ECLI:NL:OGHACMB:2024:19

Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba

Datum uitspraak
14 februari 2024
Publicatiedatum
19 februari 2024
Zaaknummer
AUA2023H00122
Instantie
Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek om vergunning tot tijdelijk verblijf wegens termijnoverschrijding

In deze zaak heeft het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba op 14 februari 2024 uitspraak gedaan in hoger beroep over de afwijzing van een verzoek om een vergunning tot tijdelijk verblijf door de minister van Arbeid, Integratie en Energie. De appellant, geboren in Venezuela en gehuwd met een Nederlandse, had eerder vergunningen tot tijdelijk verblijf gekregen, maar zijn verzoek tot verlenging werd afgewezen. Het bezwaar dat hij hiertegen indiende, werd door de minister niet-ontvankelijk verklaard wegens termijnoverschrijding. Het Gerecht in eerste aanleg bevestigde deze beslissing, waarop de appellant hoger beroep instelde.

Het Hof overwoog dat de termijn voor het indienen van het beroepschrift was verstreken, aangezien het beroepschrift één dag te laat was ingediend. De appellant voerde aan dat deze termijnoverschrijding verschoonbaar moest zijn, omdat de bestreden beschikking feitelijk onjuist was. Het Hof oordeelde echter dat de termijnoverschrijding niet verschoonbaar was, omdat het beroepschrift door een advocaat was ingediend en diens handelen voor risico van de indiener komt. Er werden geen bijzondere persoonlijke omstandigheden aangevoerd die een uitzondering op deze regel konden vormen.

De conclusie van het Hof was dat het hoger beroep ongegrond was en dat de aangevallen uitspraak moest worden bevestigd. De minister werd niet verplicht om proceskosten te vergoeden. Het Hof merkte op dat de minister het bezwaar ten onrechte niet-ontvankelijk had verklaard, maar dit had geen invloed op de uitkomst van het hoger beroep.

Uitspraak

AUA2023H00122
Datum uitspraak: 14 februari 2024
gemeenschappelijk hof van jusTitie
van aruba, CURAÇAO, SINT MAARTEN
EN VAN BONAIRE, SINT EUSTATIUS EN SABA
Uitspraak op het hoger beroep van:
[appellant], wonend in Aruba,
appellant,
tegen de uitspraak van het Gerecht in eerste aanleg van Aruba (hierna: het Gerecht) van 7 juni 2023 in zaak nr. AUA202300815, in het geding tussen:
appellant
en
de minister van Arbeid, Integratie en Energie (hierna: de minister)

Procesverloop

Bij beschikking van 15 juli 2021 heeft de minister een verzoek van [appellant] om aan hem een vergunning tot tijdelijk verblijf te verlenen met als doel bijzondere band met Aruba, afgewezen.
Bij beschikking van 10 januari 2023 heeft de minister het door [appellant] daartegen gemaakte bezwaar niet-ontvankelijk verklaard (hierna: bestreden beschikking).
Bij uitspraak van 26 april 2023 heeft het Gerecht het door [appellant] daartegen ingestelde beroep niet-ontvankelijk verklaard.
Tegen deze uitspraak heeft [appellant] hoger beroep ingesteld.
Het Hof heeft de zaak ter zitting behandeld op 6 oktober 2023. [appellant], vertegenwoordigd door mr. N.S. Gravenstijn, advocaat, is verschenen.

