In deze zaak gaat het om een hoger beroep van een appellant, werkzaam als wachtloper bij het Cuerpo di Aduana, die in beroep ging tegen een beslissing van de directeur van het Cuerpo di Aduana. De appellant had een aanvraag ingediend voor vakantie in de periode van 3 december 2020 tot en met 4 januari 2021, waarbij hij meende dat hij 23 vakantiedagen nodig had. De directeur ging echter akkoord met de aanvraag, maar rekende 24 vakantiedagen, waarbij hij zaterdag 26 december 2020 als vakantiedag aanmerkte in plaats van als extra rustdag. De appellant was het hier niet mee eens en stelde dat de overheid in strijd handelde met de redelijkheid en billijkheid, en het gelijkheidsbeginsel, omdat hij bij een werkdag op een feestdag recht zou hebben op een extra rustdag.
De Raad van Beroep in Ambtenarenzaken heeft de zaak behandeld en de aangevallen uitspraak van het Gerecht in Ambtenarenzaken van Aruba bevestigd. De Raad oordeelde dat de directeur terecht de zaterdag als vakantiedag had aangemerkt, omdat de appellant op die dag ingeroosterd was om te werken. De Raad volgde het Gerecht in zijn oordeel dat een extra rustdag niet wordt toegekend indien de feestdag op een zaterdag of zondag valt. De Raad concludeerde dat het hoger beroep van de appellant niet slaagde en dat de aangevallen uitspraak bevestigd moest worden. De uitspraak werd gedaan op 21 juni 2023.