In deze zaak gaat het om een hoger beroep van de Gouverneur van Aruba tegen een uitspraak van het Gerecht in Ambtenarenzaken van Aruba. De zaak betreft de functiewaardering van de functie van hoofd van het Coördinatiebureau Overheidssubsidies (CBOS). De Gouverneur was het niet eens met de niet-ontvankelijkverklaring van haar bezwaar tegen de maximale waardering van de functie, die was vastgesteld op schaal 13. Het Gerecht had eerder geoordeeld dat functiewaarderingsbesluiten niet door de ambtenarenrechter kunnen worden beoordeeld, omdat deze besluiten van algemene strekking zijn. De Raad voor de Rechtspraak heeft de zaak op 2 november 2021 behandeld en heeft vastgesteld dat het Gerecht ten onrechte de appellante niet-ontvankelijk heeft verklaard in haar bezwaar tegen de waardering van de functie. De Raad heeft de aangevallen uitspraak vernietigd voor zover deze betrekking had op de niet-ontvankelijkheid en heeft de gronden van het bezwaar inhoudelijk beoordeeld. De Raad concludeert dat de ministerraad weliswaar heeft ingestemd met de ingangsdatum van de waarderingen van de functies van CBOS per 1 januari 2016, maar niet met de inschaling van de functie van hoofd CBOS op niveau 14. De Raad bevestigt dat de functie maximaal is gewaardeerd op schaal 13, en verklaart het bezwaar van de appellante ongegrond voor zover gericht tegen deze vaststelling. De beslissing van het Gerecht wordt bevestigd voor het overige.