ECLI:NL:OGEAC:2021:119

Gerecht in eerste aanleg van Curaçao

Datum uitspraak
11 mei 2021
Publicatiedatum
21 juni 2021
Zaaknummer
CUR20140058 en CUR201501240
Instantie
Gerecht in eerste aanleg van Curaçao
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toekenning van eigendom van langdurig onverdeeld gebleven boedel aan het Land Curaçao

In deze zaak heeft het Gerecht in eerste aanleg van Curaçao op 11 mei 2021 uitspraak gedaan over de toekenning van eigendom van het terrein Savaan Juan Antonie en/of Noorwegen aan het Land Curaçao. Dit terrein, dat oorspronkelijk ca. 15 hectare groot is en omschreven in de rooibrief van 23 augustus 1830, was al meer dan 200 jaar onverdeeld gebleven. De procedure, die bijna vijf jaar heeft geduurd, betrof een verzoek op grond van artikel 3:200a e.v. BW, dat een oplossing biedt voor langdurig onverdeeld gebleven boedels. Het Gerecht heeft vastgesteld dat het terrein ten name staat van de erven J. Martin en dat er geen afstammelingen van deze erven in de procedure zijn verschenen.

De oorspronkelijke verzoekster, die een deel van het terrein bewoont, had verzocht om een deel van de onroerende zaak aan haar in eigendom toe te kennen. Echter, omdat zij niet in staat was het door de griffier bepaalde voorschot te voldoen, heeft het Land Curaçao het verzoek overgenomen. Het Gerecht heeft geoordeeld dat het Land het terrein in eigendom zal krijgen, maar dat de gebruikers van het terrein, waaronder de oorspronkelijke verzoekster, recht hebben op uitgifte van kavels in eigendom, erfpacht of huur. Het Gerecht heeft de termijn voor het aanbieden van de kavels aan de oorspronkelijke verzoekster verkort tot drie jaar, terwijl de overige kavels binnen vijf jaar aan de andere gebruikers moeten worden aangeboden.

De beslissing houdt ook in dat de proceskosten door iedere partij zelf gedragen worden. Het Gerecht heeft de beschikking openbaar gemaakt en de overige verzoeken afgewezen. Deze uitspraak is van belang voor de regeling van langdurig onverdeeld gebleven boedels in Curaçao en biedt een juridische basis voor de ontwikkeling en uitgifte van het terrein aan de gebruikers.

Uitspraak

GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN CURACAO

BESCHIKKING

betreffende het verzoek op grond van art. 3:200a BW terzake de gronden bekend als:
SAVAAN JUAN ANTONIEen/of
NOORWEGEN
te Curaçao,
ten westen van Juanota, onder meer begrensd door de Cubaweg en de Grenadaweg,
oorspronkelijk groot ca. 15 hectare, omschreven in de rooibrief van 23 augustus 1830,
ten name van de erven J. MARTIN,
met als verzoeker:
de openbare rechtspersoon
HET LAND CURAÇAO,
waarvan de zetel is gevestigd te Curaçao,
gemachtigde: mr. H.M. van Rossum,
en met als in het geding verschenen belanghebbenden:
[BELANGHEBBENDEN 1 T/M 21]
allen te Curacao,
en
ANDERE BELANGHEBBENDEN,
al dan niet verschenen, aan wie een openbare oproeping is gedaan en die van de processtukken kunnen kennisnemen via de website van het Gemeenschappelijk Hof van Justitie (www.gemhofvanjustitie.org/uitspraken/onverdeelde-boedels).

1.Het verloop van de procedure

1.1.
Het nadere procesverloop blijkt uit:
- de beschikking van 11 december 2020;
- de e-mailberichten van 22 december 2020 en 30 december 2020 van […];
- het e-mailbericht van […] van 23 december 2020;
- het bezwaarschrift, door het Gerecht aangemerkt als akte uitlating, van […] van 1 maart 2021 en de voorafgaand aan de zitting van 11 maart 2021 per mail verstuurde foto’s en nadere gegevens;
- de akte uitlating van […] van 11 maart 2021.
1.2.
De eerdere beschikkingen staan opgenomen op www.gemhofvanjustitie.org, onder Uitspraken / Oude boedels.
1.3.
Uitspraak is bepaald op heden.

