ECLI:NL:ORBAACM:2023:45

Raad van Beroep in Ambtenarenzaken van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba

Datum uitspraak
28 juni 2023
Publicatiedatum
5 juli 2023
Zaaknummer
AUA2020H00114
Instantie
Raad van Beroep in Ambtenarenzaken van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • H.A.A.G. Vermeulen
  • J. Sybesma
  • P.J. Thijssen
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake bevordering ambtenaar met betrekking tot schaal 6 en schaal 7

In deze zaak gaat het om een hoger beroep van de Gouverneur van Aruba tegen een uitspraak van het Gerecht in Ambtenarenzaken van Aruba. De zaak betreft een verzoek om bevordering van de geïntimeerde, die sinds 1997 in ambtelijke dienst is. Het verzoek om bevordering naar schaal 6 werd in 2010 ingediend, maar er volgde geen beslissing. In 2017 werd het verzoek herhaald, maar ook dit werd afgewezen. De Raad van Beroep in Ambtenarenzaken oordeelt dat de afwijzing van het bevorderingsverzoek niet kan standhouden, omdat de geïntimeerde aan de voorwaarden voldeed voor bevordering naar schaal 6 per 1 januari 2014. De Raad vernietigt de eerdere uitspraak en geeft de Gouverneur de opdracht om binnen twee maanden een nieuwe beslissing te nemen over de bevordering naar schaal 6. De afwijzing van de bevordering naar schaal 7 blijft echter in stand, omdat de ingangsdatum na het herhaalde verzoek ligt. De Raad veroordeelt de Gouverneur in de proceskosten van de geïntimeerde tot een bedrag van Afl. 1.400,00.

Uitspraak

Uitspraakdatum: 28 juni 2023
Zaaknummer: AUA2020H00114

RAAD VAN BEROEP

IN AMBTENARENZAKEN
VAN ARUBA
Uitspraak op het hoger beroep van:
DE GOUVERNEUR VAN ARUBA,
appellant,
gemachtigden: mrs. V.M. Emerencia en J.J.S. Poeran, werkzaam bij de Directie Wetgeving en Juridische Zaken,
tegen de uitspraak van het Gerecht in Ambtenarenzaken van Aruba (Gerecht) van 6 juli 2020, GAZA nr. AUA201802869 (aangevallen uitspraak), in het geding tussen:
[Geïntimeerde],
wonend in Aruba,
geïntimeerde,
gemachtigde: mr. L.A. Hernandis,
en
appellant.

Procesverloop

Bij beslissing van 3 augustus 2018 (Beslissing) heeft appellant een verzoek van geïntimeerde om bevorderingen afgewezen.
Geïntimeerde heeft tegen de Beslissing bezwaar gemaakt.
Bij de aangevallen uitspraak heeft het Gerecht dat bezwaar gegrond verklaard. Het heeft de Beslissing vernietigd en bepaald dat appellant binnen drie maanden na de uitspraak met inachtneming van hetgeen daarin is overwogen een nieuwe beslissing neemt op het verzoek van geïntimeerde.
Appellant heeft tegen de aangevallen uitspraak hoger beroep ingesteld.
Geïntimeerde heeft een contramemorie ingediend.
De Raad heeft de zaak ter zitting behandeld op 7 juni 2023, waar appellant zich heeft doen vertegenwoordigen door zijn gemachtigden en waar geïntimeerde in persoon is verschenen met bijstand van zijn gemachtigde.

