ECLI:NL:OGHACMB:2024:14

Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba

Datum uitspraak
14 februari 2024
Publicatiedatum
13 februari 2024
Zaaknummer
AUA2023H00102
Instantie
Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake termijnoverschrijding en verschoonbaarheid in bestuursrechtelijke procedure

In deze zaak heeft het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba op 14 februari 2024 uitspraak gedaan in hoger beroep over de niet-ontvankelijkheid van een beroep van [appellante] tegen een beschikking van de Dienst Burgerlijke Stand en Bevolkingsregister (DBSB). De zaak betreft de inschrijving van een in Venezuela gesloten huwelijk in het bevolkingsregister van Aruba. De DBSB had het verzoek van [appellante] om het huwelijk in te schrijven afgewezen op 24 maart 2021, en het bezwaar daartegen niet-ontvankelijk verklaard op 6 december 2022. Het Gerecht in eerste aanleg van Aruba verklaarde op 26 april 2023 het beroep van [appellante] tegen deze beslissing ook niet-ontvankelijk.

[appellante] heeft hoger beroep ingesteld, waarbij zij aanvoerde dat de termijn voor het indienen van het beroepschrift te laat was vanwege persoonlijke omstandigheden en stress. Het Hof heeft de zaak op 5 oktober 2023 behandeld en heeft vastgesteld dat de termijnoverschrijding in hoger beroep verschoonbaar is. Het Hof heeft daarbij aansluiting gezocht bij een eerdere uitspraak van het College van Beroep voor het bedrijfsleven, waarin werd gesteld dat bij de handhaving van bezwaar- en beroepstermijnen minder strikt moet worden omgegaan.

Het Hof heeft geoordeeld dat de overschrijding van de termijn voor het instellen van het beroep bij het Gerecht ook verschoonbaar is. De beschikking van DBSB van 6 december 2022 is vernietigd, en het Hof heeft bepaald dat DBSB opnieuw op het bezwaarschrift moet beslissen. De uitspraak benadrukt het belang van persoonlijke omstandigheden van de indiener bij het beoordelen van termijnoverschrijdingen in bestuursrechtelijke procedures.

Uitspraak

AUA2023H00102
Datum uitspraak: 14 februari 2024
gemeenschappelijk hof van jusTitie
van aruba, CURAÇAO, SINT MAARTEN
EN VAN BONAIRE, SINT EUSTATIUS EN SABA
Uitspraak op het hoger beroep van:
[appellante], wonend in Aruba,
appellante,
tegen de uitspraak van het Gerecht in eerste aanleg van Aruba (hierna: het Gerecht) van 26 april 2023 in zaak nr. AUA202300319, in het geding tussen:
appellante
en
het hoofd van de Dienst Burgerlijke Stand en Bevolkingsregister (hierna: DBSB)
Procesverloop
Bij beschikking gedagtekend op 24 maart 2021 heeft DBSB een verzoek van [appellante] om een in Venezuela gesloten huwelijk in te schrijven in het bevolkingsregister, afgewezen.
Bij beschikking gedagtekend op 6 december 2022 heeft DBSB het door [appellante] daartegen gemaakte bezwaar niet-ontvankelijk verklaard.
Bij uitspraak gedagtekend op 26 april 2023 heeft het Gerecht het door [appellante] daartegen ingestelde beroep niet-ontvankelijk verklaard.
Tegen deze uitspraak heeft [appellante] hoger beroep ingesteld.
Het Hof heeft de zaak ter zitting behandeld op 5 oktober 2023. [appellante], en DBSB, vertegenwoordigd door mr. A. Els, werkzaam bij DBSB, zijn verschenen.
Overwegingen

Inleiding

De relevante wet- en regelgeving is opgenomen in de bijlage bij deze uitspraak, die daarvan deel uitmaakt.
[appellante] is op 26 september 2019 in Venezuela gehuwd met [echtgenoot]. Zij hebben DBSB verzocht om het huwelijk in te schrijven in het bevolkingsregister van Aruba. Bij de beschikking van 24 maart 2021, door [appellante] ontvangen op 27 juli 2021, is dat verzoek wegens strijd met de openbare orde afgewezen. Daaraan is ten grondslag gelegd dat het huwelijk is aangegaan met het oog op toelating in Aruba van [echtgenoot]. Het daartegen op 26 augustus 2021 gemaakte bezwaar is bij de beschikking van 6 december 2022 niet-ontvankelijk verklaard op de grond dat het bezwaarschrift niet tijdig is ingediend en ook niet zo spoedig als dit redelijkerwijs verlangd kon worden.

Aangevallen uitspraak

3. Het Gerecht heeft vastgesteld dat de termijn om tegen de beschikking van 6 december 2022 beroep in te stellen, is aangevangen op 7 december 2022 en is geëindigd op 17 januari 2023. Het op 20 januari 2023 ingediende beroepschrift is buiten deze termijn ingediend. [appellante] heeft als reden voor de te late indiening aangevoerd dat zij de dagen verkeerd heeft geteld en soms door stress van haar werk te veel verantwoordelijkheid heeft en niet zomaar weg kan van haar werk om persoonlijke situaties te regelen. Als hotelpersoneel is dat echt moeilijk. Het Gerecht heeft daarin geen aanleiding gezien om de termijnoverschrijding verschoonbaar te achten.

