ECLI:NL:OGHACMB:2023:79

Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba

Datum uitspraak
17 mei 2023
Publicatiedatum
31 mei 2023
Zaaknummer
SAB2021H00005
Instantie
Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake de bouw van een zonnepanelenpark en de wijze van fundering

In deze zaak gaat het om een hoger beroep van Sunshine Real Estate N.V. tegen Saba Electric Company N.V. inzake de bouw van een zonnepanelenpark op Saba. Sunshine heeft in eerste aanleg vorderingen ingesteld voor betaling van verschillende bedragen, terwijl SEC in reconventie vorderingen heeft ingesteld, waaronder een verklaring voor recht en betaling van een aanzienlijk bedrag. De procedure begon met de indiening van een akte van appel op 30 juli 2021, waarbij Sunshine in hoger beroep ging tegen eerdere vonnissen van het Gerecht in eerste aanleg van Bonaire, Sint Eustatius en Saba. De memorie van grieven werd echter te laat ingediend, wat leidde tot een discussie over de ontvankelijkheid van het hoger beroep. Het Hof oordeelde dat, ondanks de te late indiening van de memorie van grieven, Sunshine erop mocht vertrouwen dat het hoger beroep aanhangig was en dat de sanctie van niet-ontvankelijkheid niet van toepassing was. Het Hof heeft de zaak vervolgens verder beoordeeld, waarbij het de feiten en de inhoud van de overeenkomst tussen partijen in overweging nam. Het geschil draait om de wijze waarop de funderingspalen voor het zonnepanelenpark moesten worden vastgezet, waarbij Sunshine stelt dat dit geheid moest worden en SEC beweert dat dit omgeven moest worden door beton. Het Hof heeft beide partijen verzocht om een volledige versie van de overeenkomst en de bijlagen over te leggen, zodat het de zaak verder kan beoordelen. De beslissing is aangehouden voor verdere behandeling op 16 juni 2023.

Uitspraak

Burgerlijke zaken over 2023
Registratienummers: SAB201900011 – SAB2021H00005
Uitspraak: 17 mei 2023
GEMEENSCHAPPELIJK HOF VAN JUSTITIE
van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en
van Bonaire, Sint Eustatius en Saba
V O N N I S
in de zaak van:
de naamloze vennootschap
SUNSHINE REAL ESTATE N.V.,
gevestigd in Aruba,
in eerste aanleg eiseres in conventie, verweerster in reconventie,
thans appellante,
gemachtigde: mr. G.W. Wesselingh,
tegen
de naamloze vennootschap
SABA ELECTRIC COMPANY N.V.,
gevestigd op Saba,
in eerste aanleg gedaagde in conventie, eiseres in reconventie,
thans geïntimeerde,
gemachtigde: mr. T.L.H. Peeters.
Partijen worden hierna Sunshine en SEC genoemd.

