ECLI:NL:ORBAACM:2021:75

Raad van Beroep in Ambtenarenzaken van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba

Datum uitspraak
9 december 2021
Publicatiedatum
31 december 2021
Zaaknummer
SXM2021H00093
Instantie
Raad van Beroep in Ambtenarenzaken van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Ambtenarenrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake functiewaardering en bezoldiging Diensthoofd Studiefinanciering

In deze zaak gaat het om een hoger beroep van een appellant die sinds 1 mei 2011 de functie van Diensthoofd Studiefinanciering vervult bij het Ministerie van Onderwijs, Cultuur, Jeugd en Sport. De appellant heeft verzocht om zijn bezoldiging over het jaar 2011 te corrigeren en zijn functie te waarderen op schaal 14 in plaats van de huidige schaal 12. Dit verzoek werd door de Gouverneur van Sint Maarten afgewezen, met de onderbouwing dat de functie niet voldoet aan de voorwaarden voor herwaardering. De appellant heeft hiertegen bezwaar gemaakt, maar het Gerecht in Ambtenarenzaken verklaarde het bezwaar niet-ontvankelijk en ongegrond.

In hoger beroep heeft de Raad van Beroep in Ambtenarenzaken de zaak behandeld. De Raad oordeelde dat de Gouverneur het bevoegde gezag is voor ambtenaren in dienst van het Land en dat de inhoudelijke beslissing omtrent de rechtspositie van de appellant door de regering wordt genomen. De Raad concludeerde dat de functiebeschrijving geen ruimte biedt voor een afwijking van de salarisschaal en dat de Bezoldigingsregeling ambtenaren geen mogelijkheid biedt om ambtenaren in een hogere schaal te benoemen dan bij Landsbesluit is vastgesteld.

De Raad heeft de aangevallen uitspraak vernietigd voor zover het bezwaar van de appellant tegen de waardering en inschaling van de functie van Diensthoofd Studiefinanciering ongegrond was verklaard, en verklaarde het Gerecht onbevoegd om van dit bezwaar kennis te nemen. De overige delen van de aangevallen uitspraak werden bevestigd. De uitspraak werd gedaan op 9 december 2021.

Uitspraak

Regeling Ambtenarenrechtspraak 1951 (RAr)
Uitspraakdatum: 9 december 2021
Zaaknummer: SXM2021H00093

RAAD VAN BEROEP

IN AMBTENARENZAKEN
SINT MAARTEN
Uitspraak op het hoger beroep van:
[Appellant]
wonend in Sint Maarten,
gemachtigde: mr. B.G. Hofman
tegen de uitspraak van het Gerecht in Ambtenarenzaken van Sint Maarten (Gerecht) van 21 juni 2021, SXM202001270 (aangevallen uitspraak), in het geding tussen:
appellant,
en

1. de Minister van Onderwijs, Cultuur, Jeugd en Sport

2. de Gouverneur van Sint Maarten

geïntimeerden,
gemachtigde: mr. A.A. Kraaijeveld

Procesverloop

Appellant heeft hoger beroep ingesteld tegen de aangevallen uitspraak.
Geïntimeerden hebben een contramemorie ingediend.
De Raad heeft de zaak ter zitting op 18 november 2021 behandeld. Appellant is verschenen, bijgestaan door mr. Hofman. Geïntimeerden hebben zich laten vertegenwoordigen door mr. Kraaijeveld.

