ECLI:NL:OGAACMB:2022:32

Gerecht in Ambtenarenzaken van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba

Datum uitspraak
28 maart 2022
Publicatiedatum
2 augustus 2022
Zaaknummer
AUA202003099
Instantie
Gerecht in Ambtenarenzaken van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Ambtenarenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van de accordering van vakantiedagen voor ambtenaar in continudienst

In deze zaak heeft het Gerecht in Ambtenarenzaken van Aruba uitspraak gedaan op het bezwaar van klager, een ambtenaar werkzaam bij Cuerpo di Aduana, tegen de vaststelling van het aantal vakantiedagen door de directeur van Cuerpo di Aduana. Klager had op 5 juni 2020 vakantie aangevraagd voor de periode van 3 december 2020 tot en met 4 januari 2021, met een verzoek om 23 vakantiedagen. De directeur accordeerde deze aanvraag op 30 oktober 2020, maar stelde het aantal vakantiedagen vast op 24. Klager maakte bezwaar tegen deze beslissing, omdat hij van mening was dat zaterdag 26 december 2020 ten onrechte als vakantiedag was aangemerkt, aangezien hij op die dag ingeroosterd stond om te werken.

Het Gerecht heeft de zaak behandeld op 13 december 2021, waarbij zowel klager als de directeur vertegenwoordigd waren door hun gemachtigden. De rechter heeft overwogen dat, volgens het beleid van de directeur, een extra rustdag niet wordt toegekend als de gewerkte feestdag op een zaterdag of zondag valt. Aangezien klager geen vaste werkdagen heeft en op zaterdag 26 december 2020 ingeroosterd stond, heeft de directeur deze dag terecht als vakantiedag meegeteld. Het Gerecht concludeert dat de beslissing van de directeur om het aantal vakantiedagen op 24 vast te stellen, niet in strijd is met de algemene regels van behoorlijk bestuur.

De uitspraak van het Gerecht is gedaan op 28 maart 2022 en het bezwaar van klager is ongegrond verklaard. Klager kan in hoger beroep gaan bij de Raad van Beroep in ambtenarenzaken, waarbij een termijn van dertig dagen in acht moet worden genomen.

Uitspraak

Uitspraak van 28 maart 2022
Gaza nr. AUA202003099

HET GERECHT IN AMBTENARENZAKEN VAN ARUBA

UITSPRAAK
op het bezwaar in de zin van
de Landsverordening ambtenarenrechtspraak (La) van:

[Klager],

wonend in Aruba,
KLAGER,
gemachtigde: mr. E. Duijneveld,
tegen:

DE DIRECTEUR VAN CUERPO DI ADUANA,

zetelend in Aruba,
VERWEERDER,
gemachtigde: mr. Y.F.M. Kaarsbaan (DWJZ).

PROCESVERLOOP

Op 30 oktober 2020 heeft verweerder een vakantieaanvraag van klager geaccordeerd. Deze accordering heeft klager op 8 november 2020 ontvangen. Daarbij heeft verweerder het aantal door klager aangevraagde vakantiedagen vastgesteld op 24 dagen (bestreden handeling).
Daartegen heeft klager op 1 december 2020 bezwaar gemaakt bij dit gerecht.
Verweerder heeft op 16 april 2021 een contramemorie ingediend.
Het gerecht heeft de zaak behandeld ter zitting van 13 december 2021. Klager is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde en verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.
De uitspraak is nader bepaald op heden.