1.Het verloop van de procedure

1.1
Bij op 30 juli 2021 ingekomen akte van appel is Sunshine in hoger beroep gekomen van de tussen partijen gewezen en op 9 september 2020 en 22 juni 2021 uitgesproken vonnissen van het Gerecht in eerste aanleg van Bonaire, Sint Eustatius en Saba, zittingsplaats Saba (hierna: het Gerecht). Op de akte van appel is aangetekend dat de griffier aan de indiener van de akte van appel heeft medegedeeld dat het te betalen griffierecht op USD 8.380,- wordt getaxeerd.
1.2
Bij op 11 september 2021 als
pdf-attachmentper e-mail ter griffies van diverse Gerechten in eerste aanleg ingekomen memorie van grieven heeft Sunshine zes grieven tegen het vonnis aangevoerd en toegelicht. Op 13 september 2021 heeft Sunshine een
hard copyvan de memorie van grieven ingediend ter griffie van het Gerecht in eerste aanleg van Sint Maarten. Volgens het stempel op de memorie van grieven is het griffierecht op 13 september 2021 betaald. Volgens een in het dossier aangetroffen ontvangstbewijs is het op 14 september 2021 betaald. Verder bevat het dossier een kopie van een cheque tot betaling van het griffierecht. Die cheque is gedateerd op 27 september 2021.
1.3
Bij op 28 oktober 2021 ingekomen memorie van antwoord, met producties, heeft SEC processuele verweren gevoerd en de grieven bestreden. Haar conclusie strekt primair ertoe dat het Hof Sunshine niet-ontvankelijk zal verklaren in het hoger beroep, althans het hoger beroep vervallen zal verklaren, en subsidiair dat het Hof het bestreden vonnis zal bevestigen, met veroordeling van Sunshine – uitvoerbaar bij voorraad – in de proceskosten in hoger beroep.
1.4
Op 14 april 2022 heeft Sunshine een eerste pleitnota ingediend (14 pagina’s), met producties 49 tot en met 56. Op 20 mei 2022 heeft Sunshine een tweede pleitnota ingediend (16 pagina’s), met producties 49 tot en met 62. Op 20 mei 2022 heeft ook SEC een pleitnota ingediend. Bij e-mail van 23 mei 2022 heeft het Hof beslist dat de eerste pleitnota van Sunshine als niet ingediend wordt beschouwd en dat van de tweede zal worden uitgegaan, dat Sunshine de producties tijdig aan SEC heeft verstrekt en dat SEC niet in de gelegenheid zal worden gesteld om zich daarover bij akte uit te laten.
1.5
Vonnis is gevraagd en nader bepaald op vandaag.