Overwegingen

1. De Raad gaat uit van de volgende hier van belang zijnde feiten en omstandigheden.
1.1.
Geïntimeerde is sedert 1997 in ambtelijke dienst van het Land. Met ingang van 1 januari 2007 is hij bij de Directie Economische Zaken, Handel en Industrie bevorderd naar de rang van hoofdklerk, schaal 5. Hij is bij landsbesluit van 17 mei 2011 overgeplaatst naar de Directie Arbeid en Onderzoek van het Ministerie van Toerisme, met behoud van rechtspositie.
1.2.
Op 16 november 2010 heeft geïntimeerde - naar eigen zeggen - het verzoek gedaan om bevordering naar de rang van adjunct-commies, schaal 6, met ingang van 1 november 2010. Per 1 januari 2011 is hij overgeplaatst naar de Directie Scheepvaart Aruba (DSA) waar hij met ingang van 1 januari 2012 is geplaatst in de functie van Hoofd Facilitaire Zaken. Aan deze functie was maximaal schaal 8 verbonden.
1.3.
Met ingang van eveneens 1 januari 2012 is geïntimeerde ter beschikking gesteld van het Bureau van de Minister van Toerisme, met behoud van rechtspositie. Aan de met een jaar verlengde terbeschikkingstelling is op 31 december 2013 een einde gekomen. Geïntimeerde is daarna niet teruggekeerd naar de DSA.
1.4.
Met ingang van 7 juni 2014 is geïntimeerde als sociaal begeleider van zijn zieke vrouw in Nederland geweest, tot 7 mei 2016. Inmiddels was hij overgeplaatst naar de Dienst Brandweer in de functie van Hoofd Bedrijfsvoering, aan welke functie maximaal schaal 10 was verbonden.
1.5.
Op 12 januari 2017 heeft geïntimeerde, die op zijn beweerdelijke verzoek van 16 november 2010 nooit een reactie had ontvangen, het verzoek gedaan om bevordering naar de rang van adjunct-commies, schaal 6, met ingang van 1 januari 2011 en naar de rang van adjunct-commies 1ste klasse, schaal 7, met ingang van 1 januari 2016. Dit voorstel is ondersteund door de Commandant Dienst Brandweer.
1.6.
Het Departamento Recurso Humano (DRH) heeft het advies gegeven het verzoek om bevordering af te wijzen. Er was niet voldaan aan het anciënniteitsvereiste voor bevordering naar schaal 6. Naar de opvatting van het DRH begint de berekening daarvan bij een plaatsing in een hoger gewaardeerde functie opnieuw. Voor bevordering naar schaal 7 komt geïntimeerde niet in aanmerking omdat hij niet voldoet aan het vereiste HBO-opleidingsniveau.
1.7.
Bij de Beslissing is overeenkomstig het DRH-advies het verzoek om bevordering afgewezen.
1.8.
Geïntimeerde heeft bezwaar gemaakt tegen de Beslissing.
2. Bij de aangevallen uitspraak heeft het Gerecht het bezwaar gegrond verklaard. Het Gerecht heeft gesteld dat het appellant niet kan volgen in zijn opvatting dat de dienstanciënniteit telkens opnieuw begint te lopen op het moment dat de ambtenaar in een nieuwe (carrière)functie wordt geplaatst. Omdat verder is voldaan aan de bevorderingsvereisten kan geïntimeerde naar de rang van adjunct-commies, schaal 6, bevorderd worden met ingang van 1 januari 2011. Met betrekking tot de daarop volgende bevordering naar de rang van adjunct-commies 1ste klasse, schaal 7, heeft het Gerecht overwogen dat die bevordering, uitgaande van de bevordering naar schaal 6, in beginsel kan plaatsvinden met ingang van 1 januari 2015 omdat geïntimeerde dan voldaan heeft aan de anciënniteitseis van vier jaar. Omdat de Commandant Dienst Brandweer het voorstel heeft gedaan om geïntimeerde per 1 januari 2016 te bevorderen, volgt dat geïntimeerde vanaf die datum voor de vervulling van de functie op het niveau van schaal 7 geschikt en bekwaam dient te worden geacht.