2.Inleiding

2.1.
Na een procedure van bijna 5 jaar met 7 (tussen)beschikkingen, volgt nu de eindbeschikking. De overwegingen uit de eerdere beschikkingen, voor zover relevant voor de te nemen beslissingen, zullen hierna worden herhaald en waar nodig bijgesteld.
2.2.
Bij de tussenbeschikking van 11 december 2020 zijn de overwegingen en de beslissingen opgenomen onder 3 tot en met 5 als voorlopig aan partijen voorgelegd. Partijen zijn in de gelegenheid gesteld daarop bij akte te reageren. Daarmee werd in het bijzonder beoogd misslagen in de eindbeslissing te voorkomen. Overwogen werd dat de uitlating van partijen in hun akte zich zal moeten beperken tot duidelijke fouten en omissies, in het bijzonder in de lijst van gebruikers. Overwogen werd ook dat de door partijen te nemen akte niet het karakter van een (verkapt) hoger beroep mag hebben en dat aan nieuwe en aanvullende stellingen of verzoeken zal worden voorbijgegaan. In het bijzonder de e-mail van […] van 11 december 2020 met daarin nieuwe verzoeken zal om die reden buiten beschouwing blijven.

3.Het verzoek

3.1.
De (oorspronkelijke) verzoekster […] (hierna: [oorspronkelijk verzoekster]) bewoont één van de huizen op het terrein bekend als Savaan Juan Antonie en/of Noorwegen. Haar verzoek strekte ertoe dat een deel van de onroerende zaak – te weten het perceel Cubaweg […] beschreven in meetbrief […] – aan haar in eigendom wordt toegekend.
3.2. [
Oorspronkelijk verzoekster] was ingevolge artikel 3:200f lid 4 BW gehouden om het door de griffier bepaalde voorschot – ter dekking van de kosten van een openbare oproeping van belanghebbenden en van een openbare bekendmaking van de eindbeschikking – ter griffie te storten. Toen zij te kennen gaf dat zij niet in staat was om het voorschot te voldoen, heeft het Land het Gerecht verzocht om met toepassing van artikel 3:200e BW het terrein in eigendom aan het Land toe te kennen. Het Land heeft daarbij gesteld dat het Land, afhankelijk van hetgeen nodig, redelijk en mogelijk is, het terrein ten behoeve van de gebruikers zal ontwikkelen en aan hen in huur, huurkoop, erfpacht, eigendom of een andere vorm van beperkt zakelijk recht zal uitgeven. Het Gerecht heeft uit dat verzoek afgeleid dat het Land het aanvankelijk door [oorspronkelijk verzoekster] gedane verzoek om toepassing van artikel 3:200a e.v. BW wenste over te nemen. Dat is toegestaan, waarna het Land het in artikel 3:200f lid 4 BW bedoelde voorschot heeft voldaan.
3.3.
Het Land is aangemerkt als verzoeker en [oorspronkelijk verzoekster] - net zoals de overige procespartijen – als belanghebbende.