Overwegingen

[appellant] is op [geboortedatum] 1983 geboren in Venezuela en heeft de Venezolaanse nationaliteit. Op 5 mei 2017 is hij op Bonaire gehuwd met [echtgenoot], geboren in Aruba en in het bezit van de Nederlandse nationaliteit. Aan [appellant] is drie keer eerder een vergunning tot tijdelijk verblijf verleend met als doel bijzondere band met Aruba (hierna: vttv). De laatst verleende vttv was geldig tot 9 september 2021. Op 14 juni 2021 heeft [appellant] de minister verzocht zijn vttv te verlengen. Dat verzoek heeft de minister afgewezen. Het daartegen op 26 augustus 2021 gemaakte bezwaar is bij de bestreden beschikking nietontvankelijk verklaard wegens termijnoverschrijding.
Het Gerecht heeft vastgesteld dat de termijn om tegen de bestreden beschikking beroep in te stellen, is aangevangen op 11 januari 2023 en is geëindigd op 21 februari 2023. Het op 22 februari 2023 ingediende beroepschrift is buiten deze termijn ingediend. Het Gerecht heeft geen aanleiding gezien om de termijnoverschrijding verschoonbaar te achten.
[appellant] voert in hoger beroep aan dat het beroepschrift weliswaar een dag te laat is ingediend, maar dat die termijnoverschrijding redelijkerwijs verschoonbaar moet zijn omdat de bestreden beschikking feitelijk onjuist is. De bezwaartermijn is namelijk op 16 juli 2021 aangevangen en geëindigd op 26 augustus 2021. Op die dag is het bezwaarschrift zowel per fax als per e-mail ingediend. Onder de gegeven omstandigheden is het onredelijk om [appellant] de dupe te laten worden van het één dag te laat indienen van een beroepschrift terwijl dat helemaal niet nodig was geweest omdat het bezwaarschrift tijdig was ingediend.
3.1.
Het Hof overweegt, ambtshalve, het volgende.
3.2.
Artikel 27, eerste lid van de Landsverordening administratieve rechtspraak (hierna: Lar) luidt:
"1. De termijn voor het indienen van een beroepschrift bedraagt zes weken en gaat in op de dag na die waarop de beslissing op het bezwaarschrift is gedagtekend."
Artikel 28 van de Lar luidt:
1. Een beroepschrift wordt niet-ontvankelijk verklaard indien het is ingediend voordat de termijn is ingegaan of nadat de termijn is verstreken. 2. De beslissing, bedoeld in het eerste lid, wordt, met redenen omkleed, aan de indiener van het beroepschrift meegedeeld.
3. Ten aanzien van een na afloop van de termijn ingediend beroepschrift blijft niet-ontvankelijkverklaring op die grond achterwege indien de indiener aannemelijk maakt dat hij het geschrift heeft ingediend zo spoedig als dit redelijkerwijs verlangd kon worden en het tegendeel daarvan niet blijkt.
3.3.
De bestreden beschikking is gedagtekend op 10 januari 2023 zodat de beroepstermijn op grond van artikel 27, eerste lid, van de Lar is aangevangen op 11 januari 2023 en geëindigd op 21 februari 2023. Het beroepschrift is ingediend op 22 februari 2023. Dit is een termijnoverschrijding van één dag. Het Hof is met het Gerecht van oordeel dat deze termijnoverschrijding niet verschoonbaar is en overweegt daarover het volgende.
3.4.
In zijn uitspraak van vandaag, ECLI:NL:OGHACMB:2024:14, heeft het Hof de uitspraak van de grote kamer van het College van Beroep voor het bedrijfsleven (hierna: het College) van 30 januari 2024, ECLI:NL:CBB:2024:31, onderschreven en voor de toepassing (ook) van de in 3.2 vermelde bepalingen van de Lar aangesloten bij wat in 2 tot en met 6 van de uitspraak van het College is overwogen. Gelet op 5.1 van de uitspraak van het College is het Hof van oordeel dat de termijnoverschrijding in beroep niet verschoonbaar is. Het beroepschrift is immers ingediend door een advocaat en daarvoor geldt dat zijn of haar handelen in beginsel voor risico van de indiener, in dit geval [appellant], komt. Er zijn geen (heel) bijzondere persoonlijke omstandigheden aan de zijde van de advocaat gesteld die een uitzondering op dit uitgangspunt kunnen vormen. Het betoog slaagt niet.
4. De conclusie is dat het hoger beroep ongegrond is. De aangevallen uitspraak moet worden bevestigd.
5. De minister hoeft geen proceskosten te vergoeden.
6. Het Hof overweegt ten overvloede, zoals ook al ter zitting is medegedeeld, dat de minister het bezwaar bij de bestreden beschikking ten onrechte niet-ontvankelijk heeft verklaard wegens termijnoverschrijding. De beschikking waartegen het bezwaar is gericht is gedagtekend op 15 juli 2021 zodat de bezwaartermijn op grond van artikel 11, eerste lid, van de Lar is aangevangen op 16 juli 2021 en geëindigd op 26 augustus 2021. Het bezwaarschrift is op 26 augustus 2021 zowel per fax als per email ingediend. Het bezwaar is dus tijdig gemaakt.

Beslissing

Het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba:

bevestigt de aangevallen uitspraak.

Aldus vastgesteld door mr. W.H. Bel, voorzitter, en mr. J.Th. Drop en mr. T.G.M. Simons, leden, in tegenwoordigheid van mr. R.M.C.S. van der Heide, griffier.
w.g. Bel
voorzitter
w.g. Van der Heide
griffier
Uitgesproken in het openbaar op 14 februari 2024.