ECLI:NL:OGHACMB:2025:145

Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba

Datum uitspraak
27 mei 2025
Publicatiedatum
26 juni 2025
Zaaknummer
CUR2020H00234-CUR2020H00235-CUR2020H00238
Instantie
Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vijfde tussenbeschikking inzake de ontwikkeling van Plantage Vetter en de toekenning van eigendom aan een stichting onder overheidstoezicht

Op 27 mei 2025 heeft het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba een vijfde tussenbeschikking gegeven in de zaak betreffende de ontwikkeling van Plantage Vetter. Deze beschikking volgt op eerdere tussenbeschikkingen en betreft een verzoek op grond van artikel 3:200a e.v. van het Burgerlijk Wetboek tot toekenning van de grond die behoort tot de langdurig onverdeeld gebleven gemeenschap. De zaak draait om de ontwikkeling van een gebied van 207.226 m2, gelegen ten noorden van Abrahams, dat bekend staat als Plantage Vetter. Het Hof heeft de risico's van deconfiture bij een commerciële projectontwikkeling benadrukt en de mogelijkheid van toekenning van eigendom aan een stichting onder overheidstoezicht als te risicovol beoordeeld. Het Hof heeft partijen de gelegenheid gegeven om voorstellen te doen voor een andere onafhankelijke stichting, bij voorkeur opgericht door een kapitaalkrachtige instelling zoals een pensioenfonds. De beschikking bevat ook vragen aan het Land Curaçao over de bereidheid om erfpacht uit te geven aan gebruikers van het gebied en over de wijze van toezicht. De zaak wordt vervolgd op 26 augustus 2025, waarbij alle partijen gelijktijdig een akte kunnen nemen.

Uitspraak

Burgerlijke zaken over 2025
Registratienummers: CUR201601312 en
CUR2020H00234 - CUR2020H00235 - CUR2020H00238
Uitspraak: 27 mei 2025
GEMEENSCHAPPELIJK HOF VAN JUSTITIE
van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en
van Bonaire, Sint Eustatius en Saba
Vijfde tussenbeschikking
betreffende een verzoek op grond artikel 3:200a e.v. van het Burgerlijk Wetboek (BW) tot toekenning van de grond behorende tot de langdurig onverdeeld gebleven gemeenschap:
VETTER
te Curaçao, groot 207.226 m2,
gelegen ten noorden van Abrahams, ook bekend als Plantage Vetter,
omschreven in meetbrief no. 561 van 2003 (Plantageregister no. 110),
ten name staand van [naam 1]
geboren en overleden in de 19e eeuw.
In de bestreden beschikking van het Gerecht in eerste aanleg, zittingsplaats Curaçao, van 11 juni 2020 zijn als
belanghebbenden(met nummer) aangemerkt:
[belanghebbende 1 tot en met 80],
wonende te Curaçao en Nederland,
verzoekers,
gemachtigde: advocaat mr. L.L.A. Davelaar-Franklin,
met als verschenen belanghebbenden, veelal tevens verzoekers:
[belanghebbende 81 tot en met 94],
wonende te Curaçao en Nederland,
gemachtigde: oud-notaris mr. M.L. Alexander,
en
[belanghebbende 95 en 96],
wonende te Curaçao,
gemachtigde: advocaat mr. A.V.G. Rooijer,
en
[belanghebbende 97],
wonende te Curaçao,
gemachtigde: advocaat mr. A.V.G. Rooijer en advocaat mr. A.K. Kleinmoedig,
en
[belanghebbende 98 tot en met 141]
wonende te Curaçao,
hierna te noemen: [belanghebbende 98] c.s.,
gemachtigde: advocaat mr. A.K. Kleinmoedig,
en
[belanghebbende 142],
wonende te Curaçao,
verschenen in persoon,
en
de openbare rechtspersoon
HET LAND CURAÇAO,
zetelend te Curaçao,
gemachtigde: Giselle Hollander ([emailadres]),
en
ANDERE BELANGHEBBENDEN,
al dan niet verschenen, aan wie een openbare oproeping is gedaan en die van de processtukken kunnen kennisnemen via de website van het Gemeenschappelijk Hof (
www.gemhofvanjustitie.org/uitspraken/onverdeelde-boedels).

