ECLI:NL:OGHACMB:2025:137

Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba

Datum uitspraak
17 juni 2025
Publicatiedatum
23 juni 2025
Zaaknummer
CUR2024H00088
Instantie
Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek tot tussenkomst in hoger beroep inzake nalatenschap en vereffenaar

In deze zaak heeft de vereffenaar van de nalatenschap van de erflaatster verzocht om tussenkomst in een hoger beroep. De erfgenaam had eerder hoger beroep ingesteld tegen een vonnis van het Gerecht in eerste aanleg van Curaçao, waarin de ouders van de erflaatster een vordering uit geldlening op de nalatenschap hadden gekregen. De vereffenaar, benoemd door de Rechtbank Den Haag, wilde in de procedure tussenkomen om haar wettelijke positie te waarborgen. De ouders van de erflaatster hebben de vordering tot tussenkomst bestreden. Het Hof heeft geoordeeld dat de vereffenaar niet een eigen vordering instelt, maar optreedt in plaats van de erfgenaam. Het Hof heeft bepaald dat de vereffenaar de procedure van de erfgenaam overneemt, en het verzoek tot tussenkomst afgewezen. De zaak is aangehouden voor een mondeling pleidooi, waarbij de partijen hun verhinderdata moeten opgeven. De beslissing over de proceskosten in het incident is aangehouden tot het eindvonnis.

Uitspraak

Burgerlijke zaken over 2025
Registratienummers: CUR202204544 – CUR2024H00088
Uitspraak: 17 juni 2025
GEMEENSCHAPPELIJK HOF VAN JUSTITIE
van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en
van Bonaire, Sint Eustatius en Saba
V O N N I S
in het verzoek tot tussenkomst op grond van artikel 214 Rv van:
[de vereffenaar]
in haar hoedanigheid van vereffenaar van de nalatenschap van [de erflaatster],
wonende in [woonplaats ],
verzoekster in tussenkomst,
hierna: de vereffenaar,
gemachtigden: mr. L.F. Herben en mr. K. van Barneveld-Peters,
in de zaak in hoger beroep van:
[de erfgenaam],
zonder bekende woon-of verblijfplaats in [land],
appellant,
hierna: de erfgenaam,
gemachtigde: mr. A.K.E. Henriquez,
tegen

1. [de ouder 1 van erflaatster],

en

2. [de ouder 2 van erflaatster],

wonende in [woonplaats],
geïntimeerden,
hierna: de ouders van de erflaatster,
gemachtigde: mr. drs. E. Bokkes.

1.Het verloop van de procedure in hoger beroep

1.1
Bij op 1 april 2024 ingekomen akte van appel is de erfgenaam in hoger beroep gekomen van het tussen partijen gewezen en op 19 februari 2024 uitgesproken vonnis (hierna: het bestreden vonnis) van het Gerecht in eerste aanleg van Curaçao (hierna: het Gerecht).
1.2
Bij op 14 mei 2024 ingekomen memorie van grieven heeft de erfgenaam zes grieven tegen het vonnis aangevoerd en toegelicht. Zijn conclusie strekt ertoe dat het Hof het vonnis zal vernietigen en de vorderingen van de ouders van de erflaatster alsnog zal afwijzen, met veroordeling van de ouders (zo begrijpt het Hof) in de proceskosten in beide instanties, inclusief beslagkosten.
1.3
Bij memorie van antwoord, met producties, hebben de ouders de grieven van de erflater bestreden. Zij hebben in incidenteel beroep ook een grief tegen het bestreden vonnis aangevoerd. Hun conclusie strekt ertoe dat het Hof het bestreden vonnis deels zal vernietigen en voor recht zal verklaren dat de ouders van de erflaatster een vordering van NAf 1.447.108,20 hebben op de nalatenschap van erflaatster, met bekrachtiging voor het overige en met veroordeling van de erfgenaam– uitvoerbaar bij voorraad – in de proceskosten in hoger beroep.
1.4
Hoewel daartoe in de gelegenheid gesteld heeft de erfgenaam geen memorie van antwoord in incidenteel appel ingediend.

2.Het verloop van de procedure in de tussenkomst

2.1
Op 6 november 2024 heeft de vereffenaar een incidentele conclusie ingediend op grond van artikel 214 Rv waarin zij verzoekt te mogen tussenkomen in de procedure in hoger beroep.
2.2
De ouders van de erflaatster hebben een antwoordconclusie genomen waarin zij het Hof hebben verzocht de vordering tot tussenkomst af te wijzen, met veroordeling van de vereffenaar in de proceskosten.
2.3
De erfgenaam heeft niet gereageerd op het verzoek tussenkomst, hoewel hij daartoe bij mailbericht van 20 maart 2025 wel in de gelegenheid is gesteld.

3.De feiten

3.1 [
[de erflaatster] (hierna: de erflaatster) is op [overlijdensdatum] 2020 overleden. Bij testament van 8 juli 2020 heeft erflaatster appellant tot enig erfgenaam en tot executeur/afwikkelingsbewindvoerder benoemd, met uitdrukkelijke uitsluiting van haar ouders, (half)broers en (half)zussen als erfgenaam.
3.2
Bij beschikking van de Rechtbank Den Haag van 21 juni 2023 is notaris [de vereffenaar] tot vereffenaar benoemd.

