ECLI:NL:ORBAACM:2023:7

Raad van Beroep in Ambtenarenzaken van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba

Datum uitspraak
15 februari 2023
Publicatiedatum
20 februari 2023
Zaaknummer
CUR2021H00254
Instantie
Raad van Beroep in Ambtenarenzaken van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van hoger beroep inzake proceskostenveroordeling in ambtenarenrechtelijke zaak

In deze zaak heeft appellante hoger beroep ingesteld tegen een uitspraak van het Gerecht in Ambtenarenzaken van Curaçao, waarin haar bezwaar tegen de weigering van de regering om een proceskostenvergoeding te betalen, ongegrond werd verklaard. De uitspraak van het Gerecht dateert van 18 augustus 2021 en betreft de proceskostenvergoeding van NAf 350,- die aan appellante was toegekend in een eerdere uitspraak van 2 maart 2020. Appellante heeft in hoger beroep aangevoerd dat zij kosten heeft moeten maken om de proceskostenvergoeding te ontvangen, en dat zij deze kosten vergoed wil hebben.

De Raad van Beroep in Ambtenarenzaken heeft de zaak op 31 januari 2023 behandeld. De Raad overweegt dat de proceskostenvergoeding op 31 juli 2021 aan appellante is uitbetaald, en dat er derhalve geen procesbelang meer is voor het hoger beroep. De Raad stelt vast dat de gestelde schade, die appellante heeft geleden door kosten te maken voor het verkrijgen van de proceskostenvergoeding, niet voortkomt uit bestuurlijke besluitvorming. Hierdoor is het hoger beroep niet-ontvankelijk verklaard.

Daarnaast heeft de Raad overwogen dat de door appellante ingeroepen rechtspraak niet van toepassing is op haar situatie, aangezien de procedure niet gaat over het niet nakomen van een veroordeling die niet op geld luidt. De Raad bevestigt de aangevallen uitspraak en wijst het verzoek om schadevergoeding af, omdat er geen aanleiding is voor een proceskostenveroordeling.

Uitspraak

RAAD VAN BEROEP

IN AMBTENARENZAKEN
CURAÇAO
Uitspraak op het hoger beroep van:

[appellante],

appellante,
gemachtigde: P.W. Rompel
tegen de uitspraak van het Gerecht in Ambtenarenzaken van Curaçao (Gerecht) van
18 augustus 2021, CUR202101170 (aangevallen uitspraak), in het geding tussen:
appellante,
en

de Regering van Curaçao,

geïntimeerde (hierna: de regering),
gemachtigde: mr. J.G. Ricardo
Procesverloop
Appellante heeft hoger beroep ingesteld tegen de aangevallen uitspraak.
Appellante heeft nadere stukken ingediend.
De Raad heeft de zaak ter zitting behandeld op 31 januari 2023. Appellante en de regering werden vertegenwoordigd door hun gemachtigden.

Overwegingen

1. De Raad gaat uit van de volgende in dit geding van belang zijnde feiten en omstandigheden.
1.1.
Bij verzoekschrift van 14 augustus 2017 heeft appellante de minister van Bestuur, Planning en Dienstverlening (de minister) verzocht haar met terugwerkende kracht tot 1 december 2008 te benoemen in de functie van senior beleidsmedewerker in schaal 13 (het verzoek).
1.2.
Op 10 augustus 2018 heeft appellante bij het Gerecht bezwaar gemaakt tegen de weigering op het verzoek te beslissen. Bij uitspraak van 2 maart 2020 heeft het Gerecht het bezwaar gegrond verklaard en de regering opgedragen binnen twee maanden op het verzoek te beslissen. Ook heeft het Gerecht de regering veroordeeld tot een proceskostenvergoeding van NA
f350,-.
1.3.
Bij brief van 31 maart 2020 heeft appellante de minister verzocht om de proceskostenvergoeding van NA
f350,- aan haar te betalen.
1.4.
Op 11 mei 2021 heeft appellante bij het Gerecht bezwaar gemaakt tegen de weigering op de brief van 31 maart 2020 te beslissen, dan wel tegen de weigering de proceskostenvergoeding te betalen.
2. Het Gerecht heeft in de aangevallen uitspraak overwogen dat het bezwaar niet gaat over een weigering tot het nemen van een beschikking of het verrichten van een handeling als bedoeld in artikel 41, tweede lid, van de RAr. Gelet op de strekking van het verzoek is het doel van appellante dat de regering de proceskostenveroordeling nakomt. Voor zover appellante gelet hierop nakoming van de uitspraak als bedoeld in artikel 96, eerste lid, van de RAr beoogt, biedt de RAr daar geen grondslag voor. Het Gerecht heeft het bezwaar ongegrond verklaard en de verzochte schadevergoedingen afgewezen.
3. Appellante voert in hoger beroep aan dat de proceskostenvergoeding inmiddels is betaald, maar dat zij hier kosten voor heeft moeten maken. Die kosten wenst zij ook vergoed te hebben.
4. De Raad komt tot de volgende beoordeling.
4.1.
Vaststaat dat de proceskostenvergoeding van NAf 350,- op 31 juli 2021, en dus vóór de datum van de aangevallen uitspraak en het instellen van het hoger beroep, aan appellante is uitbetaald. In zoverre is het procesbelang aan het beoordelen van het hoger beroep komen te vervallen. Zoals de Raad echter vaker heeft overwogen (zie bijvoorbeeld de uitspraak van 9 maart 2022, ECLI:NL:ORBAACM:2022:52) kan volgens vaste rechtspraak de omstandigheid dat schade is geleden als gevolg van de bestuurlijke besluitvorming tot het oordeel leiden dat sprake is van een actueel procesbelang. Daarvoor is vereist dat de stelling dat schade is geleden als gevolg van de bestuurlijke besluitvorming niet op voorhand onaannemelijk is. Appellante stelt dat zij schade heeft geleden omdat zij kosten heeft moeten maken voor het uitbetaald krijgen van de proceskosten. Dit is evenwel geen schade als gevolg van bestuurlijke besluitvorming. Alleen al om die reden kan de gestelde schade niet tot het oordeel leiden dat er sprake is van een actueel procesbelang. Het hoger beroep is daarom niet-ontvankelijk.
4.2.
Voor zover appellante met een beroep op de uitspraak van de Raad van 4 mei 2022, ECLI:NL:ORBAACM:2022:35, verzoekt om een schadevergoeding omdat niet binnen een redelijke termijn gevolg is gegeven aan de proceskostenveroordeling zoals in de uitspraak van 2 maart 2020 is opgedragen, overweegt de Raad het volgende. Die uitspraak van de Raad ziet op gevallen waarin met toepassing van artikel 96 van de (Arubaanse) Landsverordening bezwaar is gemaakt tegen het geen gevolg geven aan een veroordeling voor zover zij niet op geld luidt. Een dergelijke procedure ligt hier niet voor.
4.3.
Wat appellante overigens in hoger beroep heeft aangevoerd kan niet leiden tot vernietiging van de aangevallen uitspraak.
4.4.
De slotsom is dat het hoger beroep niet slaagt, zodat de aangevallen uitspraak moet worden bevestigd.
5. Voor het toekennen van een schadevergoeding of een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De Raad:
  • bevestigtde aangevallen uitspraak;
  • wijsthet verzoek om veroordeling tot vergoeding van schade
    af.
Aldus gegeven door mr. W.H. Bel, voorzitter, en drs. P.J. Thijssen en mr. M.A. Evertsz, leden, uitgesproken in het openbaar op 15 februari 2023 in tegenwoordigheid van de griffier.