ECLI:NL:ORBAACM:2019:15

Raad van Beroep in Ambtenarenzaken van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba

Datum uitspraak
10 april 2019
Publicatiedatum
24 juni 2019
Zaaknummer
AUA2016H00061
Instantie
Raad van Beroep in Ambtenarenzaken van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Ambtenarenrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • D. Haan
  • L.C. Hoefdraad
  • A.H.M. van de Leur
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake bevordering en functieclassificatie binnen de Inspectie der Invoerrechten en Accijnzen

In deze zaak gaat het om een hoger beroep van de Gouverneur van Aruba tegen een uitspraak van het Gerecht in Ambtenarenzaken. De Gouverneur was benoemd in de rang van Adjunct-inspecteur der invoerrechten en accijnzen en werd bevorderd naar Inspecteur der invoerrechten en accijnzen. De aangevallen uitspraak verklaarde het bezwaar van de Gouverneur gegrond en vernietigde het bevorderingsbesluit voor wat betreft de ingangsdatum van de bevordering naar de rang van Inspecteur der invoerrechten en accijnzen 1ste klasse. De Gouverneur stelde dat hij per 1 februari 2011 recht had op bevordering naar schaal 14, terwijl het Gerecht oordeelde dat zijn functie een carrière functie was, die pas per 1 januari 2012 aanspraak gaf op bevordering. De Raad heeft de zaak behandeld op 15 november 2018, waarbij de Gouverneur aanwezig was en de geïntimeerde vertegenwoordigd werd door zijn gemachtigde. De Raad concludeerde dat de functie van de Gouverneur inderdaad een carrière functie was en dat de eerdere uitspraak van het Gerecht terecht was. Het hoger beroep werd ongegrond verklaard en de aangevallen uitspraak werd bevestigd.

Uitspraak

Landsverordening ambtenarenrechtspraak (La)

Uitspraakdatum: 10 april 2019
Zaaknummer: AUA2016H00061

RAAD VAN BEROEP IN AMBTENARENZAKEN

Zittingsplaats Aruba
Uitspraak op het hoger beroep van:

[appellant],

wonende in Aruba,
appellant,
tegen de uitspraak van het Gerecht in Ambtenarenzaken, zittingsplaats Aruba, van 16 mei 2016, in zaaknr. GAZA nr. 2015/87, in het geding tussen:
appellant
en

de Gouverneur van Aruba,

geïntimeerde,
gemachtigde: A. Lumenier, werkzaam bij de Dienst Wetgeving en Juridische zaken (DWJZ).

Procesverloop

Bij Landsbesluit van 19 november 2014 (het bevorderingsbesluit) is appellant met ingang van 1 juli 2009 benoemd in de rang van Adjunct‑inspecteur der invoerrechten en accijnzen 1ste klasse A (schaal 12) en per diezelfde datum bevorderd naar de rang van Inspecteur der invoerrechten en accijnzen (schaal 13) en met ingang van 1 januari 2013 bevorderd naar de rang van Inspecteur der invoerrechten en accijnzen 1ste klasse (schaal 14).
Bij de aangevallen uitspraak heeft het Gerecht het door appellant daartegen gemaakte bezwaar gegrond verklaard en het bevorderingsbesluit vernietigd voor zover het de ingangsdatum van de bevordering naar de rang van Inspecteur der invoerrechten en accijnzen 1ste klasse (schaal 14) betreft.
Appellant heeft tegen de aangevallen uitspraak hoger beroep ingesteld.
Geïntimeerde heeft op 13 november 2018 een nader stuk ingediend.
De Raad heeft de zaak ter zitting behandeld op 15 november 2018. Appellant is daar verschenen. Geïntimeerde heeft zich daar doen vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

