ECLI:NL:OGHACMB:2023:65

Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba

Datum uitspraak
4 april 2023
Publicatiedatum
15 mei 2023
Zaaknummer
AUA2022H00046
Instantie
Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • mr. Drs. P.J.J. Vonk
  • mr. J. Snitker
  • mr. drs. M.G.J.M. van Kempen
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake vermindering uitnodiging tot betaling van invoerrechten en accijnzen

In deze zaak heeft het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba op 4 april 2023 uitspraak gedaan in hoger beroep over een uitnodiging tot betaling (UTB) die aan de belanghebbende was uitgereikt. De UTB betrof een bedrag van Afl. 8.086,92 aan invoerrechten en Afl. 242.298,00 aan accijnzen, gerelateerd aan de invoer van sterke drank tussen november 2004 en maart 2005. De belanghebbende had bezwaar aangetekend tegen deze heffing, maar het bezwaar werd ongegrond verklaard door de Inspecteur. Hierop volgde een beroepsprocedure, die uiteindelijk leidde tot een uitspraak van het Gerecht in eerste aanleg, waarin het beroep van de belanghebbende ook ongegrond werd verklaard.

In hoger beroep heeft de belanghebbende de UTB betwist en verzocht om vernietiging van de eerdere uitspraken. Tijdens de zitting hebben partijen echter een compromis bereikt, waarbij zij overeenkwamen dat de UTB moest worden verminderd tot Afl. 87.500. Het Hof heeft dit compromis geaccepteerd, aangezien er geen bewijs was dat het standpunt van partijen op een onjuiste rechtsopvatting berustte. De uitspraak van het Gerecht werd vernietigd, en het Hof droeg de Inspecteur op om de door de belanghebbende betaalde griffierechten te vergoeden.

De uitspraak is gedaan door een collegiaal orgaan, waarbij mr. Drs. P.J.J. Vonk als voorzitter fungeerde, en de uitspraak is openbaar gemaakt op 4 april 2023. Beide partijen hebben de mogelijkheid om binnen twee maanden na de uitspraak in cassatie te gaan bij de Hoge Raad der Nederlanden.

Uitspraak

Uitspraak

AUA2022H00046
Datum uitspraak: 4 april 2023
GEMEENSCHAPPELIJK HOF VAN JUSTITIE
VAN ARUBA, CURAÇAO, SINT MAARTEN
EN VAN BONAIRE, SINT EUSTATIUS EN SABA
Uitspraak op het hoger beroep van:
[Belanghebbende],gevestigd te Aruba,
appellant in hoger beroep (hierna: belanghebbende),
tegen de uitspraak van het Gerecht in eerste aanleg van Aruba (het Gerecht) van 22 februari 2022 in de zaak BBZ nr. AUA201100013 (voorheen RvBB505529), in het geding tussen:
belanghebbende
en
de inspecteur der invoerrechten en accijnzen, zetelend in Aruba,
verweerder in hoger beroep (hierna: de Inspecteur).

