In deze zaak heeft het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba op 4 april 2023 uitspraak gedaan in hoger beroep over een uitnodiging tot betaling (UTB) die aan de belanghebbende was uitgereikt. De UTB betrof een bedrag van Afl. 8.086,92 aan invoerrechten en Afl. 242.298,00 aan accijnzen, gerelateerd aan de invoer van sterke drank tussen november 2004 en maart 2005. De belanghebbende had bezwaar aangetekend tegen deze heffing, maar het bezwaar werd ongegrond verklaard door de Inspecteur. Hierop volgde een beroepsprocedure, die uiteindelijk leidde tot een uitspraak van het Gerecht in eerste aanleg, waarin het beroep van de belanghebbende ook ongegrond werd verklaard.
In hoger beroep heeft de belanghebbende de UTB betwist en verzocht om vernietiging van de eerdere uitspraken. Tijdens de zitting hebben partijen echter een compromis bereikt, waarbij zij overeenkwamen dat de UTB moest worden verminderd tot Afl. 87.500. Het Hof heeft dit compromis geaccepteerd, aangezien er geen bewijs was dat het standpunt van partijen op een onjuiste rechtsopvatting berustte. De uitspraak van het Gerecht werd vernietigd, en het Hof droeg de Inspecteur op om de door de belanghebbende betaalde griffierechten te vergoeden.
De uitspraak is gedaan door een collegiaal orgaan, waarbij mr. Drs. P.J.J. Vonk als voorzitter fungeerde, en de uitspraak is openbaar gemaakt op 4 april 2023. Beide partijen hebben de mogelijkheid om binnen twee maanden na de uitspraak in cassatie te gaan bij de Hoge Raad der Nederlanden.