In deze zaak heeft appellante hoger beroep ingesteld tegen een uitspraak van het Gerecht in Ambtenarenzaken van Curaçao, waarin haar bezwaar tegen de weigering van de regering om een proceskostenvergoeding te betalen, ongegrond werd verklaard. De uitspraak van het Gerecht dateert van 18 augustus 2021 en betreft de proceskostenvergoeding van NAf 350,- die aan appellante was toegekend in een eerdere uitspraak van 2 maart 2020. Appellante heeft in hoger beroep aangevoerd dat zij kosten heeft moeten maken om de proceskostenvergoeding te ontvangen, en dat zij deze kosten vergoed wil hebben.
De Raad van Beroep in Ambtenarenzaken heeft de zaak op 31 januari 2023 behandeld. De Raad overweegt dat de proceskostenvergoeding op 31 juli 2021 aan appellante is uitbetaald, en dat er derhalve geen procesbelang meer is voor het hoger beroep. De Raad stelt vast dat de gestelde schade, die appellante heeft geleden door kosten te maken voor het verkrijgen van de proceskostenvergoeding, niet voortkomt uit bestuurlijke besluitvorming. Hierdoor is het hoger beroep niet-ontvankelijk verklaard.
Daarnaast heeft de Raad overwogen dat de door appellante ingeroepen rechtspraak niet van toepassing is op haar situatie, aangezien de procedure niet gaat over het niet nakomen van een veroordeling die niet op geld luidt. De Raad bevestigt de aangevallen uitspraak en wijst het verzoek om schadevergoeding af, omdat er geen aanleiding is voor een proceskostenveroordeling.