag van Naf. 2.500. Lid 5, onderdeel 1, van dat artikel verdubbelt dat bedrag voor gehuwden. Nu, zoals de Raad heeft geoordeeld, 0,24ste deel van de op de hypothecaire geldlening betrekking hebbende rente niet is aan te merken als eigenwoningrente, is dat deel aftrekbaar op basis van dit artikel. De aftrekbare rente wordt dan voor 2007 (0,24 x Naf. 31.126 =) Naf. 7.470. Dat komt hoger uit dan het maximum van Naf. 2.500 zodat dat bedrag aftrekbaar is, conform de berekening van belanghebbende.
Alimentatie
5.1
Tussen partijen is niet in geschil dat belanghebbende in 2007 aan de voormalige echtgenote heeft betaald: zes maal een bedrag van Naf. 1.000 ( blijkbaar in de maanden mei tot en met november 2007) als alimentatie, een bedrag ad Naf. 2.730 als vergoeding van advocaatkosten plus een bedrag van in totaal Naf. 272.500 als afkoopsom van de door belanghebbende in de toekomst verschuldigde partneralimentatie. De Inspecteur heeft aftrek geaccepteerd van Naf. 8.730. Belanghebbende wenst ook de afkoopsom ad Naf. 272.500 als persoonlijke last in de zin van artikel 16, lid 1, onderdeel a, LIB ten laste van zijn inkomen te brengen.
5.11
Drie artikelen in de LIB zijn relevant voor de beslechting van de vraag of de afkoopsom van partneralimentatie in mindering op het inkomen kan worden gebracht.
Artikel 16, lid 1, onderdeel a, LIB luidt:
"Persoonlijke lasten zijn:
a. lijfrenten en andere periodieke uitkeringen en verstrekkingen als bedoeld in artikel 7, met dien verstande dat:
1°. indien zij de tegenwaarde van een prestatie vormen zij slechts aftrekbaar zijn voor zover zij, tezamen met de ter zake van de desbetreffende verplichting reeds betaalde uitkeringen, de waarde van de prestatie te boven gaan;
2°. in de niet onder 1° bedoelde gevallen geen aftrek is toegestaan ter zake van uitgaven gedaan aan bloed- en aanverwanten in de rechte lijn of in de tweede graad van de zijlijn; (…)".
Artikel 7, lid 1, LIB, waarnaar wordt verwezen in het aangehaalde artikel 16, lid 1, onderdeel a, LIB, bepaalt:
“De opbrengst van rechten op periodieke uitkeringen omvat onderstanden, lijfrenten, alsmede de verschuldigde verstrekkingen van levensonderhoud, huisvesting of andere zaken, in het algemeen, alle verschuldigde uitkeringen en verstrekkingen, niet aan een ambt of dienstbetrekking verbonden, die bij overlijden van de gerechtigde of van een derde eindigen."
De vraag of de afkoopsom van alimentatie tot het inkomen van de genieter behoort, wordt beantwoord in artikel 11, lid 1, onderdeel a, LIB, dat luidt:
"Tot de bestanddelen van het in het vierde lid van artikel 3 omschreven inkomen behoren mede:
1°. Afkoopsommen, schadeloosstellingen en tegemoetkomingen welke toegekend zijn:
a. ter vervanging van gederfde of te derven beloningen, al dan niet ingegane periodieke uitkeringen en andere opbrengsten of inkomsten (…)."
5.12
Periodiek verschuldigde en betaalde partneralimentatie is op grond van het aangehaalde artikel 16, lid 1, onderdeel a, LIB aftrekbaar als persoonlijke last, als deze kan worden aangemerkt als de opbrengst van rechten op periodieke uitkeringen in de zin van artikel 7, lid 1, LIB. De eerste vraag die moet worden beantwoord is, of een afkoopsom van alimentatie, op zichzelf bezien, ook aftrekbaar is. Zoals de Raad in zijn uitspraak van 15 augustus 2012, nr. 2009/51633 (gepubliceerd op rechtspraak.nl onder nummer ECLI:NL:ORBBNAA:2012:BY4288) heeft geoordeeld, is dat niet het geval.
5.13
Belanghebbende heeft zich beroepen op (niet gepubliceerd) beleid van de Belastingdienst om aftrek bij afkoop van alimentatie wel toe te staan als de uitkeringen bij de ontvanger belast zijn. De Inspecteur heeft het bestaan van een dergelijk beleid ontkend.
De Raad heeft in zijn onder 5.12. vermelde uitspraak onder meer overwogen (r.o. 5.8):
“De Raad houdt het (…) wel voor aannemelijk dat sprake was van (niet-gepubliceerd) beleid om afkoopsommen voor alimentatie in mindering op het inkomen van de betaler te doen brengen als over deze afkoopsom bij de ontvanger feitelijk belasting was geheven, maar aan deze voorwaarde is in casu niet voldaan.”
5.14
De Raad is in 2012 tot dat oordeel gekomen na het horen van 4 getuigen-deskundigen, allen destijds (in 2003) werkzaam ter Inspectie als ambtenaar. Belanghebbende heeft op dit beleid een beroep gedaan. De Raad heeft geen reden om aan te nemen dat dit beleid tussen 2003 en 2007 is gewijzigd. Het had immers op de weg van de Belastingdienst gelegen om, na de publicatie van voornoemde uitspraak van de Raad, een (iedere) eventuele wijziging van het door de Raad geconstateerde beleid, die in de periode sinds 2003 zou hebben plaatsgevonden (evenals het geval zou moeten zijn bij intrekking van dit beleid voor de toekomst), naar buiten, voor belastingplichtigen kenbaar te maken. Dat is niet gebeurd. In belanghebbendes geval is over de betaalde afkoopsom bij de ontvanger, de voormalige echtgenote, (anders dan in de casus die aan de orde was in de voornoemde uitspraak van de Raad) wèl feitelijk belasting geheven. Belanghebbende heeft dan recht op gelijke behandeling als de andere gevallen waarin dat beleid, naar de Raad aannemelijk heeft geacht, wordt toegepast.
5.15.
Al het vorenoverwogene leidt tot de conclusie dat het belastbare inkomen over 2007 als volgt moet worden verminderd:
Loon
Naf.
212.105
Kosten
-500
AOV
-2.861
Onderhoud e.w.
-2.559
Rente/kosten hypotheek
-23.656
Premie brandverzekering
-2.194
Rente persoonlijke leningen
-2.5
Ziektekosten
-16.228
Alimentatie
-281.23
Belastbaar inkomen
Naf.
-119.623
5.16.
Het voorgaande betekent ook dat het premie-inkomen AVBZ wordt vastgesteld op nihil (het zuiver inkomen plus de afgetrokken premies AOV).
6. Beslissing
De Raad:
- verklaart het beroep voor 2005 niet ontvankelijk;
- verklaart het beroep voor 2007 gegrond;
- vernietigt de uitspraak op bezwaar voor 2007;
- vermindert de aanslag inkomstenbelasting over het jaar 2007 tot een naar een belastbaar inkomen van nihil;
- vermindert de aanslag premie AVB tot een naar een premie-inkomen van nihil.
Aldus gedaan in raadkamer door mrs. M.T. Boerlage, voorzitter, E.F. Faase en A. Beukers-van Dooren in tegenwoordigheid van de secretaris mr. N. Martines en uitgesproken in het openbaar op 14 mei 2014.