OVERWEGINGEN

feiten

1.1
Klager is als ambtenaar werkzaam bij Cuerpo di Aduana. Hij is wachtloper en dus werkzaam in de zogeheten continudienst. Klager werkt vijf dagen per week en is twee dagen in die week vrij. Zijn werkdagen en vrije dagen vallen niet altijd op dezelfde dagen.
1.2
Op 5 juni 2020 heeft klager vakantie aangevraagd in de periode 3 december 2020 tot en met 4 januari 2021 voor in totaal 23 vakantiedagen.
1.3
Op 30 oktober 2020 heeft verweerder dat verzoek geaccordeerd. Verweerder heeft het totaal aantal vakantiedagen over die periode vastgesteld op 24 dagen.
bezwaar en verweer
2.1
Klager heeft bezwaar gemaakt tegen de vaststelling van het aantal vakantiedagen op 24 dagen. Daaraan heeft hij ten grondslag gelegd dat verweerder ten onrechte zaterdag, 26 december 2020 heeft aangemerkt als een vakantiedag. Volgens klager had verweerder het aantal vakantiedagen moeten vaststellen op 23 dagen.
2.2
Verweerder heeft hiertegen ingebracht dat klager ingeroosterd stond om op
26 december 2020 te werken. Daarom gold zaterdag, 26 december 2020 voor hem niet als een (officiële) vrije feestdag, met het gevolg dat die dag als een vakantiedag moest worden meegerekend bij de door hem opgenomen vakantiedagen.
juridisch kader
3.1
In de Landsverordening materieel ambtenarenrecht (LMA) is ten aanzien van dienst- en werktijden de volgende bepaling opgenomen.
Artikel 42
1. Zoveel mogelijk wordt voor iedere dienst of bedrijf een regeling van de werktijd vastgesteld en bekend gemaakt, met inachtneming van het bepaalde bij of krachtens landsverordeningen, houdende bepalingen tot regeling van de arbeidsduur.
2. Bij de regeling van de werktijd wordt in acht genomen, dat deze in verband met de aard der werkzaamheden niet overmatig zij en behoorlijk door rusttijd wordt onderbroken, alsmede, dat op zondag alleen bij onvermijdelijkheid dienst wordt geëist.
3. Bij de regeling van de werktijd en bij haar toepassing wordt voorts ten aanzien van iedere ambtenaar zoveel mogelijk gezorgd, dat hij op zondag en de voor hem geldende kerkelijke feestdagen zijn kerk kan bezoeken en dat hij in zijn zondagrust zo weinig mogelijk wordt beperkt. Bij die regeling wordt er naar gestreefd, dat van de ambtenaar op althans zesentwintig zondagen per jaar geen dienst wordt geëist.
4. Hetgeen in dit artikel ten aanzien van het verrichten van arbeid op zondag is bepaald, geldt mede voor het verrichten van arbeid op de Nieuwjaarsdag, de datum vallende na de gehouden Carnavalsoptocht, de Goede Vrijdag, de Christelijke tweede Paasdag, de Hemelvaartsdag, de beide Kerstdagen, de dag waarop de verjaardag van de Koning officieel wordt gevierd, de dag waarop de dag van de arbeid (1 mei) officieel wordt gevierd, de Dia di Himno y Bandera (18 maart) of, indien deze datum op een zaterdag of een zondag valt ,de dag waarop de Dia di Himno y Bandera officieel wordt gevierd, en iedere dag, die daarenboven bij landsbesluit, houdende algemene maatregelen, wordt aangewezen.
5. De in het eerste lid bedoelde regeling wordt vastgesteld bij landsbesluit, houdende algemene maatregelen.
3.2
Het beleid van verweerder ter zake van de rustdagen, zoals neergelegd in de circulaire van 2 juli 1999 (beleid), luidt - voor zover hier van belang - als volgt:
Met extra rustdagen wordt bedoeld, de vrije dagen die aan de overheidswerknemers werkzaam in continudienst (de wachtlopers) worden toegekend wanneer betrokkenen volgens dienstrooster op officiële feestdagen zoals bedoeld in artikel 42 lid 4 van de LMA hebben gewerkt.
Hoewel er (uitgezonderd de politierangen) vooralsnog geen wettelijke basis is voor het toekennen van extra rustdagen wanneer er op officiële feestdagen -conform artikel 42 lid 4 van de LMA- volgens dienstrooster wordt gewerkt, is het beleid van de regering dat vanaf 1 januari 1999 alle overheidswerknemers in continudienst (wachtlopers) recht hebben op het opnemen van voorgenoemde extra rustdagen.
Vooruitlopend op de wettelijke vastlegging ervan worden de belangrijkste inhoudelijke beslispunten van de regering inzake extra rustdagen weergegeven:
I Aantal extra rustdagen
Per jaar zijn er in totaal 11 extra rustdagen - ter compensatie van de gewerkte feestdagen zoals opgenomen in artikel 42 lid 4 van de LMA - minus de feestdagen die op een zaterdag en/of een zondag vallen.
II Opnemen van de extra rustdagen
De extra rustdagen over een kalenderjaar dienen in hetzelfde kalenderjaar te worden opgenomen. Hierbij geldt dat het opnemen van extra rustdagen zodanig wordt ingeroosterd dat deze dagen niet kunnen worden opgespaard.
III Verzilveren niet genoten extra rustdagen
De niet genoten extra rustdagen kunnen niet verzilverd worden. Indien de extra rustdagen niet worden opgenomen binnen het kalenderjaar, verliest de wachtloper de aanspraak op de extra rustdag.”
beoordeling
4.1
Ter beoordeling ligt voor de vraag of verweerder op goede gronden heeft besloten om zaterdag, 26 december 2020 aan te merken als een vakantiedag en deze mee te rekenen bij het totaal aantal aangevraagde vakantiedagen. Het gerecht dient daarbij te beoordelen of verweerder zijn beleid, welk beleid niet als kennelijk onredelijk wordt geacht, juist heeft toegepast en of de bestreden handeling niet in strijd is met de algemene regels van behoorlijk bestuur.
4.2
Het gerecht stelt eerst vast dat indien klager conform het dienstrooster op zaterdag,
26 december 2021 zou hebben gewerkt, dit hem geen extra rustdag zou hebben opgeleverd. Uit het beleid volgt immers dat een extra rustdag niet wordt toegekend indien de gewerkte feestdag op een zaterdag of zondag valt (zie onder I van het beleid).
4.3.
Voorts geldt voor klager (anders dan bij ambtenaren werkzaam in de reguliere dienst) dat hij geen vaste werkdagen en vrije dagen heeft. Dit betekent dat de vijf dagen die klager per week moet werken, op weekdagen of in het weekend kunnen vallen. Klager stond ingeroosterd om op zaterdag, 26 februari 2020 te werken. Nu hij (aangesloten) vakantie heeft aangevraagd over de periode 3 december 2020 tot en met 4 januari 2021 en
zaterdag, 26 december 2020 een werkdag was voor klager, heeft verweerder met juistheid deze dag aangemerkt als een vakantiedag.
4.4
Hieruit volgt dat verweerder het door klager opgenomen vakantiedagen in de periode
3 december 2020 tot en met 4 januari 2021 terecht heeft vastgesteld op 24 dagen.
5. Het bezwaar is daarom ongegrond.
6. Het gerecht ziet geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