1.Het verdere verloop van de procedure

1.1.
Het Hof verwijst naar zijn tussenbeschikkingen van:
1.2.
Naar aanleiding van Vetter IV zijn op 18 juni 2024 ingediend:
  • door het Land
  • door [belanghebbende 98] c.s. een
  • door mr. Alexander namens de door hem vertegenwoordigde personen een
  • door mr. Davelaar-Franklin namens de door haar vertegenwoordigde personen (zonder [belanghebbende 37]) een
  • door [belanghebbende 37] een brief aan het Hof, met als producties een aantal verklaringen.
1.3.
Op 5 november 2024 zijn antwoordaktes ingediend door:
- [belanghebbende 98] c.s., met digitale producties op een memory stick;
- mr. Alexander, met producties;
- mr. Davelaar-Franklin, met producties;
- [belanghebbende 37].
1.4.
Beschikking is nader bepaald op heden.

2.Beoordeling

Ontwikkeling van Vetter
2.1.
De tijdens de vorige zitting zo goede verhouding tussen enerzijds de groep-Kleinmoedig ([belanghebbende 98] c.s.) en anderzijds de groep Davelaar-Franklin en de groep-Alexander is ernstig verstoord.
2.2. [
[belanghebbende 98] c.s. willen dat de bestaande Stichting Plantage Vetter als onder overheidstoezicht staande stichting, bedoeld in artikel 3:200d BW, wordt aangewezen en dat geheel Vetter aan deze stichting in eigendom wordt toegekend. [belanghebbende 98] c.s. stellen over voldoende financiële middelen voor de ontwikkeling te (zullen) beschikken.
2.3.
Zij stellen dat 80 belanghebbenden achter hen staan. Er zijn volgens de drie gemachtigden in totaal ten minste 144 belanghebbenden (Vetter IV, rov. 2.9).
2.4.
In de digitale producties van [belanghebbende 98] c.s. is sprake van:
- 231 kavels,
- te bouwen woningen met een marktwaarde tot NAf 360.000,- (type Occa) en
- vier te realiseren ‘gated communities’: Nathan Resort, Elija Resort-1, Elijah Resort-2 en Angel Resort.
2.5.
De gerechten in eerste aanleg en het Hof hebben, sedert de invoering van artikel 3:200a e.v. BW in 2007, geen ervaring opgedaan met een onder overheidstoezicht staande stichting als bedoeld in artikel 2:200d BW, behoudens dat bij beschikking van het Gerecht van Curaçao van 8 januari 2021, ECLI:NL:OGEAC:2021:1, het terrein New Orleans is toegekend aan de woningbouwcorporatie Fundashon Kas Popular (FKP).
2.6.
Bij een deels commerciële projectontwikkeling, zoals [belanghebbende 98] c.s. voorstaan, is het risico van een deconfiture prominent aanwezig. De grond waarvan de eigendom, zonder directe tegenprestatie, aan de stichting is afgestaan, gaat dan verloren voor de gebruikers en valt als verhaalsobject toe aan crediteuren. Dit is een risico dat moeilijk te verenigen is met de in artikel 2:200a e.v. BW neergelegde ‘sociale regeling’; zie Vetter I, ECLI:NL:OGHACMB:2021:95, rov. 5.14 en de passage uit de Memorie van Toelichting (Staten van de Nederlandse Antillen 2002/2003-2718, no. 3), onder Algemeen:
De regering meent dat de in het onderhavige voorstel neergelegde regeling – welke kan worden gekenschetst als sociale wetgeving - geen strijd oplevert met artikel 1 van Protocol I EVRM (bescherming van eigendom). Voorwaarde voor toepasselijkheid van de regeling is immers dat, indien de deelgenoten bekend zijn, de waarde van hun aandelen zeer gering is. Ook overigens is gestreefd naar proportionaliteit.’
2.7.
Voorlopig oordelend, acht het Hof toekenning van de eigendom aan Stichting Plantage Vetter te risicovol en daarom niet verantwoord.
2.8.
Zou het gaan om de FKP of een door een kapitaalkrachtig pensioenfonds (als het Algemeen Pensioenfonds van Curaçao [APC] of Vidanova) opgerichte stichting, dan is het risico afwezig of klein.
2.9.
De groep Davelaar-Franklin en de groep-Alexander, die primair onderscheidenlijk subsidiair tijd vragen om een andere onafhankelijke stichting, kennelijk ook een stichting bedoeld in artikel 3:200d BW, op te richten, met een andere ontwikkelaar, krijgen de gelegenheid een voorstel te doen. Zoals aangestipt heeft de voorkeur dat een kapitaalkrachtige instelling als een pensioenfonds een stichting opricht.
2.10.