2.De beoordeling

Procedurele voorvragen
2.1
De akte van appel is tijdig ingediend. De gang van zaken rond de indiening van de memorie van grieven en de betaling van het griffierecht is geen reden om Sunshine niet-ontvankelijk te verklaren in het hoger beroep.
2.2
Anders dan waarvan beide partijen uitgaan, verstreek de in art. 271 Rv bedoelde termijn voor indiening van een memorie van grieven op 10 september 2021 om 24.00 uur. Indiening op 11 september 2021 was dus te laat. Art. 131 Procesreglement 2018 bevat een regeling voor het geval de memorie van grieven op de laatste dag van de termijn per e-mail is ingediend. Die regeling is niet van toepassing, omdat de memorie van grieven een dag te laat per e-mail is ingediend.
Ingevolge art. 270 lid 5 Rv had het griffierecht uiterlijk op 10 september 2021 moeten worden betaald. Die betalingstermijn is overschreden. Desondanks heeft het Hof Sunshine gelegenheid gegeven voor het indienen van een pleitnota. Sunshine mocht op grond daarvan erop vertrouwen dat het hoger beroep aanhangig was. Daarom brengen de eisen van een goede procesorde mee dat de sanctie van art. 270 lid 5 Rv buiten toepassing blijft (zie: HR 17 februari 2017, ECLI:NL:HR:2017:284). Het hoger beroep is dus niet vervallen.
2.3
Blijkens het voorgaande is de memorie van grieven te laat ingediend. De inhoud ervan dient daarom buiten beschouwing te worden gelaten. Wel is Sunshine bevoegd om haar in eerste aanleg aangevoerde stellingen en weren bij pleitnota in hoger beroep toe te lichten, te verbeteren en aan te vullen (laatstelijk: HR 20 december 2019, ECLI:NL:HR:2019:2009). Het Hof zal alleen acht slaan op de (tweede) pleitnota. Die pleitnota overschrijdt nergens de grenzen van toelichting, verbetering en aanvulling.
Feiten
2.4
Het Hof gaat uit van de volgende feiten.
2.4.1
Op 31 oktober 2016 hebben partijen een overeenkomst gesloten, getiteld: Engineering, Procurement and Construction Agreement (hierna: de Agreement), waarbij Sunshine (aangeduid als: Owner) Sunshine (aangeduid als: Developer) heeft opgedragen om, verkort weergegeven, een zonnepanelenpark (hierna ook: Solar Park) te bouwen op Saba voor een aanneemsom van ruim USD 3 miljoen.
2.4.2
De Agreement heeft vier bijlagen (Annexes). In art. 3.2 van Annex B (“Solar Installation Components”) staat onder meer:
The Mounting structures comply with at least the following requirements:
- (…)
- Pile-driven foundation posts; Steel, hot-dip galvanized;
- (…)
- Designed to withstand wind speeds up to 160 mph (CAT 4 hurricane wind speed) with panels placed;
- (…)
In art. 4.2 van Annex D (“Warranties/Guarantees”) staat:
Additional to the abovementioned standard warranty, a CAT 4 hurricane wind speed guarantee applies. As described in the document “Documentation of test loading and results of the Analysis of the Building Ground for the construction of a photovoltaic plant in an open area (Saba)”, the Mounting Structure, including solar panel clamp connections and pile driven foundations, is designed to withstand wind speeds up to 160 mph. Sunshine Real Estate N.V. will confirm this additional guarantee by handing over written proof to owner as part of the final design, as to be developed according to the Project Schedule as mentioned in the Contract.
2.5
In deze rechtszaak heeft Sunshine, verkort weergegeven, betaling gevorderd van
USD 98.714, USD 63.545 en USD 300.000, met wettelijke rente.
In reconventie heeft SEC, verkort weergegeven, gevorderd:
a. een verklaring voor recht;
b. betaling van USD 1.291.298, € 23.931, € 160.251 en vergoeding van betaalde belastingen, met wettelijke rente,
c. opheffing van een beslag, op straffe van verbeurte van dwangsommen.
2.6
Bij het bestreden eindvonnis heeft het Gerecht de vorderingen van Sunshine afgewezen en die van SEC toegewezen. Hiertoe heeft het Gerecht bij het bestreden tussenvonnis als zijn voorlopig oordeel gegeven dat de aanleg van het Solar Park niet strookt met wat partijen zijn overeengekomen en bij het bestreden eindvonnis overwogen dat het dit oordeel handhaaft.
2.7
Het eerste geschilpunt tussen partijen betreft de vraag wat partijen zijn overeengekomen omtrent de wijze waarop de metalen funderingspalen in de grond zouden worden vastgezet. Sunshine meent dat overeengekomen is dat ze zouden worden geheid. SEC meent dat overeengekomen is dat ze zouden worden omgeven door beton overeenkomstig een tekening die SEC aanmerkt als onderdeel van een
final design.
2.8
Om dit geschilpunt te kunnen beoordelen, dient het Hof te beschikken over een kopie van een volledig Agreement, inclusief alle volledige Annexes. Productie 1 bij verzoekschrift is de Agreement met Annex D, maar zonder Annexes A, B en C. Productie 1 bij conclusie van antwoord, zoals het Hof die heeft aangetroffen, bevat de vier Annexes, maar van Annex B alleen de oneven pagina’s.
2.9
Beide partijen wordt verzocht bij akte een volledige Annex B over te leggen, zonder nader commentaar. Antwoordakten zijn niet nodig, nu beide partijen beschikken over een volledige Annex B en zij geprocedeerd hebben in de kennelijke veronderstelling dat de rechter er ook over beschikte.
2.1
Iedere verdere beslissing wordt aangehouden.
B E S L I S S I N G
Het Hof:
verwijst de zaak naar de rol van 16 juni 2023 voor gelijktijdige akten aan beide zijden (ambtshalve P3) (zie 2.9);
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mrs. G.C.C. Lewin, S. Verheijen en J. de Boer, leden van het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba en ter openbare terechtzitting van het Hof in Sint Maarten uitgesproken op 17 mei 2023 in tegenwoordigheid van de griffier.