ECLI:NL:OGHACMB:2024:154

Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba

Datum uitspraak
5 juli 2024
Publicatiedatum
7 augustus 2024
Zaaknummer
P-2024/01145
Instantie
Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen afwijzing vordering verlenging inbewaringstelling en onmiddellijke invrijheidstelling van verdachte in verband met overschrijding termijn verblijf in politiecel

In deze zaak gaat het om een hoger beroep tegen de afwijzing van de vordering tot verlenging van de inbewaringstelling van de verdachte, die op 30 mei 2024 door de officier van justitie was ingediend. De verdachte was op 23 mei 2024 in verzekering gesteld en heeft vervolgens twaalf dagen in een politiecel doorgebracht, wat volgens het Hof een ernstige normschending vormt. De rechter-commissaris had op 3 juni 2024 de vordering tot verlenging van de inbewaringstelling afgewezen en de onmiddellijke invrijheidstelling van de verdachte bevolen. Het Openbaar Ministerie heeft hiertegen hoger beroep aangetekend. Het Hof heeft op 5 juli 2024 de zaak behandeld en vastgesteld dat de verdachte te lang in een politiecel heeft verbleven, wat niet voldoet aan de minimumeisen voor voorlopige hechtenis. Het Hof weegt de belangen van de verdachte tegen het strafvorderlijk belang en concludeert dat de verlenging van de bewaring noodzakelijk is, gezien de ernst van de beschuldigingen tegen de verdachte, die betrokken is bij de invoer van een aanzienlijke hoeveelheid marihuana vanuit Nederland naar Aruba. Het Hof verklaart het beroep van het Openbaar Ministerie gegrond en beveelt de verlenging van de bewaring voor een termijn van zeven dagen, ondergebracht in het Korrektie Instituut Aruba.

Uitspraak

Strafzaken over 2024
Parketnummer: P-2024/01145
Zaaknummer: 43 van 2024
Datum beschikking: 5 juli 2024
GEMEENSCHAPPELIJK HOF VAN JUSTITIE VAN ARUBA,
CURAÇAO, SINT MAARTEN EN VAN BONAIRE,
SINT EUSTATIUS EN SABA
B E S C H I K K I N G
gegeven in het hoger beroep ex artikel 442 van het Wetboek van Strafvordering, ingesteld tegen de beslissing van de rechter-commissaris in het Gerecht in eerste aanleg van Aruba, van 3 juni 2024, in de zaak van de verdachte:
[verdachte],
geboren in Nederland op [geboortedatum] 1987,
wonende in Aruba, [adres],
voor wie als raadsman optreedt:
mr. A.E.A. Hernandez, advocaat in Aruba.

1.Het onderzoek van de zaak

Deze beschikking is gegeven naar aanleiding van de behandeling van het beroep in raadkamer op 19 juni 2024. Verschenen zijn de (fgd) procureur-generaal,
mr. B.S. van Unnik en mr. A.E.A. Hernandez, de raadsman (bepaaldelijk gemachtigd) van de verdachte. De verdachte is, hoewel behoorlijk opgeroepen, niet verschenen.
Het Hof heeft kennis genomen van hetgeen de procureur-generaal en de raadsman naar voren hebben gebracht.
De beslissing is bepaald op 5 juli 2024.

2.De feiten

Op 30 mei 2024 heeft de officier van justitie de verlenging van de inbewaringstelling van de verdachte gevorderd ter zake van -kort gezegd- het opzettelijk invoeren en aanwezig hebben van een forse hoeveelheid marihuana vanuit Nederland naar Aruba (gepleegd op 23 mei 2024).
Bij beschikking van 3 juni 2024 (hierna: de bestreden beschikking) heeft de rechter-commissaris de vordering tot verlenging van de inbewaringstelling van de verdachte afgewezen en de onmiddellijke invrijheidstelling van de verdachte bevolen.
De officier van justitie heeft bij akte d.d. 5 juni 2024 tijdig hoger beroep aangetekend tegen de bestreden beschikking.