3. Appellant heeft in hoger beroep, samenvattend, naar voren gebracht dat geïntimeerde niet aan alle cumulatieve bevorderingseisen voldeed om met ingang van 1 januari 2011 te worden bevorderd naar de rang van adjunct-commies, schaal 6. Tevens voldeed hij naar de opvatting van appellant niet aan alle cumulatieve eisen om met ingang van 1 januari 2016 bevorderd te worden naar de rang van adjunct-commies 1ste klasse, schaal 7.
4. Geïntimeerde heeft bevestiging van de aangevallen uitspraak bepleit met veroordeling van appellant in de proceskosten.
5. De Raad overweegt als volgt.
5.1.
Op zijn (beweerdelijke) verzoek van 16 november 2010 om bevordering naar schaal 6 met ingang van 1 november 2010 heeft geïntimeerde gedurende vele jaren geen beslissing gekregen. Op 12 januari 2017 heeft hij (opnieuw) het verzoek gedaan om bevordering naar schaal 6 alsmede om bevordering naar schaal 7. Bij de Beslissing van 3 augustus 2018 is onder verwijzing naar (slechts) het laatste verzoek het bevorderingsverzoek afgewezen.
5.2.
In de periode van 2010 tot 2017 / 2018 zijn er meerdere momenten geweest - bij voorbeeld bij overplaatsingen en bij terbeschikkingstellingen van het Bureau van de Minister van Toerisme ‘met behoud van rechtspositie’- waarop in de ogen van geïntimeerde sprake had behoren te zijn (geweest) van een bevordering naar schaal 6 en - later - schaal 7.
5.3.
In strikte zin is de afwijzende Beslissing de eerste voor bezwaar vatbare beslissing betreffende de door geïntimeerde gewenste bevordering(en). Voor de rechterlijke toetsing van die afwijzing moet deze naar het oordeel van de Raad in de bijzondere omstandigheden van het geval echter op één lijn worden gesteld met een weigering terug te komen van die eerdere weigeringen. Geïntimeerde was op de door hem gewenste bevorderingsmomenten immers op de hoogte van zijn bezoldigingspositie en hij had kort nadien - en in ieder geval jaren eerder dan hij heeft gedaan - zijn bevorderingsverzoek formeel (opnieuw) bij appellant aan de orde kunnen stellen en tegen het uitblijven van een positieve beslissing een rechtsmiddel daartegen kunnen aanwenden. Hij heeft echter tot 2017 /2018 in de situatie berust.
5.4.
Het op 12 januari 2017 gedane verzoek om bevordering naar schaal 6 met ingang van 1 januari 2011 en tot bevordering naar schaal 7 met ingang van 1 januari 2016 dient dus op één lijn te worden gesteld met een verzoek om terug te komen van eerder genomen (in rechte vaststaande) beslissingen over die bevorderingen. De afwijzing heeft daarmee het karakter van een weigering terug te komen van de in rechte onaantastbaar geworden beslissingen betreffende de verzochte bevordering per 2010 / 2011 en per 2016.
5.5.
In lijn met het vorenstaande had het Gerecht zich, zoals is overwogen in bijvoorbeeld de uitspraak van de Raad van 24 februari 2021 (ECLI:NL:ORBAACM:2021:9), in dit geval dienen te beperken tot de vraag of aan het verzoek om bevordering per 2010 / 2011 en per 2016 nieuw gebleken feiten of gewijzigde omstandigheden ten grondslag hebben gelegen. Nu zodanige nova - ten opzichte van de situatie waarin geïntimeerde heeft berust - niet naar voren zijn gekomen, had het Gerecht tot het oordeel moeten komen dat het bezwaar van geïntimeerde niet kan slagen.
5.6.
De bevordering van een ambtenaar, zoals geïntimeerde, moet als vaststelling van een duuraanspraak moet worden aangemerkt. Volgens vaste rechtspraak (zie de uitspraak van de Raad van 21 juni 2007 (ECLI:NL:ORBANAA:2007:BK0634) en van de Centrale Raad van Beroep van 16 juli 2015 (ECLI:NL:CRVB:2015:2375) is het dan aangewezen bij de toetsing een onderscheid te maken tussen het verleden en de toekomst. Het betreft dan een zeer beperkte toetsing, respectievelijk een (nagenoeg) volle toetsing.
