ECLI:NL:ORBAACM:2021:84

Raad van Beroep in Ambtenarenzaken van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba

Datum uitspraak
1 december 2021
Publicatiedatum
19 januari 2022
Zaaknummer
AUA2019H00140
Instantie
Raad van Beroep in Ambtenarenzaken van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Ambtenarenrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake functiewaardering van de functie hoofd CBOS

In deze zaak gaat het om een hoger beroep van de Gouverneur van Aruba tegen een uitspraak van het Gerecht in Ambtenarenzaken van Aruba. De zaak betreft de functiewaardering van de functie van hoofd van het Coördinatiebureau Overheidssubsidies (CBOS). De Gouverneur was het niet eens met de niet-ontvankelijkverklaring van haar bezwaar tegen de maximale waardering van de functie, die was vastgesteld op schaal 13. Het Gerecht had eerder geoordeeld dat functiewaarderingsbesluiten niet door de ambtenarenrechter kunnen worden beoordeeld, omdat deze besluiten van algemene strekking zijn. De Raad voor de Rechtspraak heeft de zaak op 2 november 2021 behandeld en heeft vastgesteld dat het Gerecht ten onrechte de appellante niet-ontvankelijk heeft verklaard in haar bezwaar tegen de waardering van de functie. De Raad heeft de aangevallen uitspraak vernietigd voor zover deze betrekking had op de niet-ontvankelijkheid en heeft de gronden van het bezwaar inhoudelijk beoordeeld. De Raad concludeert dat de ministerraad weliswaar heeft ingestemd met de ingangsdatum van de waarderingen van de functies van CBOS per 1 januari 2016, maar niet met de inschaling van de functie van hoofd CBOS op niveau 14. De Raad bevestigt dat de functie maximaal is gewaardeerd op schaal 13, en verklaart het bezwaar van de appellante ongegrond voor zover gericht tegen deze vaststelling. De beslissing van het Gerecht wordt bevestigd voor het overige.

Uitspraak

RAAD VAN BEROEP

IN AMBTENARENZAKEN
ARUBA

Op het hoger beroep van:

[Appellante],

wonend in Aruba,
appellante,
tegen de uitspraak van het Gerecht in Ambtenarenzaken van Aruba (Gerecht) van
10 juni 2019, AUA201802381 (aangevallen uitspraak), in het geding tussen:
appellante
en

de Gouverneur van Aruba,

geïntimeerde,
gemachtigde: mr. Y.F.M. Kaarsbaan, werkzaam bij de Directie Wetgeving en Juridische Zaken.

Procesverloop

Bij Landsbesluit van 22 mei 2018, no. 1 (bestreden beschikking), heeft geïntimeerde appellante onder meer met ingang van 1 januari 2016 overgeplaatst van het Departamento Recurso Humano (DRH) naar het Coördinatiebureau Overheidssubsidies (CBOS) en aangewezen als ambtenaar belast met de leiding. Verder is bij de bestreden beschikking vastgesteld dat de functie van hoofd bij het CBOS maximaal is gewaardeerd op het niveau van schaal 13.
Bij de aangevallen uitspraak heeft het Gerecht appellante niet-ontvankelijk verklaard in haar bezwaar voor zover gericht tegen de waardering van de functie van hoofd CBOS en het bezwaar voor het overige gegrond verklaard, de bestreden beschikking vernietigd, wat betreft de aanwijzing van appellante als ambtenaar belast met de leiding van het CBOS en bepaald dat geïntimeerde een nieuwe beslissing moet nemen over de benoeming van appellante als hoofd van het CBOS, met inachtneming van wat in de uitspraak is overwogen.
Appellante heeft tegen de aangevallen uitspraak hoger beroep ingesteld. Zij is het niet eens met de niet-ontvankelijkverklaring van haar bezwaar voor zover gericht tegen de maximale waardering van de functie van hoofd COBS.
Geïntimeerde heeft geen contramemorie ingediend.
De Raad heeft de zaak ter zitting behandeld op 2 november 2021. Appellante is verschenen. Geïntimeerde heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