1.Procesverloop

1.1
Aan belanghebbende is op 26 juli 2010 een (op 9 juli 2010 gedagtekende) uitnodiging tot betaling (hierna: UTB) uitgereikt, strekkende tot betaling van Afl. 8.086,92 aan invoerrechten en Afl. 242.298,00 aan accijnzen ter zake van de ontvangst c.q. invoer van zendingen sterke drank (gedistilleerd) in de periode van november 2004 tot en met maart 2005.
1.2.
Belanghebbende is op 24 augustus 2010 tijdig in bezwaar gekomen tegen de heffing van invoerrechten en accijnzen. Bij uitspraak, gedagtekend 6 september 2010, heeft de Inspecteur het bezwaar van belanghebbende ongegrond verklaard.
1.3.
Belanghebbende is op 1 juni 2011 tegen deze uitspraak in beroep gekomen. Het beroep is aangevuld bij schrijven van 6 juni 2011.
1.4.
De Inspecteur heeft een verweerschrift ingediend.
1.5.
De Raad van beroep voor belastingzaken (hierna: de Raad) heeft op 1 september 2014 een tussenuitspraak gedaan (ECLI:NL:ORBBACM:2014:30). De Raad heeft in zijn beslissing vermeld dat de Inspecteur zes weken de tijd krijgt om toelichting te geven op de door hem overgelegde stukken, en aan belanghebbende is de gelegenheid geboden om daarna binnen twaalf weken hierop te reageren. Bij brief van 15 oktober 2014 heeft de Inspecteur toelichting gegeven op de door hem ingebrachte stukken.
1.6.
De griffie is kennelijk ervan uitgegaan dat met de uitspraak van de Raad de zaak was afgedaan. Op het dossier is een stempelafdruk met het woord ‘afgeboekt’ te zien. Het dossier is vervolgens naar het archief gestuurd.
1.7.
Na rappel van de Inspecteur is de zaak op enig moment weer in behandeling genomen. De toelichting van de Inspecteur is door het Gerecht op 5 augustus 2020 aan belanghebbende verstrekt. Daarbij is hij in de gelegenheid gesteld om binnen zes weken daarop te reageren. Belanghebbende heeft van deze gelegenheid geen gebruik gemaakt.
1.8.
Een nadere zitting heeft plaatsgevonden op 4 februari 2021 te Oranjestad, Aruba. Het Gerecht heeft het onderzoek gesloten.
1.9.
Het Gerecht heeft het beroep bij bovenvermelde uitspraak ongegrond verklaard (ECLI:NL:OGEAA:2022:38).
1.10.1.
Belanghebbende heeft bij brief gedagtekend 5 maart 2022, op 7 maart 2022 ter griffie ontvangen, pro forma hoger beroep ingesteld tegen de uitspraak van het Gerecht, dat nadien is gemotiveerd bij schrijven van 16 mei 2022.
1.10.2.
Er is een bedrag aan griffierecht betaald van Afl. 75.
1.10.3.
De Inspecteur heeft een verweerschrift in hoger beroep ingediend.
1.11.
Tot de stukken van het geding behoort, naast de hiervoor vermelde stukken, het van het Gerecht ontvangen dossier dat op deze zaak betrekking heeft.
1.12.
Belanghebbende heeft voorafgaande aan de zitting een pleitnota toegezonden aan het Hof en aan de Inspecteur. De pleitnota wordt met instemming van partijen geacht ter zitting te zijn voorgedragen en is toegevoegd aan de stukken van het geding.
1.13.
De zaak is op 27 oktober 2022 ter zitting te Oranjestad behandeld, waar zijn verschenen en gehoord belanghebbende en zijn gemachtigde, [A], alsmede [B] en [C] namens de Inspecteur.

2.Feiten

Ter zake van de invoer van vier zendingen gedistilleerde dranken – op 5 november 2004, 11 november 2004, 21 januari 2005 en 11 februari 2005 – waarover geen invoerrechten en accijnzen zijn voldoen heeft de Inspecteur de hiervoor onder 1.1 vermelde UTB aan belanghebbende uitgevaardigd.

3.Oordeel van het Gerecht

Het Gerecht is tot het oordeel gekomen dat al hetgeen belanghebbende heeft aangevoerd niet leidt tot een ander oordeel dan dat de UTB in stand moet blijven, en heeft het beroep ongegrond verklaard.

4.Geschil in hoger beroep

4.1.
In hoger beroep is in geschil het antwoord op de vragen
a. of een wettelijke grondslag tot het opleggen van een navorderingsaanslag (UTB) van de accijnzen aanwezig is.
b. indien vraag a bevestigend wordt beantwoord: of de termijn tot navordering van de accijnzen en de invoerrechten is verstreken;
c. indien vraag b ontkennend wordt beantwoord: of zich een belastbaar feit heeft voorgedaan; (belanghebbende heeft geen zendingen ontvangen);
d. indien vraag c bevestigend wordt beantwoord: of de UTB moet worden vernietigd wegens het overschrijden van de redelijke termijn (‘undue delay’).
4.2.
Belanghebbende beantwoordt de vragen a en c ontkennend, en de vragen b en d bevestigend.
4.3.
De Inspecteur beantwoordt de vragen in tegenovergestelde zin.
4.4.
Partijen doen hun standpunten steunen op de gronden welke daartoe door hen zijn aangevoerd in de van hen afkomstige stukken, alsmede op wat zij ter zitting hebben bijgebracht.
4.5.
Belanghebbende concludeert tot vernietiging van de uitspraak van het Gerecht, de uitspraak op bezwaar en de UTB. De Inspecteur concludeert tot bevestiging van de uitspraak van het Gerecht.