5.7.
Wat betreft het verzoek om een bevordering naar schaal 6 met terugwerkende kracht tot 2010 / 2011 en naar schaal 7 met terugwerkende kracht tot 2016 is, zoals onder 5.5 is overwogen, niet gebleken van nieuwe feiten of veranderde omstandigheden die appellant ertoe hadden moeten brengen tot een dergelijke bevordering over te gaan.
5.8.
Wat betreft de bevordering naar schaal 6, uitgaande van een eerste daartoe gedaan verzoek van 12 januari 2017, geldt het volgende. Als het door appellant gehanteerde zogenoemde drie-jaren-beleid in aanmerking wordt genomen, is het eerste moment waarop geïntimeerde in aanmerking kan komen voor bevordering naar schaal 6, 12 januari 2014. Op die datum voldeed geïntimeerde aan de anciënniteitseis. Uit de ondersteuning van het bevorderingsverzoek door de Commandant Dienst Brandweer kan worden opgemaakt dat geïntimeerde ook voldeed aan de eis van een positieve beoordeling. Appellant had geïntimeerde dus moeten bevorderen naar de rang van adjunct-commies, schaal 6, met ingang van 12 januari 2014, welke datum om praktische redenen en rekenkundig afgerond nader wordt bepaald op 1 januari 2014.
5.9.
Als eerst mogelijke moment, gerekend vanaf 12 januari 2014, van bevordering naar schaal 7 zou 12 januari 2018 in beeld komen. Geïntimeerde is van 12 januari 2014 tot 7 mei 2016 non-actief geweest. Daarin kan appellant aanleiding vinden het moment van bevordering naar schaal 7 op te schuiven naar (in elk geval) 19 mei 2020. Omdat deze datum gelegen is na de datum van het verzoek van geïntimeerde en na die van de afwijzende Beslissing, kan slechts worden vastgesteld dat die Beslissing wat betreft de verzochte bevordering naar schaal 7 reeds om die reden in rechte stand kan houden.
5.10.
De Raad komt dan tot de conclusie dat het hoger beroep slaagt. Anders dan het Gerecht heeft geoordeeld en beslist, komt geïntimeerde pas voor een bevordering naar de rang van adjunct-commies, schaal 6, in aanmerking met ingang van 1 januari 2014. De afwijzing van het verzoek om bevordering naar schaal 7 houdt alsnog stand.
5.11.
De Raad zal de aangevallen uitspraak uit een oogpunt van duidelijkheid in haar geheel vernietigen. Hij zal het bezwaar van geïntimeerde tegen de Beslissing gegrond verklaren wat betreft de bevordering naar schaal 6 en appellant de opdracht geven hierover een nieuwe beslissing te nemen met inachtneming van hetgeen in deze uitspraak van de Raad is overwogen. Hij zal het bezwaar van geïntimeerde tegen de Beslissing ongegrond verklaren wat betreft de bevordering naar schaal 7.
6. De Raad ziet hierin aanleiding voor een veroordeling van appellant in de proceskosten van geïntimeerde in hoger beroep tot een bedrag van Afl. 1.400,00.

Beslissing

De Raad van Beroep:
vernietigt de aangevallen uitspraak;
verklaart het bezwaar van geïntimeerde tegen de Beslissing gegrond wat betreft de bevordering naar de rang van adjunct-commies, schaal 6, en draagt appellant op hierover binnen twee maanden na de datum van de uitspraak van de Raad een nieuwe beslissing te nemen met inachtneming van hetgeen de Raad in zijn uitspraak heeft overwogen;
verklaart het bezwaar van geïntimeerde tegen de Beslissing ongegrond wat betreft de bevordering naar de rang van adjunct-commies 1ste klasse, schaal 7;
veroordeelt appellant in de proceskosten van geïntimeerde in hoger beroep tot een bedrag van Afl. 1.400,00 (eenduizend vierhonderd Arubaanse guldens).
Deze uitspraak is gewezen door mr. H.A.A.G. Vermeulen, voorzitter, en mr. J. Sybesma en drs. P.J. Thijssen, leden, en is in tegenwoordigheid van de griffier in het openbaar uitgesproken op 28 juni 2023.