ECLI:NL:OGHACMB:2025:173

Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba

Datum uitspraak
1 juli 2025
Publicatiedatum
21 juli 2025
Zaaknummer
AUA2023H00165
Instantie
Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake erfgenamen en schenking tussen echtgenoten met betrekking tot een lening

In deze zaak gaat het om een hoger beroep dat is ingesteld door de erfgenamen van de erflater, die in eerste aanleg zijn veroordeeld tot betaling van een lening van € 16.000 aan de broer van de erflater. De broer, eiser in eerste aanleg, heeft de lening aan de erflater verstrekt, maar na het overlijden van de erflater hebben de erfgenamen, waaronder de weduwe en de dochters, de nalatenschap beneficiair aanvaard. De erfgenamen hebben in hoger beroep grieven ingediend tegen het vonnis van het Gerecht in eerste aanleg, waarin de vordering van de broer voor een groot deel is toegewezen. Het Hof heeft in deze procedure een tussenvonnis gewezen, omdat niet alle erfgenamen in hoger beroep zijn opgeroepen. Het Hof heeft voorlopige overwegingen gegeven over de rechtsgeldigheid van de opbrengstovereenkomst en de toedeling van de woning aan de weduwe in het kader van de huwelijkse voorwaarden. De zaak is complex door de interactie tussen erfrecht en verbintenissenrecht, en de vraag of de rechtshandelingen van de erflater en de weduwe vernietigbaar zijn op grond van Pauliana. Het Hof heeft de deurwaarder opgedragen om de appelstukken aan een van de erfgenamen te betekenen, zodat deze kan worden betrokken in het hoger beroep. De zaak is aangehouden voor verdere behandeling na ontvangst van de memorie van antwoord van de betrokken erfgenaam.

Uitspraak

Burgerlijke zaken over 2025
Zaaknummers: AUA202102575 – AUA2023H00165
Uitspraak: 1 juli 2025
GEMEENSCHAPPELIJK HOF VAN JUSTITIE
van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en
van Bonaire, Sint Eustatius en Saba
V O N N I S
in de zaak van:

1.[WEDUWE ERFLATER],

2.
[DOCHTER 3],
3.
[DOCHTER 4],
allen wonende in Nederland,
in eerste aanleg gedaagden, thans appellanten,
gemachtigde: mr. R.A. Wix,
en