1. Op grond van artikel 2 van het Landsbesluit bijzondere rechtspositionele bepalingen douaneambtenaren (het Lbrbd) kunnen bij de Inspectie ambtenaren worden benoemd in de navolgende rangen, oplopend van de laagste naar de hoogste:
- (…);
- inspecteur der invoerrechten en accijnzen;
- inspecteur der invoerrechten en accijnzen 1ste klasse; en
- hoofdinspecteur der invoerrechten en accijnzen.
Op grond van artikel 3, eerste lid, zijn de vereisten om aangesteld te worden in of bevorderd te worden tot een der in artikel 2 genoemde rangen neergelegd in de van dit landsbesluit deel uitmakende bijlage (de Bijlage).
Op grond van onder IV.E, van de Bijlage gelden als vereisten voor aanstelling en bevordering naar de rang van Inspecteur der invoerrechten en accijnzen 1ste klasse (schaal 14): a. als onder IV.D, b. vijf jaar ervaring in de rang van inspecteur der invoerrechten en accijnzen; en c. gunstige beoordeling.
1.1
De Inspectie der Invoerrechten en Accijnzen is ingericht volgens een organogram (het Organogram), waaruit blijkt dat het Hoofd van die organisatie de rang heeft van Hoofdinspecteur, waaronder een Plaatsvervangend Hoofd/techniek (schaal 14) staat met de rang van Inspecteur I&A 1ste klasse.
2. Appellant meent dat het Gerecht bij de aangevallen uitspraak heeft miskend dat zijn plaatsing per 1 februari 2011 in de functie Chef afdeling Techniek/waarnemend plaatsvervangend Hoofd hem per die datum aanspraak gaf op bevordering naar schaal 14, waarop die functie is gewaardeerd, in plaats van per 1 januari 2012 volgens het rangenstelsel (in samenhang met het beleid inzake een versnelde carrièrelijn). Volgens appellant is zijn functie geen zogeheten ‘carrière functie’, maar een zogeheten ‘benoemde functie’, die aanspraak geeft op de bezoldigingsschaal waarop de functie is gewaardeerd vanaf de dag van benoeming in die functie.
2.1
Zoals de Raad eerder heeft overwogen bij zijn uitspraak van 31 mei 2016 (ECLI:NL:ORBAACM:2016:5) zijn carrière functies te onderscheiden van benoemde functies doordat ze ingebed zijn in een rangenstelsel, waarbij aan elke rang een bezoldigingsschaal is gekoppeld en voor elke rang bevorderingseisen gelden die teruggrijpen op een onderliggende rang, waarin een minimale periode moet zijn volbracht (anciënniteit). Aan een carrière functie is een maximum bezoldigingsschaal verbonden, waarnaar moet worden toegewerkt door bevordering langs het rangenstelsel en de daaraan verbonden eisen. Benoemde functies zijn niet ingebed in een rangenstelsel, zodat daarvoor geldt dat bij de benoeming daarin bezoldiging meteen zal plaatsvinden naar de bezoldigingsschaal waarop die functie is gewaardeerd.
2.2
De Raad stelt vast dat blijkens het Organogram de functie van appellant is ingebed in het rangenstelsel zoals neergelegd in het Lbrbd en ook daarom is aan te merken als een carrière functie.
De door appellant overgelegde brief van 26 april 2012, geschreven door een Beleidsadviseur namens de Minister van Financiën, doet aan die vaststelling niet af. Daarbij wordt vermeld dat de betrokken functie in die volle hoedanigheid werd bekleed door meerdere hoge functionarissen bij de Inspectie I&A, dus dat het als zodanig een benoemde functie betreft die niet mag worden opgesplitst. Kennelijk wordt met ‘benoemde functie’ daar gedoeld op de onverbrekelijke samenhang tussen de onderdelen Chef afdeling Techniek en waarnemend plaatsvervangend Hoofd van de functie, en niet op benoemde functie in de zin zoals onder 2.1 vermeld. Maar ook als dat anders zou zijn, zou de dan uit die brief sprekende onjuiste opvatting hier geen gewicht in de schaal kunnen werpen.
2.3
De slotsom is dat het Gerecht terecht heeft overwogen dat de functie van appellant een carrière functie is en dat hij pas per 1 januari 2012 in aanmerking kon komen voor bevordering naar schaal 14 (wat al bij Landsbesluit werd toegekend).
3. Het hoger beroep moet ongegrond worden verklaard en de aangevallen uitspraak kan worden bevestigd.
4. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De Raad
bevestigtde aangevallen uitspraak.
Aldus gegeven door mrs. D. Haan, voorzitter, en L.C. Hoefdraad en A.H.M. van de Leur, leden, en in het openbaar uitgesproken op 10 april 2019 in tegenwoordigheid van de griffier.