3.De standpunten

Het standpunt van het Openbaar Ministerie komt naar voren in de door de officier van justitie opgestelde appelschriftuur en op enkele punten aangevuld met het requisitoir (aangehecht).
Namens verdachte is naar voren gebracht dat het beroep ongegrond moet worden verklaard, omdat de verdachte te lang zijn voorlopige hechtenis op het politiebureau heeft moeten doorbrengen. Hij had in het huis van bewaring geplaatst moeten worden.

4.Het wettelijk kader

Met ingang van 1 april 2024 is het nieuwe Wetboek van Strafvordering (Sv nieuw) in Aruba ingevoerd. Het algemene uitgangspunt hiervoor was om aan de hand van jurisprudentie, internationale verdragen en overige wetgeving in de landen van Caribisch deel van het Koninkrijk voor wat betreft het procesrecht zo eenvormig mogelijk aansluiting te zoeken bij het Nederlandse Wetboek van Strafvordering, waarbij ook telkens een afweging is gemaakt of een wijziging juridisch noodzakelijk was in een kleinere gemeenschap als dat van Aruba.
Ten aanzien van de gewijzigde regels voor de toepassing van voorlopige hechtenis in het Sv nieuw geldt als uitgangspunt dat de situatie van verdachten in voorlopige hechtenis wordt verbeterd. Uit de Memorie van toelichting begrijpt het Hof dat het zeker niet de bedoeling is dat de situatie van verdachte verslechtert met invoering van het nieuwe wetboek.
Kort voor de invoeringsverordening hebben de minister van Justitie en Sociale zaken en de minister van Algemene Zaken, Innovatie, Overheidsorganisatie, Infrastructuur en Ruimtelijke Ordening besloten dat invoering van artikel 94 Sv nieuw nog niet mogelijk was met ingang van 1 april 2024, doordat de termijnen van inverzekeringstelling en inbewaringstelling zijn gewijzigd. Het nieuwe wetboek bepaalt immers dat al na drie dagen inverzekeringstelling (maximaal te verlengen met drie dagen) de bewaring ingaat, terwijl dit onder het oude Wetboek van Strafvordering (Sv oud) pas na een periode van tien dagen inverzekeringstelling aan de orde was. Ingevolge artikel 94 Sv oud (en nieuw) dient de bewaring in een Huis van Bewaring te worden uitgevoerd, maar door de wijziging van de termijnen in het Sv nieuw is daarvan thans eerder sprake. Dit heeft consequenties voor de vraag hoelang een verdachte in een politiecel mag verblijven en dus ook voor de cellencapaciteit in het Huis van bewaring. Uit de toelichting volgt dat een politiecel niet voldoet aan de minimumeisen die moeten worden gesteld aan een plaats waar voorlopige hechtenis mag worden geëxecuteerd. Maar ook blijkt dat de bedoeling van uitstel van invoering van artikel 94 Sv nieuw is, dat er meer tijd geboden wordt om het cellentekort op te lossen. In de tussentijd dient de overheid te zoeken naar alternatieve mogelijkheden zoals elektronisch toezicht, zekerheidsstelling etc.
Met het oog op deze problematiek is bij de Landsverordening houdende bepalingen in verband met de invoering van het Sv nieuw, alsmede tot het aanbrengen van correcties en verduidelijkingen besloten om de letterlijke tekst van artikel 94 Sv oud op te nemen in het Sv nieuw. Dat heeft echter gevolgen voor de werking van die bepaling, die nu werkt onder de uitgangspunten van het Sv nieuw, zoals hiervoor uiteengezet.
Het Hof ziet zich daardoor voor de vraag gesteld of en wanneer in de huidige situatie sprake is van een normschending van het bepaalde in artikel 94 Sv nieuw en of het Hof hieraan consequenties kan en moet verbinden.
Op basis van artikel 413 Sv nieuw eerste lid kan de rechter een normschending herstellen, overeenkomstig de aard en de strekking van de geschonden norm, dan wel bevelen dat dit zal geschieden. Weliswaar is het in dit geval niet mogelijk om de schending ongedaan te maken. Het Hof rekent het echter wel tot haar verantwoordelijkheid en bevoegdheid om die schending zoveel mogelijk tot een minimum te beperken en komt daarbij tot een afweging van belangen tussen enerzijds het belang van verdachte, die te lang in een politiecel is geplaatst, zoals gezegd: een plek die niet voldoet aan de minimumeisen en anderzijds het strafvorderlijk belang bij voortduring van detentie. Deze belangenafweging kan leiden tot voortduring van de voorlopige hechtenis, dan wel schorsing of opheffing van de voorlopige hechtenis.
Alles overwegende betekent dit naar het oordeel van het Hof dat op basis van de bepalingen in het Sv nieuw sprake is van een normschending indien verdachte niet uiterlijk na drie dagen – zes dagen in geval van verlengde inverzekeringstelling – wordt overgeplaatst naar een Huis van Bewaring. Gelet op de wetsgeschiedenis van de invoering van artikel 94 Sv is er naar het oordeel van het Hof – in de periode in aanloop naar de invoering van artikel 94 Sv nieuw – in beginsel na tien dagen voorlopige hechtenis in een politiecel sprake van een dermate ernstige normschending, die door respectievelijk de rechter-commissaris, de raadkamer gevangenhouding en/of de strafrechter hersteld dient te worden.

