In deze zaak gaat het om een hoger beroep van een ambtenaar, appellant, tegen de afwijzing van zijn verzoek om bevordering naar de rang van hoofdtechnisch opzichter (schaal 8) door de Gouverneur van Aruba, geïntimeerde. De afwijzing was gebaseerd op een negatieve beoordeling over het jaar 2011. Appellant, werkzaam bij de Dienst Openbare Werken, had eerder een bevordering ontvangen naar de rang van technisch opzichter 1ste klasse (schaal 7) in 2009. De bestreden beschikking van 1 juli 2013 wees zijn verzoek om bevordering af, wat door het Gerecht in Ambtenarenzaken van Aruba op 5 november 2018 werd bevestigd in de aangevallen uitspraak. Appellant stelde dat de negatieve beoordeling onterecht was en dat hij niet in aanmerking kwam voor een bevordering.
De Raad voor de Rechtspraak heeft de zaak op 17 juni 2021 behandeld. Appellant was aanwezig met zijn gemachtigde, terwijl de geïntimeerde werd vertegenwoordigd door zijn gemachtigde. De Raad concludeerde dat de negatieve beoordeling over 2011, die appellant had ontvangen, geldig was en dat hij niet voldeed aan de eisen voor bevordering zoals gesteld in de Bezoldigingsregeling Aruba 1986. De Raad onderschreef het oordeel van het Gerecht over de tijdigheid van het ingediende bezwaar en de ontvankelijkheid daarvan.
Uiteindelijk oordeelde de Raad dat het hoger beroep niet slaagde en bevestigde de aangevallen uitspraak, met verbetering van gronden. De Raad besloot dat er geen aanleiding was voor een veroordeling in de proceskosten.