BESLISSING:

De rechter in dit gerecht verklaart het bezwaar gegrond.
Deze uitspraak is gegeven door mr. A.J. Martijn, rechter in ambtenarenzaken, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 28 maart 2022, in tegenwoordigheid van de griffier.
Tegen deze uitspraak kunnen beide partijen hoger beroep instellen bij de Raad van beroep in ambtenarenzaken. Daarbij dient de volgende termijn in acht te worden genomen:
  • Als de indiener van het hoger beroep of zijn gemachtigde bij de uitspraak aanwezig is geweest: Binnen dertig dagen na de dag van de uitspraak;
  • In de andere gevallen: Binnen dertig dagen na de dag van de toezending of de terhandstelling van een afschrift van de uitspraak.
Het hogerberoepschrift moet worden ingediend bij:
De griffie van de Raad van Beroep in ambtenarenzaken
J.G. Emanstraat 51
Oranjestad
Aruba
U wordt verzocht bij het indienen van het hogerberoepschrift het volgende in acht te nemen:
1. Leg bij het hogerberoepschrift een afschrift over van deze uitspraak;
2. Onderteken het hogerberoepschrift en vermeld het volgende:
a. de naam en het adres van de indiener of de gemachtigde,
b. de datum van ondertekening,
c. waartegen u in hoger beroep komt,
d. waarom u het niet eens bent met deze uitspraak (de gronden van het hoger beroep).
Voor het instellen van hoger beroep is geen griffierecht verschuldigd.