1. De Raad gaat uit van de volgende in dit geding van belang zijnde feiten en omstandigheden.
1.1.
Geïntimeerde heeft bij Landsbesluit van 17 februari 2016, no. 51, bij de minister belast met financiën, met ingang van 1 januari 2016 het CBOS ingesteld en bepaald dat de leiding van het CBOS berust bij het hoofd CBOS. Bij Landsbesluit van 5 oktober 2016, no. 4, heeft geïntimeerde appellante overgeplaatst van het DRH naar het CBOS en aangewezen als ambtenaar belast met de leiding, onder handhaving van haar bezoldiging op het niveau van schaal 13.
1.2.
Het Gerecht heeft bij uitspraak van 9 oktober 2017, ECLI:NL:OGAACMB:2017:100, het bezwaar van appellante, voor zover gericht tegen de handhaving van haar bezoldiging op het niveau van schaal 13, gegrond verklaard, het Landsbesluit van 5 oktober 2016, no. 4 vernietigd en geïntimeerde opdracht gegeven binnen drie maanden na dagtekening van de uitspraak een nieuwe beslissing te nemen.
1.3.
Bij de bestreden beschikking is, voor zover in deze procedure van belang, vastgesteld dat de functie van hoofd CBOS maximaal is gewaardeerd op het niveau van schaal 13 met een - in de hierna volgende overwegingen te bespreken - uitleg waarom uitgegaan moet worden van een maximale waardering op het niveau van schaal 13.
2. Bij de aangevallen uitspraak heeft het Gerecht appellante onder meer niet-ontvankelijk verklaard in haar bezwaar tegen de waardering van de functie van hoofd CBOS. Het Gerecht heeft met een beroep op vaste rechtspraak van de Raad overwogen dat functiewaarderingsbesluiten, mede vanwege hun functie-overstijgend karakter, en de daaraan ten grondslag liggende functie- of organisatiebeschrijvingen, op een lijn moeten worden gesteld met besluiten van algemene strekking. Gelet op artikel 35, vierde lid, van de La kunnen dergelijke besluiten niet door de ambtenarenrechter worden beoordeeld.
3.1.
Appellante heeft in haar hoger beroepsschrift uiteengezet dat en waarom het Gerecht haar ten onrechte niet-ontvankelijk heeft verklaard in haar bezwaar tegen de waardering van de functie van hoofd CBOS.
3.2.
Geïntimeerde heeft bevestiging van de aangevallen uitspraak, voor zover aangevochten, bepleit.
4. De Raad komt tot de volgende beoordeling.
4.1.
Met een terecht beroep op vaste rechtspraak heeft het Gerecht overwogen dat een functiewaarderingsbesluit een besluit van algemene strekking is, dat op grond van artikel 35, vierde lid, van de La niet door de ambtenarenrechter kan worden beoordeeld. In deze zaak gaat het echter niet om een inhoudelijke beoordeling van een (proces van) functiewaardering, leidend tot de vaststelling van het niveau van de maximale waardering van een functie, maar om de vraag of in de bestreden beschikking op juiste wijze is verwoord wat de ministerraad heeft besloten over de maximale waardering van de functie van hoofd CBOS. Dat betekent dat het Gerecht appellante ten onrechte niet-ontvankelijk heeft verklaard in haar bezwaar tegen de vaststelling dat de functie van hoofd CBOS maximaal is gewaardeerd op schaal 13. Het hoger beroep van appellante slaagt in zoverre. De aangevallen uitspraak wordt vernietigd, voor zover aangevochten, Doende wat het Gerecht had behoren te doen zal de Raad de gronden van het bezwaar van appellante inhoudelijk beoordelen.
4.2.
Om een antwoord te kunnen geven op de in 4.1 geformuleerde vraag is het proces van belang dat uiteindelijk heeft geleid tot een in januari 2016 door de ministerraad genomen besluit over het formatierapport van het CBOS.
4.3.
In opdracht van de toenmalige minister van Financiën en Overheidsorganisatie (F&O) is in juli 2015 opdracht verstrekt aan een extern bureau om ondersteuning te bieden bij de herstructurering van het subsidieproces. Het bureau heeft in oktober 2015 een rapport uitgebracht met een beschrijving van de organisatie van het CBOS en van de functies binnen het CBOS. In dit rapport is de functie van hoofd van het CBOS ingeschaald op schaal 14. Overeenkomstig dit rapport is een - ongedateerde - versie van het concept-formatierapport opgesteld met de titel:
“Coördinatiebureau
Overheidssubsidies
(CBOS)
FORMATIERAPPORT
Organisatie en functiebeschrijvingen”
Op de voorpagina staat linksboven het jaartal 2016 en rechtsonder het logo van DRH. In dit eerste formatierapport is de functie Hoofd CBOS eveneens ingeschaald in schaal 14.
4.4.
DRH heeft in een nota aan de minister van F&O van 10 december 2015, DRH.no: 31/3404, kenbaar gemaakt dat het DRH het door CBOS opgestelde concept-formatierapport heeft geanalyseerd en dat het DRH zich niet kan verenigen met de werkzaamheden van alle functies en met de concept-eindwaardering. DRH heeft het concept-formatierapport aangepast en de functie van Hoofd CBOS gewaardeerd op het niveau van schaal 13. Het voorblad van het door DRH aangepaste, en eveneens ongedateerde, concept-formatierapport is overigens identiek aan het eerste concept-formatierapport. In de nota is een tabel opgenomen over de financiële consequenties op jaarbasis. Ook daar staat achter de functie Hoofd een maximale waardering in schaal 13. Resumerend heeft DRH onder meer geadviseerd om de ingangsdatum van de waarderingen van de functies van CBOS vast te stellen op de eerste dag van de maand volgend op de datum van de goedkeuring door de ministerraad.
4.5.
Met een voorlegger van 21 december 2015 heeft de minister van F&O het formatierapport CBOS ter behandeling voorgedragen op de ministerraadvergadering van 5 januari 2016. De minister van F&O heeft in de tabel in de nota van DRH het getal 13 van de maximale waardering van de functie van Hoofd doorgehaald en daarvoor in de plaats “14” geschreven. Bij het advies om de waarderingen van de functies van CBOS vast te stellen op de eerste dag van de maand volgend op de datum van goedkeuring door de ministerraad heeft de minister van F&O “1-1-2016” geschreven.
4.6.
Zoals blijkt uit het uittreksel van de besluitenlijst van de ministerraad van 8 januari 2016 (BE-02/16) heeft de ministerraad ingestemd met:
“- het concept-formatierapport van CBOS cfm. DRH;
- de vaststelling van de ingangsdatum van de waarderingen van de functies van CBOS met ingang van 1 januari 2016;
- het concept-instellingsbesluit van CBOS.”
4.7.
Uit de weergave van deze besluiten kan naar het oordeel van de Raad geen andere conclusie worden getrokken dan dat de ministerraad wel het voorstel van de minister van F&O heeft gevolgd om de ingangsdatum van de waarderingen van de functies van CBOS vast te stellen op 1 januari 2016, maar niet het voorstel van de minister van F&O om de functie van Hoofd CBOS in te schalen op niveau 14. Instemmen met het concept-formatierapport van CBOS cfm DRH betekent instemmen met een inschaling van de functie van Hoofd CBOS op niveau 13. Als de ministerraad zou hebben ingestemd met het door de minister van F&O gewenste inschalingsniveau 14, dan zou dat expliciet opgenomen zijn in de besluitenlijst, net zoals is gebeurd met de vaststelling van de ingangsdatum van de waarderingen van de functies van CBOS.
4.8.
Gelet op voorgaande overwegingen is in de bestreden beschikking terecht vastgesteld dat de functie van Hoofd CBOS maximaal is gewaardeerd op het niveau van schaal 13.
4.9.
De slotsom is dat het bezwaar van appellante voor zover gericht tegen de vaststelling dat de functie van Hoofd CBOS maximaal is gewaardeerd op schaal 13 niet slaagt. Het bezwaar van appellante wordt op dit punt ongegrond verklaard.
5. Voor een veroordeling in de proceskosten bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De Raad:
-
vernietigtde aangevallen uitspraak, voor zover aangevochten;
-
verklaarthet bezwaar, voor zover gericht tegen de vaststelling dat de functie van Hoofd CBOS maximaal is gewaardeerd op schaal 13,
ongegrond;
- bevestigd de aangevallen uitspraak, voor het overige.
Aldus gegeven door mrs. M.C. Bruning voorzitter, L.C. Hoefdraad en J. Sybesma, leden, en in het openbaar uitgesproken op 1 december 2021 in tegenwoordigheid van de griffier.