Uitspraak
Zaaknummer: H-261/19
Vonnis
[verdachte],
dat hij in of omstreeks de periode van 22 augustus 2019 tot en met 19 november 2019, althans in de maanden augustus 2019 tot en met november 2019, in Curaçao, tezamen en in vereniging met een of meer ander(en), althans alleen,
- (telkens) contact opgenomen en/of gesproken met J.A. [J.M.], met het doel om hem ertoe aan te zetten en/of te bewegen om (ten gunste van de verdachten [H.W.] en/of [E.S.] en/of [G.K.], die op dat moment in beperkingen en/of voorarrest verbleven) de schuld op zich te nemen voor de op de boot "[naam boot]" aangetroffen partij cocaïne, en/of
- aan die [J.M.] – zakelijk weergegeven – instructies gegeven, althans tegen deze [J.M.] gezegd, dat hij bepaalde en/of belastende informatie van zijn mobiele telefoon ("de ding van de hand") diende te verwijderen en/of te wissen ("uitkijken dat de ding van zijn hand helemaal bij is"), en/of
- aan die [J.M.] - zakelijk weergegeven - instructies gegeven, althans tegen hem gezegd dat hij zijn mobiele telefoon niet mee diende te nemen naar het verhoor ("kijken dat hij de ding van de hand niet heeft");
dat hij in of omstreeks de periode van 22 augustus 2019 tot en met 19 november 2019, althans in de maanden augustus 2019 tot en met november 2019 te Curaçao, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
dat hij in of omstreeks de periode van 22 augustus 2019 tot en met 19 november 2019, in Curaçao, tezamen en in vereniging met een ander,
dat hij in of omstreeks de periode van 22 augustus 2019 tot en met 19 november 2019, te Curaçao, tezamen en in vereniging met een ander, nadat op 22 augustus 2019 een misdrijf, te weten het medeplegen van overtreding van de artikelen 3 jo 11 van de Opiumlandsverordening (onderzoek "[naam boot]"), was gepleegd, opzettelijk een voorwerp dat kan dienen om de waarheid aan de dag te brengen
,met het oogmerk om de inbeslagneming daarvan te beletten, heeft weggemaakt en/of aan het onderzoek van de politie heeft onttrokken, immers hebben verdachte en zijn mededader met dat opzet aan [J.M.] de instructie gegeven om de mobiele telefoon die kan dienen om de waarheid aan de dag te brengen, weg te maken en/of aan het onderzoek van de ambtenaren van justitie en/of politie te onttrekken.
dat aan [J.M.] zo spoedig mogelijk wordt duidelijk gemaakt dat hij dat ding van de hand niet heeft. De ding van zijn hand zal hem verwurgen.Bij dat laatste hebben de verdachte en [J.J.], blijkens de verdere inhoud van het uitgewerkte gesprek, het oog op het voorgenomen verhoor van [J.M.] [J.M.] als getuige. Zij bespreken immers:
Ze hebben in de rechtszaal gezegd dat ze de man willen aanspreken in dit gedeelte.[J.J.] moet van de verdachte contact zoeken met [J.M.]. [J.J.] zegt in dit gesprek daarover tegen de verdachte:
Sinds gisteren zat hij met mij.En voorts:
Hij heeft gezegd dat hij bereid is (het Hof begrijpt: om gehoord te worden).
Als ze willen, ze weten waar hij te vinden is.Waarop de verdachte zegt:
Maar ik wil dat niet eens. Nee, want ze gaan hem in een hoek zetten en vouwen, ze gaan hem vouwen. Hij moet dat niet eens doen, hij moet weg.[J.J.] zegt daarop:
Ja,waarna de verdachte zegt:
Doet dat voor mij en kijken dat hij de ding van de hand niet heeft, vader.Later in het gesprek zegt [J.J.]:
Ik zal kapitein (het Hof begrijpt dat hiermee [J.M.] wordt bedoeld)
wel aanspreken van wat is wat. Ik zal hem uitleggen van de ding van de hand.De verdachte reageert daarop:
Jah (..) ga uit en doet het meteen voor mij baas, dat is wel spoed spoed, want ze willen zijn nek morgen breken of vandaag of gisteren.
Ik heb [bijnaam] (het Hof begrijpt dat hiermee [J.J.] wordt bedoeld)
nodig. Serieus ik heb hem spoed nodig. Ik heb hem spoed nodig om vanuit hierbinnen te kunnen. Zeg hem voor mij dat ik hem spoed nodig heb. Nu heb ik hem nodig om iets voor mij te doen.Zijn vrouw zegt hierop:
Ik zal hem voor jou zeggen. Lukt je morgen?De verdachte zegt:
Morgen is het laat. Goed, ik zal je terugbellen.De verdachte belt zijn vrouw 20 minuten later terug met de vraag:
Heb je hem gebeld?Zijn vrouw antwoordt met:
Ja, ik had hem gebeld aangevende om te komen. Ik ben bezig met hem om te kijken of hij vandaag zal komen. Anders is het morgen tussen 11 en 12.De volgende dag, op 22 oktober 2019, belt de verdachte zijn vrouw om 11.15 uur en vraagt haar waar [J.J.] is, waarop zijn vrouw de telefoon aan [J.J.] geeft. [J.J.] koppelt aan de verdachte terug dat
ze zijn(het Hof begrijpt: van [J.M.]
hand ding niet hebben, waaropde verdachte reageert met:
Ach broer.[J.J.] bevestigt dat zijn
hand dingen in Nederland zijn gebleven.[J.J.] zegt even later tegen de verdachte:
Je broer verstaat je zeer goed. Kapitein (het Hof begrijpt dat hiermee [J.M.] wordt bedoeld)
vroeg mij voor de hand ding. Ik zei tegen hem dat er geen hand ding is.
Ik was via via wel op de hoogte dat [J.M.] in Nederland was, maar ik was niet op de hoogte dat [J.M.] zijn telefoon in Nederland heeft achtergelaten.Uit de inhoud van dit verhoor leidt het Hof eveneens af dat met [J.M.] wordt bedoeld [J.M.], die regelmatig voor de verdachte als kapitein op de [naam boot] naar Venezuela is gevaren.
zijn handdingen in Nederland zijn gebleven,leidt het Hof af dat de boodschap van de verdachte, te weten dat de telefoon van [J.M.] moet verdwijnen, [J.M.] daadwerkelijk via [J.J.] heeft bereikt: het Hof gaat daarmee voorbij aan de mogelijkheid van een voor de verdachte gelukkig toeval, in de zin van het door [J.M.] bedoelde kwijtraken als onvrijwillig verlies van de telefoon. Daarmee is sprake van beïnvloeding van zijn vrijheid om een verklaring af te leggen. Immers, door [J.M.] te zeggen om zijn telefoon ‘weg te doen’ wordt niet alleen de mogelijkheid van technisch onderzoek aan die telefoon gefrustreerd, maar daarmee wordt bovendien voorkomen dat [J.M.] over die telefoon en de resultaten van dit onderzoek (moeilijke) vragen zal moeten beantwoorden. Dat de verdachte daarvoor vreesde, blijkt uit het feit dat hij tegen [J.J.] zegt: ‘
de ding van de hand zal hem verwurgen’.In zoverre is de inhoud van de verklaring van [J.M.] gestuurd, en daarmee diens vrijheid om onbelemmerd te verklaren beïnvloed.”
gevangenisstrafvoor de duur van
11 (elf) maanden;
5 (vijf) maanden, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd, van
3 (drie) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt;
5 (vijf) jaren.