Beoordeling door het Hof

4. De aangevallen uitspraak is gedagtekend op 26 april 2023, zodat de hogerberoepstermijn op grond van artikel 53b van de Landsverordening administratieve rechtspraak (hierna: Lar) is aangevangen op 27 april 2023 en geëindigd op 7 juni 2023. Het hogerberoepschrift van [appellante] is gedagtekend op 7 juni 2023, maar blijkens het door de griffie van het Gerecht aangebrachte stempel is het geschrift een dag later, op 8 juni 2023, ingediend. Dit is een termijnoverschrijding van één dag. Bij emailbericht van 23 augustus 2023 is aan [appellante] gevraagd naar de reden van de termijnoverschrijding. In haar reactie van 25 augustus 2023 is zij alleen ingegaan op de redenen voor de te late indiening van het beroepschrift. Op de zitting in hoger beroep heeft zij aangevoerd dat zij opnieuw een telfout heeft gemaakt. De reden daarvoor was te veel stress. Zij werkt in een hotel en kan niet zomaar vrij nemen omdat er niet genoeg personeel is.
4.1.
Het Hof overweegt, gedeeltelijk ook ambtshalve, het volgende.
4.2.
Het Hof stelt vast dat in het geval van [appellante] zowel in hoger beroep als in beroep de wettelijke termijn van zes weken voor het indienen van het rechtsmiddel is overschreden. Wat het bezwaar betreft is niet in geschil dat [appellante] pas na het verstrijken van de bezwaartermijn van zes weken kennis heeft genomen van de beschikking van 24 maart 2021. Het Hof stelt vast dat de op grond van vaste rechtspraak van het Hof toen voor die situatie geldende termijn van twee weken voor het indienen van het rechtsmiddel ook is overschreden.
4.3.
Op grond van de artikelen 12, derde lid, 28, derde lid, en 53c, eerste lid, van de Lar blijft ten aanzien van een na afloop van de wettelijke termijn ingediend rechtsmiddel niet-ontvankelijkverklaring op die grond achterwege indien de indiener aannemelijk maakt dat hij het geschrift heeft ingediend zo spoedig als dit redelijkerwijs verlangd kon worden en het tegendeel daarvan niet blijkt. In dat geval is, zo voegt het Hof daaraan toe, de termijnoverschrijding verschoonbaar.
4.4.
In de uitspraak van de grote kamer van het College van Beroep voor het bedrijfsleven (hierna: het College) van 30 januari 2024, ECLI:NL:CBB:2024:31, is overwogen dat er voor bestuursorganen en bestuursrechters reden is om bij de handhaving van bezwaar- en beroepstermijnen minder strikt te zijn. Het Hof onderschrijft dit en sluit voor de toepassing van de hiervoor genoemde bepalingen van de Lar aan bij wat in 2 tot en met 6 van die uitspraak is overwogen. Dat geldt ook voor de overeenkomstige bepalingen van de Lar van Curaçao, de Lar van Sint Maarten en de Wet administratieve rechtspraak BES.
Termijnoverschrijding in hoger beroep
5. Het Hof is van oordeel dat de termijnoverschrijding voor het instellen van het hoger beroep door [appellante], die in persoon procedeert, verschoonbaar is. Het Hof kent daarbij, met verwijzing naar 3.3 van de uitspraak van het College van 30 januari 2024, betekenis toe aan de door [appellante] geschetste persoonlijke omstandigheden zoals onder 4 weergegeven, en de geringe omvang van de termijnoverschrijding van één dag. Het Hof stelt ook vast dat de rechtszekerheid van derden met een tegengesteld belang hier niet in het geding is en dat DBSB geen groot belang heeft bij het verkrijgen van zekerheid over de vraag of de beschikking op bezwaar van 6 december 2022 – die bijna zestien maanden na het indienen van het bezwaarschrift is gegeven – wel of niet (al) in rechte onaantastbaar is geworden. Omdat de termijnoverschrijding verschoonbaar is, is het hoger beroep ontvankelijk.
Termijnoverschrijding in beroep
6. Het Hof is vervolgens op grond van dezelfde overwegingen van oordeel dat de overschrijding van de termijn voor het instellen van het beroep bij het Gerecht met drie dagen ook verschoonbaar is. Dat betekent dat de aangevallen uitspraak moet worden vernietigd.
Termijnoverschrijding in bezwaar
7. Het Hof laat, met toepassing van artikel 53d, derde lid, van de Lar, terugverwijzing van het beroepschrift naar het Gerecht achterwege omdat het Hof, met verwijzing naar 4.2 van de uitspraak van het College van 30 januari 2024, van oordeel is dat het beroep kennelijk gegrond is. Niet in geschil is dat het feit dat [appellante] de beschikking van 24 maart 2021 pas op 27 juli 2021 heeft ontvangen het gevolg is van handelen of nalaten van DBSB. In lijn met de toenmalige rechtspraak van het Hof heeft DBSB overwogen dat het bezwaar in een dergelijke situatie zo spoedig als redelijkerwijs mogelijk moet worden ingediend, waarbij een termijn van twee weken nadat de bezwaarde van het besluit op de hoogte is geraakt, als maximum geldt. Anders dan voorheen acht het Hof onder verwijzing naar evengenoemde overweging uit de uitspraak van het College thans in deze situatie de te late indiening van een bezwaar- of beroepschrift niet verwijtbaar als dat binnen zes weken wordt ingediend. Omdat het bezwaarschrift binnen zes weken is ingediend, is [appellante] daarmee niet verwijtbaar te laat en is de termijnoverschrijding verschoonbaar.

