In deze zaak, behandeld door de Raad van Beroep in Ambtenarenzaken van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba, staat de bevoegdheid van de Gouverneur centraal in het kader van ambtenarenrecht. De Raad stelt vast dat de Gouverneur, op grond van artikel 4 van de Landsverordening materieel ambtenarenrecht (de Lma), het bevoegde gezag is over ambtenaren. Dit betekent dat de Gouverneur de enige is die inhoudelijke beslissingen kan nemen over verzoeken om bevordering van ambtenaren, ook als deze beslissingen op voordracht van een verantwoordelijke Minister worden genomen. De Raad verwijst naar een eerdere uitspraak van 26 juli 2016, waarin deze bevoegdheid ook werd bevestigd.
In deze specifieke zaak heeft de Minister van Justitie het verzoek van de appellant om bevordering naar schaal 11 afgewezen. Het Gerecht in Ambtenarenzaken heeft het bezwaar van de appellant tegen deze afwijzing ongegrond verklaard. De appellant heeft hiertegen hoger beroep ingesteld. De Raad oordeelt dat de afwijzing onbevoegd is gegeven, omdat deze niet door de Gouverneur zelf is genomen. De Raad vernietigt daarom de aangevallen uitspraak en verklaart het bezwaar van de appellant alsnog gegrond, maar laat de rechtsgevolgen van de afwijzing in stand.
De Raad concludeert dat de appellant niet voldeed aan de bevorderingseisen voor de functie van Hoofdcommies 1ste klasse, en dat de afwijzing van zijn verzoek om bevordering terecht was. De Raad ziet geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling, omdat de appellant materieel in het ongelijk is gesteld. De uitspraak is gedaan op 16 februari 2017.