Het Hof zal ook de griffier opdragen deze en de eerdere Vetter-beschikkingen toe te zenden aan FKP en deze te vragen te reageren.
2.11.
Het Hof vraagt partijen zich tevens uit te laten over:
a. de wijze waarop het overheidstoezicht, bedoeld in artikel 3:200d lid 1 BW, in het vat gegoten kan worden;
b. de wijze van intern toezicht, door middel van statutaire bepalingen.
2.12.
De groep-Alexander vraagt primair:
om Plantage Vetter in eigendom toe te kennen aan het Land onder de voorwaarde casu quo bepaling, dat het Land binnen 5 jaar aan iedere door het Hof aangewezen gebruiker zijn/haar perceel in erfpacht, eigendom of huur zal geven, naar analogie van de beschikking van het Gerecht in Eerste Aanleg van Curacao d.d. 11 mei 2024 m.b.t. Savaan Juan Antonie en/of Noorwegen.
2.13.
De in het verzoek van de groep-Alexander bedoelde beschikking van het Gerecht van 11 mei 2021 ter zake van Savaan Juan Antonie en/of Noorwegen is gepubliceerd op
https://uitspraken.rechtspraak.nl/als ECLI:NL:OGEAC:2021:119.
2.14.
De groep-Davelaar-Franklin vragen kennelijk iets vergelijkbaars maar subsidiair en met een kortere termijn.
2.15.
Aan het Land stelt het Hof de volgende vragen:
a. Wat is de reactie van het Land op deze verzoeken van de groep-Alexander en de groep-Davelaar-Franklin?
b. Is het Land, na eventuele verkrijging van de eigendom ingevolge artikel 3:200d lid 1 BW, bereid om, vóór ontwikkeling, erfpacht (e.a.) uit te geven aan gebruikers die al een huis hebben in Vetter, dat aan een (zand)weg ligt en beschikt over water- en elektra-aansluiting?
c. Als het andere gebruikers lukt om zelf een zandweg en water- en elektra-aansluitingen te realiseren, kunnen zij dan ook al erfpacht e.a. krijgen (met bouwplicht enz.)?
Afstamming van [naam 1]
2.16. [
[belanghebbende 98] c.s. hebben op 5 november 2024 een digitale productie 1 met de resultaten van een onderzoek door archiefonderzoeker [archiefonderzoeker] overgelegd (‘Onderzoek naar: Verklaringen van mevrouw [naam] … productie 125 van 16 oktober 2022’). Zij vragen een herbeoordeling door het Hof.
2.17.
In Vetter II, ECLI:NL:OGHACMB:2022:292, rov. 2.4- 2.8 heeft het Hof overwogen:
2.4.
Als veronderstellenderwijs ervan wordt uitgegaan – mede rekening houdende met kinderloos overlijden van een kind met opvolging door broers en zusters – dat de nalatenschap van [naam 1] uiteindelijk naar vier kinderen is overgegaan, zoals [belanghebbende 98] c.s. stellen, dan kreeg haar kind [kind 1] ([kind 1]), de voorvader van [belanghebbende 98] c.s., 1/4e deel van Vetter. Deze [kind 1] had negen kinderen, van wie drie kinderloos zijn overleden (productie 31 bij beroepschrift [belanghebbende 98] c.s.) zodat zes overbleven die erfden. Zijn zoon [zoon 1] ([zoon1]), voorvader van [belanghebbende 98] c.s., kreeg dus 1/6e deel van 1/4e deel, i.e. 1/24e deel. [zoon 1] had vijf kinderen. Zijn zoon [naam 2] kreeg dus 1/5e deel van 1/24e deel, i.e. 1/120e deel. [naam 2] heeft zijn nalatenschap testamentair nagelaten aan zijn acht kinderen, waaronder [belanghebbende 98] en [belanghebbende 114] (productie 32 bij beroepschrift [belanghebbende 98] c.s.). Het aandeel van [belanghebbende 98] is dus 1/8e deel van 1/120e deel, i.e. 1/960e deel. Voor [belanghebbende 114] geldt hetzelfde.
2.5.
In de groep [belanghebbende 98] c.s. bevinden zich ook nakomelingen van [naam 3], [naam 4] en [naam 5], zuster en broers van [naam 2] (bestreden eindbeschikking van het Gerecht, rov. 4.19).
2.6.
Het aantal beschikbare kavels is totaal 164 (zie hierna rov. 2.11-2.18); volgens de bestreden beschikking, rov. 4.6, wordt het middenstuk van Vetter nauwelijks gebruikt en komt er bij veel regen water te staan. 1/960e deel van 164 kavels is: 0,17 kavel. De conclusie is dan ook dat de waarde van het aandeel van een tot [belanghebbende 98] c.s. behorende deelgenoot in Vetter ‘zeer gering’ is (artikel 3:200a leden 1 en 3 BW), mede rekening houdende met de kosten van verdeling en levering (kosten meetbrief, kosten notaris en kosten openbare registers) (artikel 3:200a lid 2 BW). Dit geldt a fortiori indien uitgegaan zou moeten worden van meer dan vier kinderen van [naam 1] die uiteindelijk erfden, hetgeen waarschijnlijk is. Het geldt ook als het middenstuk van Vetter (in de toekomst) toch te ontwikkelen is, want 207.226 m2 gedeeld door 960 is: 215,86 m2, waarvan wegen, bermen enz. nog af moeten: dus te weinig voor een kavel en de te maken kosten van verdeling en levering.
