ECLI:NL:ORBAACM:2021:68

Raad van Beroep in Ambtenarenzaken van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba

Datum uitspraak
13 oktober 2021
Publicatiedatum
17 november 2021
Zaaknummer
AUA2020H00029
Instantie
Raad van Beroep in Ambtenarenzaken van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bevordering van een ambtenaar en het bevorderingsbeleid in Aruba

In deze zaak gaat het om het hoger beroep van de Gouverneur van Aruba tegen een uitspraak van het Gerecht in Ambtenarenzaken van Aruba. De appellant, de Gouverneur, was bevorderd naar de rang van hoofdcommies per 1 augustus 2018, maar was van mening dat deze bevordering niet in overeenstemming was met het bevorderingsbeleid dat vereist dat er minimaal één schaal verschil moet zijn tussen een diensthoofd en zijn naaste medewerkers. Het Gerecht had het bezwaar van de appellant ongegrond verklaard, wat leidde tot het hoger beroep.

De Raad voor de Rechtspraak heeft de zaak op 16 september 2021 behandeld, waarbij de appellant niet aanwezig was, maar de geïntimeerde vertegenwoordigd was door zijn gemachtigde. De Raad heeft vastgesteld dat de appellant sinds 1 augustus 1990 in dienst is van het Land Aruba en dat hij na een periode van non-activiteit in 2016 was geplaatst in de functie van expert inspectie. De Raad heeft de feiten en omstandigheden van de zaak in overweging genomen, inclusief het beleid van de geïntimeerde ten aanzien van non-actieven.

De Raad concludeert dat de geïntimeerde geen rekening hoefde te houden met het bevorderingsbeleid, aangezien de leidinggevende van de appellant een andere functie vervult. De Raad bevestigt de uitspraak van het Gerecht en oordeelt dat het hoger beroep niet slaagt. Er is geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten. De uitspraak is openbaar uitgesproken op 13 oktober 2021.

Uitspraak

RAAD VAN BEROEP

IN AMBTENARENZAKEN
ARUBA

Op het hoger beroep van:

[appellant],

wonend in Aruba,
appellant,
gemachtigde: mr. E. Duijneveld,
tegen de uitspraak van het Gerecht in Ambtenarenzaken van Aruba (Gerecht) van
10 februari 2020, AUA201900465 (aangevallen uitspraak), in het geding tussen:
appellant
en

de Gouverneur van Aruba,

geïntimeerde,
gemachtigde: mr. C.L. Geerman, werkzaam bij de Directie Wetgeving en Juridische Zaken.

Procesverloop

Bij Landsbesluit van 20 juli 2018 (bestreden beschikking) is appellant met ingang van 1 augustus 2018 bevorderd naar de rang van hoofdcommies (schaal 10, dienstjaar 7).
Bij de aangevallen uitspraak heeft het Gerecht het door appellant tegen de bestreden beschikking gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Appellant heeft tegen de aangevallen uitspraak hoger beroep ingesteld.
Geïntimeerde heeft een contramemorie ingediend.
De Raad heeft de zaak ter zitting behandeld op 16 september 2021.
Appellant is niet verschenen. Geïntimeerde heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

1. De Raad gaat uit van de volgende in dit geding van belang zijnde feiten en omstandigheden.
1.1.
Appellant is sinds 1 augustus 1990 als ambtenaar in dienst van het Land Aruba. Sinds 1 april 2003 was appellant geplaatst in de rang van commies 1ste klasse (schaal 9). Na een periode van non-activiteit, die op 2 september 2013 is aangevangen, is appellant met ingang van 11 juli 2016 geplaatst in de functie van expert inspectie bij de Directie Scheepvaart (DS). Op 20 juli 2017 heeft de directeur van de DS het verzoek ingediend appellant per 11 juli 2016 te bevorderen naar schaal 10. Het Departamento Recurso Humano (DRH) heeft geadviseerd om appellant te bevorderen naar de rang van hoofdcommissies (schaal 10) met ingang van 1 augustus 2018. De ministerraad heeft beslist conform het advies van DRH, waarna de bestreden beschikking tot stand is gekomen.
2. Bij de aangevallen uitspraak heeft het Gerecht het bezwaar van appellant ongegrond verklaard. Naar het oordeel van het Gerecht is het besluit om appellant niet eerder dan 1 augustus 2018 te bevorderen in overeenstemming met het door geïntimeerde gevoerde beleid ten aanzien van zogenoemde non-actieven, neergelegd in paragraaf 2.5 van het Handboek Rechtspositionele Regelingen Land Aruba. Omstandigheden die geïntimeerde aanleiding hadden moeten geven om van zijn beleid af te wijken zijn niet gebleken. Het beroep op het vertrouwensbeginsel slaagt evenmin.
3.1.
Appellant heeft in hoger beroep aangevoerd dat het Gerecht ten onrechte aan zijn stelling voorbij is gegaan dat hij niet minimaal een schaal hoger dan zijn ondergeschikten is geplaatst.
3.2.
Geïntimeerde heeft gesteld dat bij de bestreden beschikking geen rekening gehouden hoefde te worden met het bevorderingsbeleid dat er “minstens één (1) schaal verschil moet zijn tussen een diensthoofd en zijn naaste medewerkers”. Het is de leidinggevende van appellant die een leidinggevende functie vervult en niet appellant.
4. De Raad komt tot de volgende beoordeling.
4.1.
Gelet op wat in hoger beroep is aangevoerd, moet de vraag worden beantwoord of geïntimeerde bij de bevordering van appellant rekening had moeten houden met het in 3.2 omschreven beleid.
4.2.
Het door geïntimeerde ingenomen standpunt, dat onderbouwd is met de functiebeschrijving van appellant en goed is te volgen, is door appellant niet weersproken. Het argument van appellant treft geen doel.
4.3.
De slotsom luidt dat het hoger beroep niet slaagt, zodat de aangevallen uitspraak moet worden bevestigd.
5. Voor een veroordeling in de proceskosten bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De Raad
bevestigtde aangevallen uitspraak.
Aldus gegeven door mrs. M.C. Bruning voorzitter, A.H.M. van de Leur en
J. Sybesma, leden, in het openbaar uitgesproken op 13 oktober 2021 in tegenwoordigheid van de griffier.