ECLI:NL:ORBAACM:2023:38

Raad van Beroep in Ambtenarenzaken van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba

Datum uitspraak
14 juni 2023
Publicatiedatum
26 juni 2023
Zaaknummer
AUA2022H00204
Instantie
Raad van Beroep in Ambtenarenzaken van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Herziening
Rechters
  • H.A.A.G. Vermeulen
  • J. Sybesma
  • P.J. Thijssen
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Herziening van een niet-ontvankelijk verklaard hoger beroep in ambtenarenzaken

In deze zaak heeft de Raad van Beroep in Ambtenarenzaken van Aruba op 14 juni 2023 uitspraak gedaan op een verzoek tot herziening van een eerder genomen beslissing. De verzoeker, die in persoon procedeerde, had eerder hoger beroep ingesteld tegen een uitspraak van het Gerecht in Ambtenarenzaken van Aruba, maar zijn hoger beroep was niet-ontvankelijk verklaard omdat hij geen gronden had ingediend. De verzoeker betwistte deze beslissing en stelde dat hij nooit de gelegenheid had gekregen om zijn gronden in te dienen, wat volgens hem een schending van zijn recht op een eerlijk proces betekende.

De Raad heeft vastgesteld dat er onduidelijkheid bestond over de ontvangst van de uitnodigingsmail voor het indienen van de gronden. De Raad heeft het verzoek om herziening toegewezen, omdat het recht op een eerlijk proces in het geding was. De eerdere beschikking van de voorzitter van de Raad werd vervallen verklaard, en de verzoeker kreeg de kans om alsnog zijn gronden in te dienen. De uitspraak benadrukt het belang van een eerlijke behandeling in rechtszaken en de noodzaak om administratieve fouten te corrigeren, vooral wanneer deze de rechten van een partij kunnen schenden.

De Raad heeft in zijn overwegingen ook verwezen naar relevante artikelen van de Landsverordening ambtenarenrechtspraak en eerdere jurisprudentie, waarbij het recht op herziening werd onderbouwd. De beslissing van de Raad van Beroep is een belangrijke bevestiging van de rechtsbescherming in ambtenarenzaken en de noodzaak om zorgvuldig om te gaan met de communicatie naar partijen.

Uitspraak

Uitspraakdatum: 14 juni 2023
Zaaknummer: AUA2022H00204

RAAD VAN BEROEP

IN AMBTENARENZAKEN
VAN ARUBA
Uitspraak op het verzoek om herziening van:
[verzoeker],
wonend in Aruba,
verzoeker,
procederend in persoon,
betreffende de Beschikking van de Raad van Beroep in Ambtenarenzaken van Aruba (Raad) van 17 augustus 2022, AUA2022H00058 (Beschikking), in het geding tussen:
verzoeker
en
DE GOUVERNEUR VAN ARUBA,
geïntimeerde,
gemachtigden: mrs. A.F.J. Caster en Y.F.M. Kaarsbaan, werkzaam bij de directie Wetgeving en Juridische Zaken.

Procesverloop

Verzoeker, destijds appellant, heeft bij de Raad hoger beroep ingesteld tegen de door het Gerecht in Ambtenarenzaken van Aruba op 7 maart 2021 tussen partijen gegeven uitspraak onder nummer GAZA AUA202101138 (ECLI:NL:OGAACMB:2022:52).
Bij de Beschikking heeft de Raad het hoger beroep van verzoeker niet-ontvankelijk verklaard.
Verzoeker heeft het verzoek gedaan de Beschikking te herzien.
Geïntimeerde heeft bij contramemorie een reactie gegeven op het verzoek.
Het geding is behandeld ter zitting van 6 juni 2023. Verzoeker is in persoon verschenen en geïntimeerde heeft zich doen vertegenwoordigen door zijn gemachtigden.