4.De beoordeling

De wettelijke regeling van artikel 3:200a e.v. BW
4.1.
Het Land wenst toepassing van de op 1 april 2007 in werking getreden wettelijke regeling inzake langdurig onverdeeld gebleven gemeenschappen (artikel 3:200a t/m
200h BW). Met deze wettelijke regeling is beoogd een oplossing mogelijk te maken voor het hier te lande bekende probleem van langdurig onverdeeld gebleven boedels. Daarbij gaat het om grond die vele generaties terug eigendom was van een bepaald persoon, maar sindsdien nooit is verdeeld onder de erfgenamen en andere gerechtigden. Vaak is ondoenlijk geworden om alle deelgenoten te traceren en om ieders rechten vast te stellen. Dat komt niet alleen door het grote aantal (mogelijke) deelgenoten – vaak honderden – maar soms ook door het ontbreken van geslachtsnamen in het verleden van een behoorlijke registratie van gegevens betreffende de burgerlijke stand, testamenten en huwelijksgoederenregimes.
4.2.
Aan dergelijke onverdeelde
tera di famiazijn de nodige eigenaardigheden verbonden, alle terug te voeren op het feit dat geen individuele rechthebbenden (en verantwoordelijken) aangewezen kunnen worden. Zo wordt vaak geen grondbelasting betaald (ook geen erfpacht of huur) en worden geen bouwvergunningen aangevraagd of verleend. Bij gebreke van eigendom/erfpacht kan geen hypotheek worden gevestigd, is verkoop en overdracht juridisch onmogelijk en kunnen ouders het door hen bewoonde perceel niet nalaten aan hun kinderen.
4.3.
De wettelijke regeling van artikel 3:200a e.v. BW biedt de mogelijkheid dat de rechter de grond of delen daarvan in eigendom toekent aan de gebruikers van de grond. Volgens artikel 3:200b BW worden onder gebruikers verstaan personen die rechtmatig in Curaçao verblijven en de zaak ten minste tien jaren in gebruik hebben. De rechter kan een kortere termijn aanhouden. Ook personen ten aanzien van wie aanwijzingen bestaan dat zij deelgenoten zijn, kunnen als gebruiker worden aangemerkt, waarbij de rechter rekening dient te houden met de band die zij hebben met de zaak en de mate van vermoedelijke verwantschap met de oorspronkelijke eigenaar.
4.4.
Ingevolge artikel 3:200c BW geldt als voorwaarde voor toekenning aan de gebruikers dat een aanvaardbaar voorstel is gedaan tot ontwikkeling van de zaak. Indien toekenning aan de gebruikers niet mogelijk is, kan toekenning plaatsvinden aan het Land of aan een stichting, die dan vervolgens (na ontwikkeling) die uitgifte van de grond aan de gebruikers op zich nemen, alles voor zover dat redelijk is.
Savaan Juan Antonie en/of Noorwegen
4.5.
Het terrein (oorspronkelijk ca. 15 hectare groot) Savaan Juan Antonie en/of Noorwegen waar het hier om gaat staat ten name van de erven J. Martin en wordt in de openbare registers omschreven in de rooibrief van 23 augustus 1830. Het terrein wordt onder meer begrensd door de Cubaweg en de Grenadaweg en ligt ten westen van Juanota. Het terrein is deels bebouwd met woningen.
4.6.
Bij een verzoek om toekenning ingevolge artikel 3:200a BW dient het Gerecht te beslissen over de gehele zaak waaruit de gemeenschap bestaat. Dat is hier dus geheel Savaan Juan Antonie en/of Noorwegen, het gehele terrein dat op naam staat van de erven J. Martin. Eventuele afzonderlijke meetbrieven die in de loop der jaren zijn opgemaakt, zijn in dit kader niet van betekenis.
Oorspronkelijke eigenaar
4.7.
Volgens de rooibrief uit 1830 staat het terrein op naam van “de erven J. Martin”. De geboorte- en sterfdatum van J. Martin zijn onbekend, maar uit het jaar van de rooibrief valt af te leiden dat J. Martin minstens twee eeuwen terug leefde.
4.8.
Het Gerecht vermoedt dat J. Martin (een naast familielid van) Jan Hendrik Martin is, die wordt genoemd in het artikel van toenmalig notaris mr. E.C. Henriquez
Familiegronden (tera di famia) en oude fideïcommissen (filocommis) op het eiland Curaçao, opgenomen in het boek ‘Honderd jaar codificatie in de Nederlandse Antillen (1969)’. In dat artikel (pagina 86-89) gaat het over de familiegrond Noorwegen, omschreven in een rooibrief van 19 augustus 1887 opgemaakt ten behoeve van de erfgenamen van Jan Hendrik Martin, en over de aanspraak die in 1948 op dat terrein werd gemaakt door onder meer ene Gustavo Apolonio Bak. Volgens dat artikel is Noorwegen in 1950 op een veiling gekocht door 18 kopers, onder wie G.A. Bak. De naam […] komt terug onder de in deze zaak verschenen belanghebbenden.
4.9.
Er hebben zich geen afstammelingen (voor zover bekend) van J. Martin in deze procedure gemeld.
4.1
In de overgelegde stukken van het kadaster wordt de oorspronkelijke eigenaar ook aangeduid als “J. Martina”. Navraag naar die naam en naar de namen J. Martin en/of Jan Hendrik Martin bij het Bevolkingsregister en het Nationaal Archief heeft niets opgeleverd.
Savaan Juan Antonie en/of Noorwegen is een langdurig onverdeeld gebleven boedel
4.11.
Gelet op het feit dat het terrein al twee eeuwen onverdeeld is en bij gebreke van afstammingsgegevens, moet Savaan Juan Antonie en/of Noorwegen als een langdurig onverdeeld gebleven boedel in de zin van artikel 3:200a BW worden aangemerkt.
Het indelingsplan
4.12.
Het Land heeft in zijn akte van 11 december 2019 een aangepast indelingsplan opgenomen, voorzien van kavelnummers.