5.De beoordeling

Uit het dossier blijkt dat verdachte de voorlopige hechtenis - vanaf zijn inverzekeringstelling op 23 mei 2024 tot de invrijheidstelling op 3 juni 2024 - twaalf dagen in een politiecel heeft doorgebracht. Dat is twee dagen meer dan in de oude situatie het uitgangspunt was. Hier is dus sprake van een ernstige normschending.
De volgende vraag is of de rechter-commissaris hieraan in dit specifieke geval consequenties kon verbinden. Om dat te beoordelen dient een belangenafweging plaats te vinden.
In de belangenafweging neemt het Hof mee dat verdachte in bewaring was gesteld in verband met ernstige bezwaren voor invoer en aanwezig hebben van een forse hoeveelheid – 4786 gram – marihuana vanuit Nederland naar Aruba. Dit is een ernstig strafbaar feit, waarop meer dan acht jaar gevangenisstraf staat en waarbij de rechtsorde door dit feit geschokt is. Bovendien is er sprake van herhalingsgevaar, nu het hier een voor verspreiding en verkoop geschikte hoeveelheid verdovende middelen betreft. Voor wat betreft de persoonlijke belangen van de verdachte stelt het Hof vast dat niet veel informatie voorhanden is, mede omdat verdachte niet ter zitting van het Hof is verschenen. Gelet hierop is het Hof van oordeel dat de hiervoor genoemde belangenafweging in het nadeel van verdachte dient uit te vallen. Het strafvorderlijk belang bij voortduring van de voorlopige hechtenis weegt zwaarder. Het beroep zal daarom gegrond worden verklaard.
Naar oordeel van het Hof is sprake van een geval waarvoor voorlopige hechtenis is toegelaten. Bovendien is, zoals uit voorgaande blijkt, sprake van gronden voor voorlopige hechtenis. Het Hof zal daarom de verlenging van de bewaring bevelen.
Het Hof ziet in het enkele feit dat sprake is geweest van een normschending, doordat verdachte gedurende de voorlopige hechtenis te lang – totaal twaalf dagen – in een politiecel is geplaatst onvoldoende aanleiding om de voorlopige hechtenis ambtshalve te schorsen.

6.De beslissing

Het Hof,
verklaart het beroep gegrond;
vernietigt de bestreden beschikking en doende wat de rechter-commissaris had behoren te doen:
beveelt de verlenging van de bewaring van de verdachte
[verdachte]voor een termijn van zeven (7) dagen,
met onmiddellijke ingang;
bepaalt dat de voorlopige hechtenis zal worden ondergaan in het Korrektie Instituut Aruba.
Aldus gewezen in raadkamer op 5 juli 2024 door mr. J.M.J. Keltjens, mr. P.A.M. Pijnenburg en mr. T.C. Henniphof, leden van het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba in tegenwoordigheid van de griffier, J. Spanner.
Mr. Pijnenburg is buiten staat deze beschikking mede te ondertekenen.