In deze zaak gaat het om het hoger beroep van een ambtenaar die is ontslagen uit de overtolligheidspool. De Raad voor de Rechtspraak heeft op 10 april 2024 uitspraak gedaan in het hoger beroep van de appellant, die in februari 1990 als ambtenaar in overheidsdienst was benoemd. Laatstelijk was hij werkzaam als hoofdingenieur. In januari 2006 werd hij als non-actieve ambtenaar opgenomen in de overtolligheidspool. De appellant heeft niet meegewerkt aan een re-integratietraject en heeft zich onttrokken aan zijn verplichtingen, wat leidde tot zijn ontslag. De Raad oordeelt dat de gouverneur terecht heeft geconcludeerd dat de appellant ongeschikt is als ambtenaar, omdat hij niet de eigenschappen, mentaliteit of instelling heeft die van een ambtenaar verwacht mogen worden. De Raad bevestigt de uitspraak van het Gerecht in Ambtenarenzaken van Aruba, dat het bezwaar van de appellant tegen het ontslag ongegrond heeft verklaard. De Raad benadrukt dat ontslag op grond van willekeurige verbreking van het dienstverband met grote terughoudendheid moet worden toegepast, maar in dit geval is er voldoende bewijs dat de appellant zich heeft onttrokken aan zijn verplichtingen. De Raad bevestigt het ontslag op grond van ongeschiktheid, waardoor de primaire ontslaggrond niet verder hoeft te worden besproken.