ECLI:NL:OGHACMB:2024:219

Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba

Datum uitspraak
12 november 2024
Publicatiedatum
12 november 2024
Zaaknummer
CUR2022H00070
Instantie
Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Faillissement en ontslag van instantie in hoger beroep tussen meerdere besloten vennootschappen en het Land Curaçao

In deze zaak, die voor het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba is behandeld, gaat het om een hoger beroep in een faillissementskwestie. De appellanten, bestaande uit vier besloten vennootschappen, hebben in eerste aanleg een procedure aangespannen tegen het Land Curaçao. De curator van de gefailleerde [appellant 1] heeft aangegeven de procedure niet te willen overnemen, wat heeft geleid tot een verzoek van het Land om ontslag van de instantie. Het Hof heeft op 12 november 2024 uitspraak gedaan na een eerdere comparitie van partijen die was uitgesteld. De curator heeft geen gevolg gegeven aan de oproeping van het Land, waardoor het Hof het verzoek om ontslag van de instantie heeft toegewezen. Het Hof heeft daarbij de belangen van het Land afgewogen tegen die van de gefailleerde. De proceskosten zijn aan de zijde van het Land begroot op nihil, omdat de kosten ook gemaakt zouden zijn als de overige appellanten zonder [appellant 1] in hoger beroep waren gekomen. De procedure zal worden voortgezet tussen de overige appellanten en het Land, waarbij een nieuwe datum voor de comparitie van partijen zal worden vastgesteld.

Uitspraak

Burgerlijke zaken over 2024
Zaaknummers: CUR202100817 – CUR2022H00070
Uitspraak: 12 november 2024
GEMEENSCHAPPELIJK HOF VAN JUSTITIE
van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en
van Bonaire, Sint Eustatius en Saba
V O N N I S
in de zaak van:
1. de besloten vennootschap

[APPELLANT 1] B.V.,

2. de besloten vennootschap

[APPELLANT 2] B.V.,

3. de besloten vennootschap

[APPELLANT 3] B.V.,

4. de naamloze vennootschap
[APPELLANT 4] N.V.,
alle gevestigd in Curaçao,
in eerste aanleg eiseressen, thans appellanten,
gemachtigde: mr. A.K.E. Henriquez,
tegen
de openbare rechtspersoon
HET LAND CURAÇAO,
zetelend in Curaçao,
in eerste aanleg gedaagde, thans geïntimeerde,
gemachtigde: mr. M.R. Hammoud.
Partijen worden hierna [appellant 1], [appellant 2], [appellant 3], [appellant 4] en het Land genoemd.

1.Het verdere verloop van de procedure

1.1
Bij vonnis van 30 juli 2024, zoals hersteld bij herstelvonnis van 20 september 2024, heeft het Hof een comparitie van partijen gelast. De comparitie van partijen is uitgesteld. De zaak is naar de rol van 15 oktober 2024 verwezen om het Land in de gelegenheid te stellen de curator in het faillissement van [appellant 1] op te roepen.
1.2
Bij brief van 3 oktober 2024 aan de rechter-commissaris heeft mr. A. Huizing, curator in het faillissement van [appellant 1], te kennen gegeven de procedure niet te willen overnemen. Deze brief bevindt zich bij de stukken, evenals als de machtiging van de rechter-commissaris om de procedure niet over te nemen.
1.3
Bij akte van 15 oktober 2024, met producties, heeft het Land verzocht om verval van de instantie tussen [appellant 1] en het Land en datumbepaling voor voortzetting van de procedure.
1.4
Vonnis is bepaald op vandaag.

2.De beoordeling

2.1
De curator heeft geen gevolg gegeven aan de oproeping van het Land tot overneming van het geding. Daarom heeft het Land op grond van art. 23 lid 2 Faillissementsbesluit het recht ontslag van de instantie te vragen. Het Hof vat het verzoek om verval van de instantie van het Land op als een verzoek om ontslag van de instantie.
2.2
Bij de beoordeling van het verzoek dient het Hof het belang van het Land dat eruit bestaat dat het de proceskosten niet kan verhalen, af te wegen tegen het eventuele belang van de gefailleerde dat deze een beslissing krijgt op het materiële geschil en dat wordt voorkomen dat het bestreden vonnis van het Gerecht in kracht van gewijsde gaat (HR 7 september 2007, ECLI:NL:HR:2007:BA5197). De gefailleerde dient in de gelegenheid te worden gesteld zich uit te laten over het verzoek om ontslag van de instantie (HR 6 juni 2008, ECLI:NL:HR:2008:BC8099).
2.3
Mr. Henriquez was op de rol van 15 oktober 2024 aanwezig en heeft bevestigd dat de curator het geding niet wenst over te nemen. Daarbij heeft mr. Henriquez zich niet verzet tegen het verzoek van het Land om verval (of ontslag) van de instantie. Daarmee is de gefailleerde gehoord. De belangenafweging valt in het voordeel van het Land uit. Het verzoek zal worden toegewezen. [appellant 1] zal worden veroordeeld in de proceskosten in het hoger beroep tussen [appellant 1] en het Land. Die kosten zullen aan de zijde van het Land worden begroot op nihil, omdat het Land tegen een aantal gezamenlijke appellanten heeft geprocedeerd en de kosten ook gemaakt zouden zijn als de drie overgebleven appellanten zonder [appellant 1] in hoger beroep zouden zijn gekomen.
2.4
De procedure dient te worden voortgezet tussen [appellant 2], [appellant 3] en [appellant 4] enerzijds en het Land anderzijds. De volgende stap is dat een nieuwe datum en tijdstip dient te worden bepaald voor de comparitie van partijen. Daarover zullen partijen afzonderlijk bericht per e-mail ontvangen.
B E S L I S S I N G
Het Hof:
ontslaat het Land van de instantie in het hoger beroep tussen [appellant 1] en het Land;
veroordeelt [appellant 1] in de kosten van het hoger beroep tussen [appellant 1] en het Land, aan de zijde van het Land begroot op nihil;
bepaalt dat dag en uur van de comparitie van partijen ([appellant 2], [appellant 3] en [appellant 4] enerzijds en het Land anderzijds) bij e-mail aan partijen zal worden bekendgemaakt;
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mrs. E.A. Saleh, G.C.C. Lewin en M.E.B. de Haseth, leden van het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba en ter openbare terechtzitting van het Hof in Curaçao uitgesproken op 12 november 2024 in tegenwoordigheid van de griffier.