Uitspraak
Procesverloop
Overwegingen
Inleiding
Op 30 juni 2020 heeft OVO de minister verzocht een sloopvergunning te verlenen voor het pand omdat het in zeer slechte staat is, een broedplaats is voor ongedierte en niet wordt bewoond. Het pand levert volgens OVO ook een brandrisico op voor de aangelegen woningen. [appellante] stelt sinds 1983 eigenaresse van het pand te zijn. Zij wil het pand op termijn renoveren om daar zelf te gaan wonen.
Aangevallen uitspraak
Hoger beroep
"1. De termijn voor het indienen van een beroepschrift bedraagt zes weken. Deze termijn vangt aan op de dag na die waarop de beschikking is gegeven.
2. De dag waarop de beschikking is verzonden of uitgereikt, geldt als de dag waarop deze is gegeven.
[…]
4. Wanneer het beroepschrift na afloop van de daarvoor gestelde termijn is ingediend, blijft niet-ontvankelijkverklaring op grond daarvan achterwege, indien de indiener aantoont dat de termijnoverschrijding het gevolg is van niet aan hem toe te rekenen bijzondere omstandigheden en dat hij het beroep heeft ingesteld zo spoedig als dit redelijkerwijs verlangd kon worden."
Het Gerecht heeft terecht geen aanleiding gezien om ondanks deze termijnoverschrijding niet-ontvankelijkverklaring achterwege te laten. Volgens vaste rechtspraak van het Hof (bijvoorbeeld de uitspraak van 24 mei 2023, ECLI:NL:OGHACMB:2023:75) moet een belanghebbende vanaf het moment dat deze te weten is gekomen dat een (bouw)vergunning is verleend, daartegen zo spoedig als dit redelijkerwijs verlangd kan worden beroep instellen. Gelet op de uitspraak van het Hof van 14 februari 2024, ECLI:NL:OGHACMB:2024:14, geldt daarvoor niet langer een termijn van twee weken, maar van zes weken. Op grond van de stukken en het verhandelde ter zitting stelt het Hof vast dat [appellante] op 21 december 2021 ervan op de hoogte was dat het pand zou worden gesloopt en dat OVO daarvoor een vergunning had verkregen. [appellante] had vanaf dat moment zo spoedig als redelijkerwijs mogelijk maar in ieder geval binnen zes weken, beroep moeten instellen. Dat betekent dat [appellante] haar beroepschrift niet verwijtbaar te laat zou hebben ingediend als zij uiterlijk op 1 februari 2022 beroep had ingesteld. Dat is niet zo, omdat zij het beroep pas op 15 februari 2022 heeft ingesteld. De termijnoverschrijding is daarom niet verschoonbaar. Het betoog slaagt niet.
Beslissing
bevestigt de aangevallen uitspraak.
.