4.[DOCHTER 1],

wonende in Nederland, thans procederende aan de zijde van appellanten,
gemachtigde: mr. R.A. Wix,
tegen
[BROER ERFLATER],
wonende in Soest, Nederland,
in eerste aanleg eiser, thans geïntimeerde,
gemachtigde: mr. G. de Hoogd.
Partijen worden hierna [weduwe erflater], [dochter 3], [dochter 4], [dochter 1] en [broer erflater] genoemd.
[weduwe erflater], [dochter 3], [dochter 4] en [dochter 1] worden gezamenlijk ook aangeduid als [appellanten]
1.
De zaak in het kort
[broer erflater] heeft € 16.000 uitgeleend aan zijn broer. De broer is overleden.
In deze procedure probeert [broer erflater] te bereiken dat de erfgenamen van de broer, of sommigen van hen, het uitgeleende bedrag aan hem terugbetalen.
Het Gerecht heeft de vordering voor een belangrijk deel toegewezen.
In dit hoger beroep wijst het Hof een tussenvonnis in verband met de omstandigheid dat niet alle erfgenamen in hoger beroep zijn opgeroepen. Verder geeft het Hof voorlopige overwegingen.
2.
Het verloop van de procedure
2.1
Bij op 3 oktober 2023 ingekomen akte van appel zijn [weduwe erflater], [dochter 3] en [dochter 4] in hoger beroep gekomen van het tussen partijen gewezen en op 30 augustus 2023 uitgesproken vonnis van het Gerecht in eerste aanleg van Aruba (hierna: het Gerecht).
2.2
Bij op 10 november 2023 ingekomen memorie van grieven hebben [appellanten] twee grieven tegen het vonnis aangevoerd en toegelicht. Hun conclusie strekt ertoe dat het Hof het vonnis zal vernietigen en de vorderingen van [broer erflater] alsnog zal afwijzen, met veroordeling van [broer erflater] in de proceskosten in beide instanties.
2.3
Bij op 28 februari 2024 ingekomen memorie van antwoord heeft [broer erflater] de grieven bestreden. Zijn conclusie strekt ertoe dat het Hof het bestreden vonnis zal bevestigen, met veroordeling van [appellanten], uitvoerbaar bij voorraad, in de proceskosten in hoger beroep.
2.4
Op 4 februari 2025 hebben de gemachtigden van [broer erflater] en [appellanten] pleitnotities ingediend.
2.5
Vonnis is nader bepaald op vandaag.
3.
De beoordeling
Feiten
3.1
Het Hof gaat voorlopig (zie hierna onder 3.7) uit van de volgende feiten.
3.1.1 [
[broer erflater] is de broer van wijlen [erflater] (geboren in 1952, hierna: de erflater). De erflater was gehuwd met [weduwe erflater] (geboren in 1968). Zij zijn de ouders van [dochter 3] (geboren in 2001) en [dochter 4] (geboren in 2003). [dochter 1] en [dochter 2] Nijhuis (hierna: [dochter 2]) zijn de dochters van de erflater uit een eerder huwelijk.
3.1.2
De erflater en [weduwe erflater] waren in gemeenschap van goederen gehuwd. Staande huwelijk, in 2018, hebben zij huwelijkse voorwaarden opgemaakt en de tussen hen bestaande huwelijksgoederengemeenschap verdeeld, waarbij (onder meer) de tot die gemeenschap behorende woning gelegen aan de [adres] in Aruba (hierna: de woning) is toegedeeld aan [weduwe erflater].
3.1.3
In een door [weduwe erflater] en de erflater en tevens door [dochter 3] en [dochter 4] ondertekende verklaring van 21 mei 2018 (hierna: de opbrengstovereenkomst) staat (onder meer) het volgende:
Middels deze verklaren wij aan elkaar in het bijzijn van [dochter 3] en [dochter 4] dat bij verkoop van het huis een ieder recht heeft op de helft van de opbrengst (netto).
3.1.4
Blijkens een op 10 oktober 2020 gedateerde, door de erflater en [broer erflater] ondertekende schuldbekentenis heeft de erflater een bedrag van € 16.000 van [broer erflater] geleend.
3.1.5
De erflater is op 12 januari 2021 in Aruba overleden. Bij testament van 7 maart 2016 heeft de erflater over zijn nalatenschap beschikt. Hij heeft [weduwe erflater], [dochter 3], [dochter 4], [dochter 1] en [dochter 2] als zijn enige erfgenamen benoemd, tezamen en voor gelijke delen. Tevens bevat het testament een ouderlijke boedelverdeling.
3.1.6
Op 24 september 2021 heeft [weduwe erflater] mede namens [dochter 3] en [dochter 4] verklaard de nalatenschap van de erflater beneficiair te aanvaarden. Hiervan is akte opgemaakt bij het Gerecht.
3.1.7
De woning is voor Afl. 680.000 verkocht aan een derde. De verkoopopbrengst is uitbetaald aan [weduwe erflater].
3.1.8 [
[broer erflater] heeft [weduwe erflater] als erfgenaam van de erflater verzocht het door hem aan de erflater geleende bedrag terug te betalen. [weduwe erflater] heeft hieraan geen gevolg gegeven.
3.1.9
Bij brief van 29 maart 2022 heeft advocaat mr. De Hoogd namens [broer erflater] verklaard:
Hierbij roept mijn client de buitengerechtelijke vernietiging in van de rechtshandelingen van [de erflater] en [weduwe erflater], zoals weergegeven in de akte van 2018 verleden voor de instrumenterende notaris, strekkende tot wijziging van de huwelijkse voorwaarden tussen [de erflater] en [weduwe erflater] en tot verdeling van de gemeenschap, voor zover daarbij de woning en de daarop (eventueel) rustende hypothecaire inschrijvingen zijn toegedeeld c.q. overgedragen aan [weduwe erflater].
3.1.10
Bij schriftelijke verklaringen van 18 april 2022, ingediend bij het Gerecht, hebben [weduwe erflater], [dochter 3] en [dochter 4] verklaard de nalatenschap van de erflater te verwerpen.
3.1.11
Op 23 maart 2023 heeft [dochter 2] verklaard de nalatenschap beneficiair te aanvaarden.
3.1.12
Bij bericht van 8 juli 2023 heeft mr. Wix verklaard dat [dochter 1] de nalatenschap van de erflater van meet af aan heeft verworpen, zonder die ooit beneficiair te hebben aanvaard.
Vorderingen
3.2
In deze procedure heeft [broer erflater] bij het Gerecht gevorderd, na wijziging van eis bij akte van 18 oktober 2022, verkort weergegeven, uitvoerbaar bij voorraad:
a. verklaring voor recht dat [broer erflater] de rechtshandelingen van de erflater strekkende tot wijziging van de huwelijkse voorwaarden tussen de erflater en [weduwe erflater] en tot verdeling van de huwelijksgoederengemeenschap op 29 maart 2022 heeft vernietigd; althans
b. vernietiging van die rechtshandelingen, voor zover daarbij de woning is toegedeeld en overgedragen aan [weduwe erflater];
c. hoofdelijke veroordeling van de erven van de erflater en/of [weduwe erflater], [dochter 3] en [dochter 4], althans veroordeling van [weduwe erflater] tot betaling van € 16.000, met wettelijke rente;
d. (hoofdelijke) veroordeling van de erven van de erflater en/of [weduwe erflater], [dochter 3] en [dochter 4], althans veroordeling van [weduwe erflater] in de proceskosten.
Beslissingen van het Gerecht
3.3
Bij het bestreden vonnis heeft het Gerecht, verkort weergegeven, beslist, uitvoerbaar bij voorraad:
a. veroordeling van [weduwe erflater], [dochter 4], [dochter 3] en [dochter 2] gezamenlijk, in hun hoedanigheid van erfgenamen, tot betaling van € 16.000, althans het equivalent daarvan in Arubaanse florin, uit de nalatenschap aan [broer erflater], indien en voor zover de nalatenschap daartoe toereikend is, met wettelijke rente en proceskosten;
b. afwijzing van de vordering tegen [dochter 1], met veroordeling van [broer erflater] in de proceskosten aan de zijde van [dochter 1].
3.4
Aan deze beslissingen heeft het Gerecht, verkort weergegeven, de volgende overwegingen ten grondslag gelegd. De afwijzing van de vordering tegen [dochter 1] berust erop dat [dochter 1] de nalatenschap heeft verworpen (4.2). [weduwe erflater], [dochter 4] en [dochter 3] kunnen zich niet op verwerping van de nalatenschap beroepen, omdat zij de nalatenschap al beneficiair hadden aanvaard voordat zij die wilden verwerpen (4.3). De beneficiaire aanvaarding brengt mee dat zij slechts kunnen worden aangesproken indien en voor zover de nalatenschap over voldoende middelen beschikt (4.4). De opbrengstovereenkomst behoefde niet bij notariële akte in huwelijkse voorwaarden te worden vastgelegd. De vordering van de erflater op [weduwe erflater] ter hoogte van de helft van de verkoopopbrengst van de woning valt in de nalatenschap (4.5). De verplichting om de schuld uit de nalatenschap te voldoen, is een gezamenlijke verplichting en geen hoofdelijke (4.6). [broer erflater] heeft geen belang bij de vorderingen met betrekking tot vernietiging van de huwelijkse voorwaarden en de toedeling van de woning (4.8).
Beoordeling door het Hof
Processuele beslissingen
3.5
De akte van appel is niet mede namens [dochter 1] ingediend. Ten tijde van de memorie van grieven was de appeltermijn verstreken. [dochter 1] heeft dus geen hoger beroep ingesteld en zij kan dat ook niet meer doen. Wel kan zij zich voegen aan de zijde van appellanten. Dat heeft zij impliciet gedaan doordat zij als appellant is genoemd in de memorie van grieven en de pleitnota van mr. Wix. Ook mr. De Hoogd heeft haar zonder bezwaar in de kop van zijn gedingstukken in hoger beroep vermeld. Daaruit leidt het Hof af dat [broer erflater] geen bezwaar ertegen heeft dat [dochter 1] zich voegt aan de zijde van appellanten. Het Hof heeft daar ook geen bezwaar tegen en zal haar voortaan aanduiden als gevoegde partij aan de zijde van appellanten.
3.6