Toekenning aan het Land
4.13.
Het terrein zal in eigendom worden toegekend aan het Land. Dat betekent niet dat de gebruikers geen aanspraken hebben op “hun” perceel. Integendeel. In deze beschikking zullen de gebruikers zoveel mogelijk worden aangewezen en zoveel mogelijk voor een specifiek deel van het terrein.
4.14.
Na ontwikkeling van het terrein zal het Land de kavels aan de door het Gerecht aangewezen gebruikers moeten uitgeven in eigendom, erfpacht of verhuur (artikel 3:200e lid 2 BW), waarbij het Land in beginsel de voorkeur van de betreffende gebruiker zal moeten volgen. Het resultaat zal dan zijn dat de gebruiker - anders dan nu het geval is - een exclusief recht heeft met betrekking tot de betreffende kavel.
De aan uitgifte te stellen termijn
4.15 [
Oorspronkelijk verzoekster] heeft bij akte aangevoerd dat de wijze van handelen van het Land de afgelopen jaren haar zorgen baart. Zij vreest dat dit handelen zal zorgen voor een vertraging in het proces van uitgifte. Dit terwijl al heel lang is geprocedeerd in deze zaak. [Oorspronkelijk verzoekster] heeft er belang bij dat het Land haar de kavel zo snel mogelijk in koop, erfpacht of huur aanbiedt. Mr. Hortencia stelt voor om de termijn waarbinnen het Land de desbetreffende kavels aan de desbetreffende aangewezen gebruikers ter uitgifte in koop, erfpacht dan wel huur dient aan te bieden te verkorten ten opzichte van de in de laatste beschikking genoemde termijn van vijf jaar. Als alternatief stelt [oorspronkelijk verzoekster] voor om de eigendom van de kavel rechtstreeks aan haar toe te kennen. [Oorspronkelijk verzoekster] beschikt immers al over een meetbrief.
4.16.
Juist is dat het Land de afgelopen jaren niet voortvarend optreedt in oude boedel-zaken. Als voorbeelden kunnen worden genoemd de lopende zaken Vrij St. Michiel, Vader Sijntje, Jan Abel, Tucacas, Gato, Speranza Ariba en Wanota. Het Gerecht ziet hierin echter onvoldoende aanleiding om de eigendom van de kavels rechtsreeks aan [oorspronkelijk verzoekster] en andere gebruikers toe te kennen. Het verzoek is immers door het Land overgenomen en aangenomen moet worden dat het Land, zodra de eigendom van Savaan Juan Antonie en/of Noorwegen aan het Land is toegekend, het proces in gang zet om tot ontwikkeling en uitgifte te komen. Wel ziet het Gerecht in de omstandigheid dat [oorspronkelijk verzoekster] reeds over een meetbrief beschikt, aanleiding om de termijn waarbinnen het Land de kavelnummers 15 en 16 aan [oorspronkelijk verzoekster] ter uitgifte in koop, erfpacht dan wel huur dient aan te bieden te verkorten tot drie jaar.
Aanwijzing van gebruikers
4.17.
Op basis van de na de vorige beschikking ingediende gegevens, kunnen de personen opgenomen in de rechterkolom thans worden aangewezen als gebruiker:
Kavel
Huidig adres
Persoon die aangemerkt wil worden als gebruiker
Overwegingen
Aangewezen gebruiker
[…]
[…]
[…]
[…]
[…]
[…]
[…
[…]
4.18. […]
zegt dat hij belanghebbende is bij het perceel Noorwegen […]. […]zegt dat hij belanghebbende is bij het perceel […]. […] en […]zeggen dat zij belanghebbenden zijn bij het perceel […]. Al deze percelen vallen buiten het hier aan de orde zijnde terrein (Noorwegen is groter dan het terrein ten name van de erven J. Martin waarover het in deze zaak gaat).
4.19. […]
en […] hebben, hoewel daartoe in de gelegenheid gesteld, de eerder verschafte gegevens niet bij akte of anderszins aangevuld, waardoor niet duidelijk is geworden waarop zij precies aanspraak maken. Daarom kan het Gerecht hun mogelijk belang niet beoordelen.
Slotsom
4.20.
Op grond van het voorgaande zal worden beslist als hierna omschreven.
Kosten
4.21 [
Oorspronkelijk verzoekster] heeft bij akte aangevoerd dat mede dankzij haar initiatief tot het aanhangig maken van deze procedure tot de verdeling van de langdurig onverdeeld gebleven boedel Savaan Juan Antonie en/of Noorwegen over kon worden gegaan. [oorspronkelijk verzoekster] is van mening dat nu het Land het verzoek uiteindelijk over heeft genomen, zij ook gehouden is de reeds door [oorspronkelijk verzoekster] gemaakte kosten ten bedrage van NAf 1,368.82 (NAf 450 aan griffierechten, NAf 60 aan zegelkosten en NAf 858,82 aan deurwaarderskosten en advocaatkosten) aan [oorspronkelijk verzoekster] te vergoeden.
4.22.
Aan een gerechtelijke procedure zijn kosten verbonden. De onderhavige procedure is door [oorspronkelijk verzoekster] aanhangig gemaakt. Het Land heeft enkel en alleen vanwege het feit dat [oorspronkelijk verzoekster] niet in staat was het door de griffier bepaalde voorschot ter verdere afhandeling van het verzoek te voldoen, het Gerecht verzocht om met toepassing van artikel 3:200e BW het terrein in eigendom aan het Land toe te kennen. Hierna is het verzoek door het Land overgenomen en het door de griffier bepaalde voorschot is vervolgens door het Land betaald. De omstandigheid dat het land het stokje van [oorspronkelijk verzoekster] heeft overgenomen, met alle kosten voor het Land van dien, brengt allerminst mee dat het Land de eerder door [oorspronkelijk verzoekster] gemaakte kosten voor haar rekening moet nemen.
4.23.
Gelet op het voorgaande en de aard en de uitkomst van de zaak zal beslist worden dat iedere partij de eigen kosten draagt.