4.De procedure bij het Gerecht

4.1
Bij verzoekschrift hebben de ouders van erflaatster een verklaring voor recht gevorderd:
(1) dat zij een vordering uit geldlening hebben op de onverdeelde nalatenschap van erflaatster van NAf 1.447.108,20;
(2) dat een op 24 januari 2022 gelegd beslag in stand blijft totdat het verschuldigde is voldaan ofwel zij uit eigen beweging het beslag opheffen.
4.2
Bij een verstekvonnis van 3 oktober 2022 heeft het Gerecht deze vorderingen toegewezen.
4.3
De erfgenaam is in verzet gegaan tegen dit verstekvonnis. Bij vonnis van 21 augustus 2023 heeft het Gerecht geconstateerd dat dit verzet tijdig is ingesteld en is een mondelinge behandeling bepaald.
4.4
In het bestreden vonnis van 19 februari 2024 heeft het Gerecht het verstekvonnis vernietigd en voor recht verklaard dat de ouders van erflaatster een vordering hebben op haar nalatenschap van NAf 1.000.000. Het in 4.1 sub 2 vermelde verzoek is afgewezen.

5.De beoordeling

rechtsmacht en toepasselijk recht
5.1
In de procedure bij het Gerecht heeft de erfgenaam, hoewel hij kennelijk geen bekende woon-of verblijfplaats in Curaçao heeft, zich niet beroepen op onbevoegdheid van het Gerecht. Ook in hoger beroep heeft de erfgenaam zich daar niet op beroepen. Het Hof gaat er daarom vanuit dat de erfgenaam stilzwijgend de bevoegdheid van de rechter in Curaçao heeft aanvaard. Dit brengt tevens mee dat de procedure volgens het procesrecht van Curaçao verloopt. Beide partijen gaan er ook vanuit dat het materiële recht van Curaçao van toepassing is, zodat het Hof daar ook vanuit gaat.
verzoek tussenkomst
5.2
Een partij kan vragen om in een lopende rechtszaak te mogen tussenkomen als zij een eigen vordering wil instellen tegen (een van) de procederende partijen en als zij voldoende belang heeft om aan de procedure deel te nemen, bijvoorbeeld vanwege de mogelijk nadelige gevolgen die de procedure voor haar kan hebben (214 Rv). Dat belang kan zijn dat door de gevolgen die de uitspraak in de hoofdzaak kan hebben, benadeling of verlies van een recht van de tussenkomende partij dreigt of dat haar positie op een andere manier kan worden benadeeld.
5.3
In deze zaak is het echter niet zo dat de vereffenaar een eigen vordering wil instellen tegen (een van) de partijen in deze zaak, maar dat de vereffenaar op deze wijze gebruik maakt van haar wettelijke positie, die als volgt moet worden beschouwd (aldus Hoge Raad 12 juni 2015, ECLI:NL:HR:2015:1585, NJ 2015,287).
5.4
Als door de rechter benoemde vereffenaar treedt zij op de voet van artikel 4:203 lid 2 BW (gelijkluidend in Curaçao en Nederland, evenals de hierna volgende artikelen) in de plaats van de erfgenamen, terwijl zij op grond van artikel 4:211 lid 2 BW bij de vervulling van haar taak als vereffenaar de erfgenamen in en buiten rechte vertegenwoordigt. Deze vertegenwoordigingsbevoegdheid is privatief, dat betekent dat de vereffenaar beheersbevoegd is met uitsluiting van de erfgenamen. De erfgenaam is dus niet langer bevoegd in rechte op te treden, maar blijft wel de materiële procespartij. De vereffenaar zal als formele procespartij in de plaats van de erfgenaam moeten treden.
5.5
Gelet hierop zal het Hof bepalen dat de vereffenaar vanaf heden de procedure in hoger beroep van de erfgenaam overneemt. Voor het overnemen zijn geen bijzondere formaliteiten vereist (vgl. Hoge Raad 7 maart 2014, ECLI:NL:HR:2014:525). Hetzelfde resultaat kan niet bereikt worden door het verzoek van tussenkomst toe te staan, zodat dit zal worden afgewezen. Eventuele vertraging die hierdoor ontstaat in de procedure is niet onredelijk, mede doordat de vereffenaar formeel de enige bevoegde wederpartij is van de ouders van de erflaatster.
5.6
Een beslissing over de proceskosten in het incident zal worden aangehouden tot het eindvonnis.
voorts in de hoofdzaak
5.7
Het Hof zal in de hoofdzaak mondeling pleidooi toestaan, nu de erfgenaam daarom verzocht heeft (in zijn akte van appel/memorie van grieven). De ouders, de erfgenaam en de vereffenaar wordt verzocht verhinderdata op te geven over de periode 1 september 2025 tot 1 januari 2026. De zaak zal daarvoor naar een rolzitting worden verwezen, zoals hierna te melden. Het Hof verleent de Nederlandse advocaat van de vereffenaar,mr. K. van Barneveld-Peters, zoals ook al uit de kop van dit vonnis blijkt, bij deze toestemming om op te treden bij het Hof, mits in samenwerking met een bij het Hof ingeschreven advocaat (het Hof neemt aan: mr. Herben). Zij kan desgewenst, evenals de erfgenaam, de vereffenaar en de ouders van erflaatster, per videoverbinding aan het pleidooi deelnemen.
B E S L I S S I N G
Het Hof:
in het incident
wijst het verzoek tot tussenkomst af;
bepaalt dat dat de vereffenaar vanaf heden de procedure in hoger beroep van de erfgenaam overneemt;
houdt een beslissing over de proceskosten aan tot het eindvonnis in de hoofdzaak;
in de hoofdzaak
verwijst de zaak naar de rol van
8 juli 2025 (P3)voor het overleggen van verhinderdata mondeling pleidooi over de periode 1 september 2025 tot 1 januari 2026;
houdt de zaak voor het overige aan.
Dit vonnis is gewezen door mrs. C.G. ter Veer, C.J.H.G. Bronzwaer, H.E. de Boer, leden van het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba en ter openbare terechtzitting van het Hof in Curaçao uitgesproken op 17 juni 2025 in tegenwoordigheid van de griffier.