De vordering van [broer erflater] is (grotendeels) gericht tegen de gezamenlijk erven. Het betreft (in zoverre) een processueel ondeelbare vordering. Bovendien wordt de nalatenschap door de gezamenlijke erven vereffend (zie 3.8 hierna). Een van de veroordeelde erfgenamen is [dochter 2]. Namens haar is in eerste aanleg de advocaat mr. Rep verschenen. Zij is in hoger beroep echter niet opgeroepen. Overeenkomstig HR 10 maart 2017, ECLI:NL:HR:2017:411, 3.6.1 (zie ook HR 20 april 2018, ECLI:NL:HR:2018:649) zal het Hof de deurwaarder opdragen om de appeldagvaarding, de memorie van grieven en dit tussenvonnis aan [dochter 2] te betekenen en [dochter 2] op te roepen in dit geding in hoger beroep. De kosten hiervan dienen te worden gedragen door [weduwe erflater], [dochter 3], [dochter 4] en [dochter 1].
[dochter 2] kan binnen zes weken na de betekening een memorie van antwoord indienen. Zie verder 3.13 hierna.
Voorlopige materieelrechtelijke overwegingen
3.7
Het Hof ziet aanleiding alvast enige materieelrechtelijke overwegingen te geven. Omdat [dochter 2] zich nog niet heeft kunnen uitlaten, bevatten de hierna volgende overwegingen slechts voorlopige beslissingen waarvan het Hof kan terugkomen.
3.8
Op 1 september 2021 is in Aruba het nieuwe erfrecht in werking getreden. Ingevolge art. 90 Landsverordening overgangsbepalingen Nieuw BWA zijn de nieuwe bepalingen zo veel mogelijk van toepassing op de vereffening van voordien aangevangen nalatenschappen. Art. 4:195 lid 1 BW bepaalt dat indien de nalatenschap door één of meer erfgenamen beneficiair is aanvaard, alle erfgenamen vereffenaar zijn. Zij oefenen ingevolge art. 4:198 BW hun bevoegdheden gezamenlijk uit. Indien één van de vereffenaars een tegenstrijdig belang heeft (zoals in dit geval [weduwe erflater], die zowel erfgenaam als schuldenaar is), kan de rechter bepalen dat de andere vereffenaars hun bevoegdheden gezamenlijk uitoefenen en de erfgenamen vertegenwoordigen.
3.9
De beide grieven van [appellanten] zijn gericht tegen het oordeel van het Gerecht dat erop neerkomt dat de opbrengstovereenkomst rechtsgeldig is, ook al is die niet bij notariële akte in huwelijkse voorwaarden vastgelegd.
3.1
In de huwelijkse voorwaarden is de woning aan [weduwe erflater] toegedeeld. Bij verkoop van de woning valt de verkoopopbrengst daarom in het vermogen van [weduwe erflater]. Dit kan niet buiten de huwelijkse voorwaarden om veranderd worden.
3.11
Wat [weduwe erflater] en de erflater buiten de huwelijkse voorwaarden om onderling zijn overeengekomen, lijkt erop neer te komen dat zij onder een tijdsbepaling een bepaald vermogensbestanddeel om niet zullen overdragen van de ene echtgenoot aan de andere, namelijk dat [weduwe erflater] bij verkoop van de woning de helft van de opbrengst om niet zal overdragen aan de erflater. Indien de overeenkomst zo moet worden opgevat, dient zij te worden aangemerkt als een schenking tussen echtgenoten. In het tot 1 september 2021 geldende erfrecht waren schenkingen tussen echtgenoten verboden (art. 7A:1697 BW). In zoverre lijkt het hoger beroep gegrond te zijn, zij het dat de grieven geen beroep doen op het naar oud recht geldende verbod van schenking tussen echtgenoten.
3.12
Ingevolge de devolutieve werking van het hoger beroep dient beoordeeld te worden of de toedeling van de woning bij huwelijkse voorwaarden in 2018 paulianeus is, zoals aan de brief van mr. De Hoogd van 29 maart 2022 ten grondslag is gelegd en [broer erflater] in eerste aanleg bij akte vermeerdering van eis heeft betoogd. Vernietiging krachtens art. 3:45 BW heeft ingevolge lid 3 relatieve werking. Zij strekt slechts ten behoeve van de schuldeiser die zich op de Pauliana heeft beroepen (in dit geval [broer erflater]) en gaat niet verder dan nodig is voor de opheffing van de door hem ondervonden benadeling.
3.13
Na tijdige ontvangst van de memorie van antwoord van [dochter 2] of na ommekomst van de daarvoor gestelde termijn zal het Hof de zaak naar de rol verwijzen voor conclusie na tussenvonnis aan alle zijden, waarna gelegenheid zal worden geboden voor antwoordconclusie na tussenvonnis aan alle zijden. In die conclusies kunnen partijen zich uitlaten over hetgeen het Hof hiervoor heeft overwogen.
B E S L I S S I N G
Het Hof:
beveelt de deurwaarder aan wie dit vonnis ter hand zal worden gesteld om te voldoen aan de hiervoor onder 3.6 gegeven opdracht;
bepaalt dat de kosten van uitvoering van deze opdracht dienen te worden gedragen door [weduwe erflater], [dochter 3], [dochter 4] en [dochter 1];
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mrs. G.C.C. Lewin, J. de Boer en W.P.M. ter Berg, leden van het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba, ondertekend door de rolrechter en ter openbare terechtzitting van het Hof in Curaçao uitgesproken op 1 juli 2025 in tegenwoordigheid van de griffier.