ECLI:NL:OGHACMB:2023:266

Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba

Datum uitspraak
5 december 2023
Publicatiedatum
19 januari 2024
Zaaknummer
AUA2022H00184
Instantie
Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake ouderlijk gezag en omgangsregeling na echtscheiding

In deze zaak gaat het om een hoger beroep van de vader tegen de eindbeschikking van het Gerecht in eerste aanleg van Aruba, waarin het ouderlijk gezag over de minderjarige aan de moeder is toegewezen. De vader, die in eerste instantie verweerder was, heeft op 1 augustus 2022 hoger beroep ingesteld tegen de eindbeschikking van 20 juni 2022, waarin de moeder het eenhoofdig gezag over de minderjarige is toegekend. De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 27 maart 2023, 4 september 2023 en 30 oktober 2023, waarbij de Voogdijraad is betrokken voor advies over de gezagsvoorziening.

De vader heeft verzocht om het ouderlijk gezag gezamenlijk te laten uitoefenen, terwijl de moeder geen verweerschrift heeft ingediend. De Voogdijraad heeft in een rapport van 16 oktober 2023 geadviseerd tot gezamenlijk gezag, maar het Hof heeft in afwijking van dit advies geoordeeld dat eenhoofdig gezag bij de moeder in het belang van de minderjarige is. Het Hof heeft vastgesteld dat de communicatie tussen de ouders minimaal is en dat er een gespannen verhouding bestaat, wat het gezamenlijk gezag bemoeilijkt. De moeder heeft psychologische ondersteuning nodig en het Hof heeft twijfels over de mogelijkheid van een goede samenwerking tussen de ouders.

Uiteindelijk heeft het Hof besloten de bestreden beschikking te bevestigen, waarbij het Hof geen aanleiding heeft gezien voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan door de rechters E.A. Saleh, E.M. van der Bunt en G.C.C. Lewin op 5 december 2023.

Uitspraak

Burgerlijke zaken over 2023
Registratienummers: AUA202101549 - AUA2022H00184
Uitspraak: 5 december 2023
GEMEENSCHAPPELIJK HOF VAN JUSTITIE
van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en
van Bonaire, Sint Eustatius en Saba
BESCHIKKING
In de zaak van:
[APPELLANT],
wonende in Aruba,
oorspronkelijk verweerder,
thans appellant,
hierna: de vader,
gemachtigde: mr. D.G. Croes,
tegen
[geïntimeerde],
wonende in Aruba,
oorspronkelijk verzoekster,
thans geïntimeerde,
hierna: de moeder,
gemachtigde: mr. G.L. Griffith.

1.Verloop van de procedure

1.1
Voor hetgeen in eerste aanleg is gesteld en verzocht, voor de procesgang aldaar en voor
de overwegingen en beslissingen van het Gerecht in eerste aanleg van Aruba (hierna: het Gerecht) wordt verwezen naar de tussen partijen in deze zaak gegeven en op 4 oktober 2021 uitgesproken tussenbeschikking en de op 20 juni 2022 uitgesproken eindbeschikking.
1.2
De vader is bij beroepschrift ingediend op 1 augustus 2022 tijdig in beroep gekomen van voormelde eindbeschikking. De vader heeft het hoger beroep toegelicht en verzocht de bestreden beschikking te vernietigen en opnieuw rechtdoende de vader mede met het ouderlijk gezag over de minderjarige te belasten.
1.3
De moeder heeft geen verweerschrift ingediend.
1.4
Op 27 maart 2023 heeft een mondelinge behandeling plaatsgevonden. Het Hof heeft toen de Voogdijraad verzocht om nader onderzoek te doen naar de vraag wat de beste gezagsvoorziening is voor de minderjarige en bepaald dat de huidige omgangsregeling van kracht blijft, waarbij het Hof de omgangsregeling in die zin heeft aangevuld dat de moeder om de twee maanden per mail aan de vader zal laten weten hoe het met [minderjarige] op school gaat. Van die mondelinge behandeling en beslissingen is proces-verbaal opgemaakt. De mondelinge behandeling is (in gewijzigde samenstelling) voortgezet op 4 september 2023. Omdat het rapport van de Voogdijraad nog niet gereed was heeft het Hof na partijen te hebben gehoord voortzetting van de behandeling bepaald. De mondelinge behandeling is (in opnieuw gewijzigde samenstelling) voortgezet op 30 oktober 2023. Bij de drie mondelinge behandelingen zijn telkens verschenen de vader, bijgestaan door zijn gemachtigde, en de moeder, bijgestaan door haar gemachtigde. Bij de mondelinge behandeling van 30 oktober 2023 is ook verschenen [lid voogdijraad] van de Voogdijraad. Alle aanwezigen hebben het woord gevoerd. Bij de eerste mondelinge behandeling hebben de gemachtigden beiden pleitnotities overgelegd. Zijdens de moeder met een productie. Bij de mondelinge behandeling van 30 oktober 2023 heeft de gemachtigde van de moeder pleitnotities overgelegd en heeft de moeder het woord gevoerd aan de hand van een schriftelijk stuk. Door de Voogdijraad is vooraf een rapport dd. 16 oktober 2023 ingediend. Partijen en de Voogdijraad hebben verder vragen van het Hof beantwoord.
1.5
Beschikking is bepaald op vandaag. Het Hof doet uitspraak in de samenstelling van de derde mondelinge behandeling. Dit doet het Hof op de grondslag van de derde mondelinge behandeling. Hetgeen bij de eerste twee mondelinge behandelingen is aangevoerd, is bij de derde mondelinge behandeling opnieuw aan de orde gekomen.

