In deze zaak gaat het om een hoger beroep van een appellant die sinds 1 mei 2011 de functie van Diensthoofd Studiefinanciering vervult bij het Ministerie van Onderwijs, Cultuur, Jeugd en Sport. De appellant heeft verzocht om zijn bezoldiging over het jaar 2011 te corrigeren en zijn functie te waarderen op schaal 14 in plaats van de huidige schaal 12. Dit verzoek werd door de Gouverneur van Sint Maarten afgewezen, met de onderbouwing dat de functie niet voldoet aan de voorwaarden voor herwaardering. De appellant heeft hiertegen bezwaar gemaakt, maar het Gerecht in Ambtenarenzaken verklaarde het bezwaar niet-ontvankelijk en ongegrond.
In hoger beroep heeft de Raad van Beroep in Ambtenarenzaken de zaak behandeld. De Raad oordeelde dat de Gouverneur het bevoegde gezag is voor ambtenaren in dienst van het Land en dat de inhoudelijke beslissing omtrent de rechtspositie van de appellant door de regering wordt genomen. De Raad concludeerde dat de functiebeschrijving geen ruimte biedt voor een afwijking van de salarisschaal en dat de Bezoldigingsregeling ambtenaren geen mogelijkheid biedt om ambtenaren in een hogere schaal te benoemen dan bij Landsbesluit is vastgesteld.
De Raad heeft de aangevallen uitspraak vernietigd voor zover het bezwaar van de appellant tegen de waardering en inschaling van de functie van Diensthoofd Studiefinanciering ongegrond was verklaard, en verklaarde het Gerecht onbevoegd om van dit bezwaar kennis te nemen. De overige delen van de aangevallen uitspraak werden bevestigd. De uitspraak werd gedaan op 9 december 2021.