ECLI:NL:ORBAACM:2021:31

Raad van Beroep in Ambtenarenzaken van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba

Datum uitspraak
7 juli 2021
Publicatiedatum
23 juli 2021
Zaaknummer
AUA2020H00060
Instantie
Raad van Beroep in Ambtenarenzaken van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Ambtenarenrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijk verklaring van hoger beroep in ambtenarenzaak

In deze zaak heeft de Raad van Beroep in Ambtenarenzaken van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba op 7 juli 2021 uitspraak gedaan in het hoger beroep van een appellant tegen een eerdere uitspraak van het Gerecht in Ambtenarenzaken van Aruba. De appellant, vertegenwoordigd door mr. D.L. Emerencia, had op 6 mei 2020 hoger beroep ingesteld tegen de uitspraak van 6 april 2020. Echter, in het ingediende beroepschrift ontbraken de gronden waarop het hoger beroep berustte. De Raad heeft de appellant in de gelegenheid gesteld om binnen vier weken na een herinneringsbrief van 28 september 2020 de ontbrekende gronden in te dienen, maar de appellant heeft hier geen gebruik van gemaakt en ook geen uitstel aangevraagd. Hierdoor heeft de Raad, op basis van artikel 106, eerste lid, van de La, het hoger beroep niet-ontvankelijk verklaard. De Raad heeft geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gedaan in aanwezigheid van de griffier.

Uitspraak

RAAD VAN BEROEP

IN AMBTENARENZAKEN
ARUBA
Beschikking op het hoger beroep van:

[appellant],

appellant,
tegen de uitspraak van het Gerecht in Ambtenarenzaken van Aruba van
6 april 2020, AUA201902361 (aangevallen uitspraak), in het geding tussen:
appellant,
gemachtigde: mr. D.L. Emerencia, advocaat
en
de Minister van Algemene Zaken, Integriteit, Overheidszorg, Innovatie en Energie,
geïntimeerde,
gemachtigde: mr. V.M. Emerencia, werkzaam bij DWJZ

Procesverloop

Tegen de aangevallen uitspraak heeft appellant op 6 mei 2020 hoger beroep ingesteld bij de Raad.

Overwegingen

1. Op grond van artikel 104, eerste lid, aanhef en onder c, van de La houdt het beroepschrift de gronden in waarop het hoger beroep berust.
Op grond van artikel 105 wijst de voorzitter van de Raad de inzender van een beroepschrift die de voorschriften van artikel 104 niet in acht heeft genomen, op het gepleegde verzuim en nodigt hem uit dit binnen een bepaalde termijn te herstellen.
Op grond van artikel 106, eerste lid, kan degene die niet binnen de door de voorzitter bepaalde termijn het door hem gepleegde verzuim heeft hersteld, zonder dat een nader onderzoek vereist is, door de Raad in zijn beroep niet-ontvankelijk worden verklaard.
2. Appellant heeft op 6 mei 2020 een zogeheten pro forma beroepschrift ingediend tegen de aangevallen uitspraak. Hierin ontbreken de gronden van het beroep. In het beroepschrift heeft appellant aangekondigd zo spoedig mogelijk de gronden in te dienen. Bij brief van 28 september 2020 heeft de Raad appellant in de gelegenheid gesteld binnen vier weken na dagtekening van de brief, dat wil zeggen voor 27 oktober 2020, een aanvullend beroepschrift in te dienen.
3. Appellant heeft van de geboden gelegenheid geen gebruik gemaakt en ook niet om uitstel verzocht. Gelet hierop zal de Raad toepassing geven aan artikel 106, eerste lid, van de La en het hoger beroep van appellant niet-ontvankelijk verklaren.
4. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De Raad
verklaarthet hoger beroep
niet-ontvankelijk.
Aldus gegeven door mrs. M.C. Bruning, voorzitter, en J. Sybesma en L.C. Hoefdraad, leden, en in het openbaar uitgesproken op 7 juli 2021 in tegenwoordigheid van de griffier.