In deze zaak gaat het om een hoger beroep van de vader tegen de eindbeschikking van het Gerecht in eerste aanleg van Aruba, waarin het ouderlijk gezag over de minderjarige aan de moeder is toegewezen. De vader, die in eerste instantie verweerder was, heeft op 1 augustus 2022 hoger beroep ingesteld tegen de eindbeschikking van 20 juni 2022, waarin de moeder het eenhoofdig gezag over de minderjarige is toegekend. De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 27 maart 2023, 4 september 2023 en 30 oktober 2023, waarbij de Voogdijraad is betrokken voor advies over de gezagsvoorziening.
De vader heeft verzocht om het ouderlijk gezag gezamenlijk te laten uitoefenen, terwijl de moeder geen verweerschrift heeft ingediend. De Voogdijraad heeft in een rapport van 16 oktober 2023 geadviseerd tot gezamenlijk gezag, maar het Hof heeft in afwijking van dit advies geoordeeld dat eenhoofdig gezag bij de moeder in het belang van de minderjarige is. Het Hof heeft vastgesteld dat de communicatie tussen de ouders minimaal is en dat er een gespannen verhouding bestaat, wat het gezamenlijk gezag bemoeilijkt. De moeder heeft psychologische ondersteuning nodig en het Hof heeft twijfels over de mogelijkheid van een goede samenwerking tussen de ouders.
Uiteindelijk heeft het Hof besloten de bestreden beschikking te bevestigen, waarbij het Hof geen aanleiding heeft gezien voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan door de rechters E.A. Saleh, E.M. van der Bunt en G.C.C. Lewin op 5 december 2023.