5.Beoordeling van het hoger beroep

5.1.
Partijen hebben ter zitting bij wijze van compromis overeenstemming bereikt over hetgeen hen verdeeld heeft gehouden, en wel in dier voege dat naar hun gemeenschappelijke oordeel de hiervoor in overweging 1.1 vermelde uitnodiging tot betaling dient te worden verminderd tot Afl. 87.500.
5.2.
Het Hof sluit zich aan bij dit eenstemmige oordeel van partijen en volgt partijen hierin, aangezien niet is gebleken dat dit eensluidend standpunt van partijen berust op een onjuiste rechtsopvatting. Dit betekent dat de bestreden uitspraak van het Gerecht niet in stand kan blijven en dat moet worden beslist als hierna is vermeld.
5.3.
Dit compromis brengt met zich dat partijen ieder de eigen kosten in bezwaar, beroep en hoger beroep zullen dragen. Wel heeft belanghebbende recht op vergoeding van het in beroep en hoger beroep betaalde griffierecht.

6.Beslissing

Het Hof:
  • verklaarthet hoger beroep
    gegrond;
  • vernietigtde uitspraak van het Gerecht;
  • verklaarthet tegen de uitspraak op bezwaar van belanghebbende bij de Raad ingestelde beroep gegrond;
  • vernietigtde uitspraken op bezwaar;
  • vermindertde uitnodiging tot betaling tot een bedrag van Afl. 87.500;
  • draagt de Inspecteur op de door belanghebbende betaalde griffierechten bij het Gerecht van Afl. 25 en bij het Hof van Afl. 75 te vergoeden.
De uitspraak is gedaan door mr. Drs. P.J.J. Vonk, voorzitter, mr. J. Snitker en mr. drs. M.G.J.M. van Kempen, leden, in tegenwoordigheid van M.M.M. Faro MSc als griffier. Wegens ontstentenis van de voorzitter is de uitspraak ondertekend door mr. J. Snitker.
De beslissing is op 4 april 2023 in het openbaar uitgesproken.
Afschriften zijn per post/per e-mail op (
datum-stempel) aan partijen verzonden.
Het aanwenden van een rechtsmiddel:
Tegen deze uitspraak kunnen beide partijen binnen twee maanden na dagtekening van het afschrift van de uitspraak van het Gemeenschappelijk Hof beroep in cassatie instellen bij de Hoge Raad der Nederlanden (belastingkamer), Postbus 20303, 2500 EH Den Haag.
Partijen hebben ook de mogelijkheid hun beroepschrift in te dienen bij de griffie van het Gerecht in Eerste aanleg dat de zaak in eerste aanleg heeft behandeld. De datum van binnenkomst bij de griffie van het lokale Gerecht in Eerste aanleg is in dat geval bepalend voor de vraag of het beroep tijdig is ingesteld bij de Hoge Raad der Nederlanden.
U wordt verzocht bij het indienen van het beroepschrift het volgende in acht te nemen:
1. leg bij het beroepschrift een afschrift over van deze uitspraak;
2. onderteken het beroepschrift en vermeld het volgende:
a. de naam en het adres van de indiener;
b. de dagtekening;
c. waartegen u in beroep komt;
d. waarom u het daar niet mee eens bent (de gronden van het beroep).
In het cassatieberoepschrift kan de Hoge Raad verzocht worden om de wederpartij te veroordelen in de proceskosten.
Voor het instellen van beroep in cassatie is griffierecht verschuldigd. Na het instellen van beroep in cassatie ontvangt de indiener een nota griffierecht van de griffier van de Hoge Raad.