Overwegingen

1. De Raad gaat uit van de volgende in dit geding van belang zijnde feiten en omstandigheden.
1.1.
Appellant vervult sinds 1 mei 2011 de functie van Diensthoofd Studiefinanciering bij het Ministerie van Onderwijs, Cultuur, Jeugd en Sport (ministerie). Deze functie is gewaardeerd op schaal 12.
1.2.
Op 27 januari 2019 heeft appellant verzocht om zijn bezoldiging over het jaar 2011 te corrigeren en zijn functie van Diensthoofd Studiefinanciering met ingang van zijn aanstelling per 1 mei 2011 te waarderen op schaal 14.
1.3.
Bij Landsbesluit van 18 oktober 2020 (bestreden besluit) heeft geïntimeerde 2 het verzoek niet ingewilligd. Hieraan heeft geïntimeerde 2 – kort gezegd - ten grondslag gelegd dat de functie van appellant is gewaardeerd op schaal 12, dat een verzoek om correctie hiervan niet in overweging kan worden genomen en dat de functie niet voldoet aan de voorwaarden om voor een herwaardering in aanmerking te komen.
2. Bij de aangevallen uitspraak heeft het Gerecht het bezwaar, voor zover gericht tegen geïntimeerde 1, niet-ontvankelijk verklaard. Daartoe heeft het Gerecht overwogen dat geïntimeerde 2 en niet geïntimeerde 1 het bevoegde gezag is om een besluit te nemen op het verzoek van appellant. Het Gerecht heeft het bezwaar voor zover gericht tegen geïntimeerde 2 ongegrond verklaard. Hierbij heeft het Gerecht allereerst overwogen dat het tegen de waardering en inschaling van de functie van Diensthoofd Studiefinanciering gerichte bezwaar geen bespreking behoeft omdat bezwaar tegen een als algemeen verbindend voorschrift aan te merken functiewaardering niet mogelijk is. Verder heeft het Gerecht hierbij overwogen dat geïntimeerde 2 bij de weigering om met terugwerkende kracht de inschaling en bezoldiging van appellant te verhogen tot schaal 14 voldoende heeft onderbouwd met de uiteenzetting dat de omvang van de Dienst Studiefinanciering een schaalverhoging niet rechtvaardigt.
3. In hoger beroep heeft appellant zich op de hierna te bespreken gronden tegen de aangevallen uitspraak gekeerd.
4. De Raad komt tot de volgende beoordeling.
4.1.
Appellant heeft aangevoerd dat het Gerecht ten onrechte en onvoldoende gemotiveerd alle argumenten van appellant terzijde heeft geschoven en verworpen. Om die reden verzoekt appellant de Raad zijn bezwaargronden volledig te heroverwegen. Appellant miskent met zijn verzoek dat hij in hoger beroep niet kan volstaan met de enkele stelling die erop neerkomt dat hij het niet eens is met de aangevallen uitspraak, maar aan de hand van concrete argumenten dient te onderbouwen met welke overwegingen van de aangevallen uitspraak, of onderdelen daarvan, hij het niet eens is. Dat heeft appellant nagelaten. Deze beroepsgrond slaagt daarom niet.
4.2.
Het hoger beroep richt zich, gelet op het hoger beroepschrift zowel tegen geïntimeerde 1 als tegen geïntimeerde 2. Het Gerecht heeft met juistheid overwogen dat de Gouverneur het bevoegde gezag is voor wat betreft de ambtenaren in dienst van het Land. Zoals de Raad herhaaldelijk heeft overwogen (bijvoorbeeld in de uitspraak van 16 februari 2017, ECLI:NL:ORBAACM:2017:10) doet de omstandigheid dat de Gouverneur alleen een landsbesluit kan nemen op voordracht van de verantwoordelijke minister er niet aan af dat de inhoudelijke beslissing omtrent de benoeming en de vaststelling van de rechtspositie van een ambtenaar wordt genomen door de regering, die bestaat uit de Gouverneur en de verantwoordelijke minister tezamen. Dat de minister verantwoordelijk is voor de voorbereiding van het beleid en de wet- en regelgeving over aangelegenheden die het ministerie aangaan, maakt dat niet anders. Het beroep tegen de niet-ontvankelijkheid van het bezwaar tegen geïntimeerde 1 slaagt daarom niet.
4.3.
Voor zover het hoger beroep zich richt tegen het oordeel van het Gerecht over het besluit tot afwijzing van het verzoek van appellant om met terugwerkende kracht te worden ingeschaald en bezoldigd conform schaal 14, overweegt de Raad dat de functieomschrijving Diensthoofd Studiefinanciering bij het ministerie, die voor appellant van toepassing is, bij Landsbesluit is gewaardeerd op schaal 12. Afwijking van de genoemde salarisschaal kan alleen indien de functiebeschrijving daar zelf ruimte voor biedt, indien het Bezoldigingsbesluit ambtenaren daar ruimte voor biedt, dan wel indien de salarisschaal bij Landsbesluit houdende algemene maatregelen wordt aangepast. Niet betwist wordt dat de functiebeschrijving zelf geen ruimte biedt voor een afwijking van salarisschaal 12. Ook de Bezoldigingsregeling ambtenaren biedt geen ruimte om ambtenaren te benoemen of te bevorderen in een hogere schaal dan bij Landsbesluit voor de functie is bepaald. Evenmin is gebleken dat de salarisschaal van het Diensthoofd Studiefinanciering bij Landsbesluit is aangepast. Het beroep tegen de ongegrondverklaring door het Gerecht van het bezwaar tegen de afwijzing van het verzoek tot inschaling en bezoldiging conform schaal 14 slaagt daarom niet.
4.4.
Het hoger beroep richt zich tevens, zoals desgevraagd ter zitting door de gemachtigde van appellant is bevestigd, tegen de aangevallen uitspraak voor zover daarbij het bezwaar tegen de functiewaardering en inschaling van Diensthoofd Studiefinanciering als zodanig ongegrond is verklaard. Zoals de Raad eerder heeft geoordeeld dienen functiebeschrijvingen en functiewaarderingbesluiten op één lijn te worden gesteld met besluiten van algemene strekking, zodat daartegen geen bezwaar en beroep bij de ambtenarenrechter mogelijk is (zie bijvoorbeeld de uitspraak van 20 september 2007, ECLI:NL:ORBANAA:2007:BJ6420). Het bezwaar en beroep bij de ambtenarenrechter is ingevolge artikel 35, eerste lid, van de RAr beperkt tot beschikkingen, handelingen of weigeringen om te beschikken of te handelen. Wat er ook zij van de omvang en zwaarte van de Dienst Studiefinanciering en het daarmee samenhangende verzoek van appellant tot herziening van de waardering van de functie Diensthoofd Studiefinanciering, uit het voorgaande volgt dat een besluit tot een dergelijke herziening niet vatbaar is voor bezwaar en beroep bij de ambtenarenrechter. Het Gerecht had zich dan ook onbevoegd moeten verklaren om van dit bezwaar kennis te nemen. Doende hetgeen het Gerecht had behoren te doen, zal de Raad het Gerecht onbevoegd verklaren om van het bezwaar kennis te nemen voor zover dit zich richt tegen de functiewaardering en -inschaling van de functie Diensthoofd Studiefinanciering.
5. Voor een veroordeling in de proceskosten bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De Raad van Beroep in ambtenarenzaken:
- vernietigt de aangevallen uitspraak voor zover daarin het bezwaar van appellant tegen de waardering en inschaling van de functie van Diensthoofd Studiefinanciering ongegrond is verklaard;
- verklaart het Gerecht in zoverre onbevoegd van het bezwaar kennis te nemen;
- bevestigt de aangevallen uitspraak voor het overige.
Aldus gegeven door mr. W.H. Bel, voorzitter, en mr. L.J.J. Rogier en
drs. P.J. Thijssen, leden, en uitgesproken in het openbaar te Curaçao op 9 december 2021 in tegenwoordigheid van de griffier.