Overwegingen

1. Bij de op grond van artikel 106, eerste lid, van de Landsverordening ambtenarenrechtspraak (La) gegeven Beschikking heeft de Raad het hoger beroep van verzoeker, destijds appellant, niet-ontvankelijk verklaard. Ter motivering daarvan is gesteld dat verzoeker, na daartoe in de gelegenheid te zijn gesteld, zijn beroepsgronden niet heeft ingediend en evenmin om uitstel daarvoor had verzocht.
2. Verzoeker betwist de motivering van de Beschikking en heeft erop gewezen dat er zijns inziens sprake is van een schending van fundamentele rechtsbeginselen waardoor niet meer gesproken kan worden van een eerlijke en onpartijdige behandeling van de zaak. Deze grief gaat terug op de stelling van verzoeker dat hij nooit in de gelegenheid is gesteld om (alsnog) gronden van het hoger beroep in te dienen en nooit een ‘fair hearing’ heeft gehad.
3. Verzoeker heeft blijkens uitspraak van de Raad van heden onder nummer AUA2022H00203, in dit zelfde kader tevergeefs (ook) een beroep gedaan op het rechtsmiddel van verzet.
4. Verzoeker doet thans een beroep op artikel 135, eerste lid, van de La op grond waarvan ieder die partij was in een geding, bevoegd is binnen drie maanden nadat van enige omstandigheid als bedoeld in het tweede lid van dat artikel is gebleken, de herziening van een onherroepelijke of onherroepelijk geworden uitspraak te verzoeken. Op grond van het tweede lid wordt de herziening verzocht op grond dat gebleken is van enige omstandigheid die bij de behandeling van het beroep aan de Raad niet bekend was, en die op zichzelf of in verband met andere feiten of omstandigheden ernstige twijfel doet ontstaan aan de juistheid van de uitspraak van de Raad.
5. Volgens de rechtspraak van de Raad (zie de uitspraak van 30 mei 2017, ECLI:NL:ORBAACM:2017:7) biedt artikel 135, tweede lid, van de La geen grondslag voor herziening in het geval van een vermeende misslag van de Raad, of die nu de uitleg van het recht of de vaststelling van de feiten zou betreffen. Op grond van die bepaling kan uitsluitend een omstandigheid die de Raad niet bij zijn eerdere beoordeling heeft kunnen betrekken, aanleiding vormen voor een herziening.
6. Zeker nu het verzoek raakt aan het recht op een eerlijk proces en betrekking heeft op een mogelijk verzuim als bedoeld in artikel 109 van de La betreffende het alsnog gevolg geven aan de in artikel 105 van de La geregelde plicht van de voorzitter om de indiener van een beroepschrift uit te nodigen een door hem gepleegd verzuim te herstellen, ziet de Raad aanleiding om onder uitspraak als bedoeld in artikel 135 van de La mede te begrijpen de Beschikking van de Raad.
7. Ten gronde stelt de Raad vast dat verzoeker op 30 maart 2022 overeenkomstig het bepaalde in artikel 98, tweede lid, van de La een pro forma beroepschrift heeft ingediend ter griffie van de Raad in Oranjestad, als hoedanige griffie feitelijk heeft gefungeerd de griffie van het Gerecht in Eerste Aanleg Aruba.
8. Blijkens de Beschikking heeft de Raad “bij brief en bij e-mailbericht van 9 juni 2022” verzoeker in de gelegenheid gesteld uiterlijk op 9 juli 2022 de gronden van het hoger beroep in te dienen. Blijkens de Beschikking heeft verzoeker geen gronden ingediend en evenmin om uitstel daarvoor verzocht.
9. Verzoeker heeft omstandig uiteengezet dat hij geen brief en e-mailbericht van 9 juni 2022 van de Raad ontvangen heeft. Hij heeft gewezen op eerdere administratieve problemen en op, naar later is gebleken, tevergeefse contacten met de griffie van het Gerecht in Aruba waaruit hem was gebleken dat hij moest wachten op een brief van de griffie van de Raad vanuit de vestiging in Curaçao.
10. Verzoeker stelt zich daarom op het standpunt dat er in dit geval sprake is van enige omstandigheid die tijdens het voorbereidend onderzoek van het hoger beroep bij de Raad niet bekend was en die op zichzelf of in verband met andere feiten of omstandigheden ernstige twijfel doet ontstaan aan de juistheid van de Beschikking, zoals opgenomen in artikel 135, tweede lid, van de La. De Raad was namelijk in de veronderstelling dat appellant bij brief van 9 juni 2022 in de gelegenheid was gesteld om zijn beroepsgronden aan te vullen, terwijl dit niet het geval was, aldus verzoeker. Hij meent dat er, gelet op het voorgaande, voldoende gronden zijn om het verzoek om herziening toe te wijzen, opdat hij alsnog de kans kan krijgen om zijn beroepsgronden in te dienen.
11. De Raad stelt vast dat - hoewel hem is gebleken dat door een administratief medewerker van de Raad, werkzaam in de vestiging van het Gemeenschappelijk Hof van Justitie in Curaçao, bij e-mail van 9 juni 2022 de uitnodiging aan verzoeker is gedaan om alsnog de gronden van het hoger beroep in te dienen ‘bij de griffie van het Hof’ - onduidelijk is gebleven of die uitnodigingsmail verzoeker bereikt heeft. Van een apart verzonden brief (van 9 juni 2022) waarover in de Beschikking wordt gesproken en die kennelijk ook door de griffie in Oranjestad was aangekondigd, is geen sprake geweest. In de evenbedoelde e-mail van 9 juni 2022 wordt gesproken over een termijn van 4 weken na dagtekening “van deze brief”, waarmee kennelijk bedoeld wordt het in de e-mail zelf vervatte bericht.
12. Gegeven deze onduidelijkheid en mede in het licht van het recht op een eerlijk proces is de Raad tot het oordeel gekomen dat aan verzoeker hier (minst genomen) het voordeel van de twijfel moet worden gegund.
13. De slotsom is dat het herzieningsverzoek moet worden toegewezen. De Raad zal de Beschikking vervallen verklaren. Verzoeker moet (opnieuw) in de gelegenheid worden gesteld de gronden van zijn hoger beroep in te dienen tegen de uitspraak van het Gerecht in Ambtenarenzaken van Aruba op 7 maart 2021 (GAZA nr. AUA202101138).

Beslissing

De Raad van Beroep:
wijst het verzoek om herziening toe;
verklaart de Beschikking van de Raad van 17 augustus 2022 (AUA2022H00058) vervallen.
Deze uitspraak is gewezen door mr. H.A.A.G. Vermeulen, voorzitter, en mr. J. Sybesma en drs. P.J. Thijssen, leden, en is in tegenwoordigheid van de griffier in het openbaar uitgesproken op 14 juni 2023.