2.7.
De leden 1 en 2 van artikel 3:200a BW gaan uit van
individuele personen(gebruikers, deelgenoten), niet van staken. De regeling beoogt in beginsel geen nieuwe onverdeeldheden te doen ontstaan (Hofbeschikking in Rancho van 30 januari 2018, ECLI:NL:OGHACMB:2018:46, rov. 3.20). Als de waarde van een aandeel van een individuele deelgenoot ‘zeer gering’ is, kan men de consequenties daarvan niet ontlopen door dan maar als (steeds hogere) staak aanspraak te maken op de grond.
2.8.
Nu ook het aandeel van de deelgenoten in de groep [belanghebbende 98] c.s. ‘zeer gering’ is, ontvalt de basis aan de toepassing van de hybride regeling van artikel 3:200a lid 3 BW. Het bestreden vonnis moet in zoverre – voor zover kavels in eigendom zijn toegedeeld aan de Stichting Plantage Vetter – worden vernietigd. Het Hof zal geheel Vetter afwikkelen, voor zover nog niet door het Gerecht onbestreden verricht, met toepassing van de algemene regeling van artikel 3:200a e.v. BW.
2.9.
In rov. 2.8 is een bindende eindbeslissing van het Hof gegeven.
2.10.
De eisen van een goede procesorde kunnen meebrengen dat de rechter aan wie is gebleken dat een eerder door hem gegeven, maar niet in een einduitspraak vervatte, eindbeslissing berust op een onjuiste juridische of feitelijke grondslag, bevoegd is om, nadat partijen de gelegenheid hebben gekregen zich dienaangaande uit te laten, over te gaan tot heroverweging van die eindbeslissing, teneinde te voorkomen dat hij op een ondeugdelijke grondslag een einduitspraak zou doen. De rechter dient te motiveren waarom het terugkomen van de eerder gegeven bindende eindbeslissing geboden is.
2.11.
Op voorhand twijfelt de Hof eraan of de nieuwe gegevens doorslaggevend effect hebben. Ook archiefonderzoeker [archiefonderzoeker] komt uit op vier kinderen van [naam 1] (zie zijn Conclusie aan het slot). [belanghebbende 98] c.s. krijgen de gelegenheid bij akte aan te tonen dat er wel een doorslaggevend effect is.
2.12.
Ter zake van deze ‘battle of experts’ krijgen de groep-Davelaar-Franklin, die als archiefonderzoeker mw. [naam] had ingeschakeld, en desgewenst ook andere partijen de gelegenheid bij akte te reageren op het betoog van archiefonderzoeker [archiefonderzoeker]
Besluit
2.13.
Alle partijen krijgen de gelegenheid gelijktijdig een akte te nemen, onmiddellijk peremptoir. Vervolgens krijgen alle partijen de gelegenheid voor het nemen van een gelijktijdige antwoordakte.
2.14.
Iedere verdere beslissing wordt aangehouden.

3.Beslissing

Het Hof:
- laat alle partijen toe gelijktijdig een akte te nemen;
- verwijst de zaak daartoe naar de rolzitting van 26 augustus 2025 (P3), waarna alle partijen in de gelegenheid zullen worden gesteld gelijktijdig een antwoordakte te nemen;
- draagt de griffier op deze beschikking (Vetter V) en de daaraan voorafgaande beschikkingen (Vetter I-IV) te doen toekomen aan de directie van FKP, met het verzoek op 26 augustus 2025 een akte te nemen met vermelding van Plantage Vetter CUR2020H00234 - CUR2020H00235 - CUR2020H00238;
- draagt de griffier op deze tussenbeschikking en de voorgaande beschikkingen van het Hof, voor zover nog niet geschied, te publiceren op de website van het Gemeenschappelijk Hof (
www.gemhofvanjustitie.org/uitspraken/onverdeelde-boedels), onder Vetter;
- houdt iedere verdere beslissing aan.
Deze beschikking is gegeven door mrs. J. de Boer, G.C.C. Lewin en C.J.H.G. Bronzwaer, leden van het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba en is ter openbare terechtzitting van het Hof in Curaçao uitgesproken op 27 mei 2025 in tegenwoordigheid van de griffier.