Slotoverwegingen

8. De conclusie is dat de beschikking op bezwaar van 6 december 2022 moet worden vernietigd en dat DBSB opnieuw, maar dan inhoudelijk, op het bezwaarschrift moet beslissen.
9. DBSB hoeft geen proceskosten te vergoeden.
Beslissing
Het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba:
I.
vernietigtde uitspraak van het Gerecht in eerste aanleg van Aruba van 26 april 2023 in zaak nr. AUA202300319;
II.
verklaarthet in die zaak ingestelde beroep
gegrond;
III.
vernietigtde beschikking van het hoofd van de Dienst Burgerlijke Stand en Bevolkingsregister van 6 december 2022, kenmerk DBSB/Alg-0148 van 2021;
IV.
draagthet hoofd van de Dienst Burgerlijke Stand en Bevolkingsregister
opom binnen zes weken met inachtneming van wat in deze uitspraak is overwogen een nieuwe beschikking te geven;
V.
gelastdat het Land Aruba aan [appellante] het door haar voor de behandeling van het beroep en het hoger beroep betaalde griffierecht van Afl. 100,- vergoedt.
Aldus vastgesteld door mr. W.H. Bel, voorzitter, en mr. J.Th. Drop en mr. M. Soffers, leden, in tegenwoordigheid van mr. R.M.C.S. van der Heide, griffier.
w.g. Bel
voorzitter
w.g. Van der Heide
griffier
Uitgesproken in het openbaar op 14 februari 2024.
BIJLAGE

Landsverordening administratieve rechtspraak

[…]
Artikel 12
1. Een bezwaarschrift wordt niet-ontvankelijk verklaard indien het is ingediend voordat de termijn is ingegaan of nadat de termijn is verstreken.
2. Deze beslissing wordt, met redenen omkleed, schriftelijk aan de indiener van het bezwaarschrift meegedeeld.
3. Ten aanzien van een na afloop van de termijn ingediend bezwaarschrift blijft niet-ontvankelijkverklaring op die grond achterwege indien de indiener aannemelijk maakt dat hij het geschrift heeft ingediend zo spoedig als dit redelijkerwijs verlangd kon worden en het tegendeel daarvan niet blijkt.
[…]
Artikel 28
1. Een beroepschrift wordt niet-ontvankelijk verklaard indien het is ingediend voordat de termijn is ingegaan of nadat de termijn is verstreken. 2. De beslissing, bedoeld in het eerste lid, wordt, met redenen omkleed, aan de indiener van het beroepschrift meegedeeld. 3. Ten aanzien van een na afloop van de termijn ingediend beroepschrift blijft niet-ontvankelijkverklaring op die grond achterwege indien de indiener aannemelijk maakt dat hij het geschrift heeft ingediend zo spoedig als dit redelijkerwijs verlangd kon worden en het tegendeel daarvan niet blijkt.
[…]
Artikel 53b
Het hoger beroep wordt ingesteld binnen zes weken na de dag waarop de beslissing op het beroep is gedagtekend. De instelling van het hoger beroep geschiedt door indiening bij de griffie van het Gerecht van een aan het Hof gericht beroepschrift.
Artikel 53c
1. De artikelen 23, vierde lid, 24, 25, 28, 29, 30, tweede en derde lid, 31, 32, onderdelen d en e, en 33 tot en met 49 zijn op het hoger beroep van overeenkomstige toepassing.
2. Het aan het Land verschuldigde recht voor het instellen van hoger beroep bedraagt het drievoudige van het bedrag, genoemd in artikel 30, eerste lid.
Artikel 53d
1. Het Hof bevestigt de uitspraak van het Gerecht, hetzij met overneming, hetzij met verbetering van de gronden, of doet, met gehele of gedeeltelijke vernietiging van de uitspraak, hetgeen het Gerecht had behoren te doen.
2. Indien het Gerecht de niet-ontvankelijkheid heeft uitgesproken en het Hof deze uitspraak vernietigt met een ontvankelijkheidsverklaring, wordt het beroepschrift naar het Gerecht terugverwezen om te worden hervat in de stand waarin de behandeling zich bevond. Tegen de nieuwe uitspraak van het Gerecht staat, met inachtneming van artikel 53b, hoger beroep open.
3. Het Hof kan de terugverwijzing, bedoeld in het tweede lid, achterwege laten, indien het beroepschrift kennelijk gegrond of kennelijk ongegrond is.
[…]