In gevallen waarin het bestuursorgaan het advies van de BAC niet binnen de daarvoor in artikel 19 van de Lar gestelde termijn heeft ontvangen, moet het bestuursorgaan in de eerste plaats beoordelen of zich een situatie voordoet als bedoeld in artikel 17, vierde lid, onder a en b, van de Lar. Dat is het geval als het bezwaarschrift naar het oordeel van het bestuursorgaan kennelijk niet-ontvankelijk of kennelijk ongegrond is, of als de indiener of het bestuursorgaan er redelijkerwijs geen belang bij heeft te worden gehoord. Van dat laatste is onder andere sprake als de bezwaarde te kennen heeft gegeven geen prijs te stellen op een hoorzitting. Het bestuursorgaan kan in die gevallen op grond van artikel 20, eerste lid, van de Lar op het bezwaarschrift beschikken zonder advies van de BAC. Is van geen van de in artikel 17, vierde lid, onder a en b, van de Lar genoemde situaties sprake, dan geldt dat het bestuursorgaan er in het licht van het zorgvuldigheidsbeginsel zorg voor moet dragen dat het over alle voor het nemen van de beslissing op bezwaar benodigde informatie beschikt. Het bestuursorgaan kan er om die reden voor kiezen het bezwaarschrift terug te sturen naar de BAC met het verzoek alsnog een hoorzitting te houden en advies uit te brengen. Het bestuursorgaan kan er echter ook voor kiezen zelf vragen te stellen aan de bezwaarde of op andere wijze inlichtingen in te winnen bij de bezwaarde. Als het bestuursorgaan op bezwaar heeft beslist na overschrijding van de adviestermijn en zonder het advies van de BAC en de beroepsgronden daartoe aanleiding geven, zal de bestuursrechter gelet op het vorenstaande beoordelen of het bestuursorgaan op grond van artikel 17, vierde lid, aanhef en onder a en b, van de Lar de beslissing op het bezwaarschrift kon nemen zonder het advies van de BAC af te wachten. Is dat niet het geval dan zal de bestuursrechter aan de hand van hetgeen is aangevoerd onderzoeken of er sprake is van een voldoende zorgvuldige voorbereiding van de beschikking op bezwaar. Mocht dat niet het geval zijn dan kan de bestuursrechter in het kader van finale geschillenbeslechting in de beroepsfase het bestuursorgaan alsnog in de gelegenheid stellen gebreken aan de beschikking te herstellen.
Het voorgaande leidt in deze zaak tot het volgende. [verzoeker] klaagde in beroep dat hij ten onrechte niet is gehoord in de bezwaarfase. Zoals het Gerecht terecht heeft overwogen doet zich geen situatie voor als bedoeld in artikel 17, vierde lid, onder a en b, van de Lar. DBSB mocht dus niet op grond van artikel 20, eerste lid, van de Lar op het bezwaarschrift van [verzoeker] beschikken zonder advies van de BAC. Niet gebleken is dat DBSB alvorens op het bezwaarschrift te beschikken er zorg voor heeft gedragen dat [verzoeker] alsnog door de BAC werd gehoord, terwijl evenmin is gebleken dat DBSB zich op andere wijze heeft ingespannen om zich van de voor het nemen van de beschikking op bezwaar benodigde informatie te voorzien. Het aanbod daartoe was immers in de primaire beschikking van 23 december 2021 opgenomen en het aanbod van 30 september 2022 was gedaan ten tijde van het beroep tegen de beschikking op bezwaar. Gelet hierop heeft het Gerecht de bestreden beschikking terecht vernietigd. Het betoog slaagt niet.
Is de Landsverordening persoonsregistraties van toepassing op de persoonsgegevens in het bevolkingsregister?
5. DBSB betoogt primair dat het bevolkingsregister gelet op artikel 2, aanhef en onder e, van de Lvp niet onder de reikwijdte van de Lvp valt omdat het bevolkingsregister onder meer wordt gehouden ter uitvoering van de Kiesverordening.