5.Beslissing

Het Gerecht:
5.1
kent aan het Land toe de eigendom van Savaan Juan Antonie en/of Noorwegen te Curaçao, gelegen ten westen van Juanota, onder meer begrensd door de Cubaweg en de Grenadaweg, oorspronkelijk groot ca. 15 hectare, omschreven in de rooibrief van 23 augustus 1830 ten name van de erven J. MARTIN;
5.2.
wijst de hiervoor in het kolommenschema in de laatste kolom genoemde personen aan als gebruikers van de in de desbetreffende rijen vermelde kavels;
5.3.
bepaalt dat het Land binnen drie jaar nadat de beslissing onder 5.1. onherroepelijk is geworden de kavelnummers 15 en 16 aan [oorspronkelijk verzoekster] ter uitgifte dient aan te bieden in koop, erfpacht dan wel huur, naar keuze van [oorspronkelijk verzoekster], voor zover dat redelijk is;
5.4.
bepaalt dat het Land binnen vijf jaar nadat de beslissing onder 5.1. onherroepelijk is geworden de overige kavels aan de overige aangewezen gebruikers ter uitgifte dient aan te bieden in koop, erfpacht dan wel huur, naar keuze van de gebruiker, voor zover dat redelijk is;
5.5.
bepaalt dat deze beschikking door toedoen van de griffier binnen twee weken na deze uitspraak openbaar bekend wordt gemaakt door aankondiging in de Landscourant, de Extra en de Amigoe en op de website van het Gemeenschappelijk Hof van Justitie;
5.6.
wijst af het meer of anders verzochte;
5.7.
compenseert de proceskosten aldus dat iedere partij de eigen kosten draagt.
Aldus gegeven te Curaçao op 11 mei 2021 door mr. P.E. de Kort, rechter in het Gerecht in eerste aanleg van Curaçao, bijgestaan door mr. M.D.M. Connor, griffier.