2.De beoordeling

2.1
Partijen zijn op 15 augustus 2012 in Aruba in gemeenschap van goederen met elkaar getrouwd.
2.2
De vader en de moeder zijn de ouders van de thans nog minderjarige [minderjarige], geboren op 3 juli 2013 in Aruba.
2.3
Op verzoek van de moeder heeft het Gerecht bij de deelbeschikking van 4 oktober 2021:
  • de echtscheiding tussen partijen uitgesproken;
  • de verdeling van de gemeenschap bevolen;
  • de hoofdverblijfplaats van de minderjarige bij de moeder bepaald;
  • de door de vader te betalen kinderalimentatie bepaald op Afl. 500,- per maand, te betalen via de Voogdijraad;
  • de Voogdijraad verzocht een onderzoek in te stellen naar de vraag of een onaanvaardbaar risico bestaat dat de minderjarige bij gezamenlijk ouderlijk gezag klem zal komen te zitten of verloren zal raken tussen de ouders en of en zo ja op welke wijze invulling dient te worden gegeven aan het omgangsrecht van de vader;
  • de beslissingen omtrent het ouderlijk gezag en omgang aangehouden.
2.4
De Voogdijraad heeft onderzoek verricht en heeft op 14 februari 2022 rapport uitgebracht waarin is geadviseerd tot gezamenlijk gezag met externe communicatiebegeleiding. Daarnaast heeft de Voogdijraad een omgangsregeling geadviseerd.
2.5
Het Gerecht heeft bij de bestreden eindbeschikking van 20 juni 2022, in afwijking van het advies van de Voogdijraad, bepaald dat het ouderlijk gezag over de minderjarige conform het verzoek van de moeder voortaan alleen aan de moeder zal toekomen. Verder heeft het Gerecht een omgangsregeling vastgesteld conform het advies van de Voogdijraad.
2.6
Het hoger beroep van de vader richt zich tegen de toekenning van het eenhoofdig gezag aan de moeder.
2.7
Op grond van art. 1:251 BW oefenen de ouders het gezag gezamenlijk uit. Ingevolge lid 2 blijven de ouders die gezamenlijk het gezag hebben, dit gezag gezamenlijk uitoefenen na ontbinding van het huwelijk anders dan door de dood, of na scheiding van tafel en
bed. Art. 1:251a BW bepaalt dat de rechter na ontbinding van het huwelijk anders dan door de dood, of na scheiding van tafel en bed op verzoek van de ouders of van één van hen kan bepalen dat het gezag over een kind aan één ouder toekomt indien hij wijziging van het gezag in het belang van het kind wenselijk oordeelt.
2.8
De Voogdijraad heeft in het op verzoek van het Hof uitgebrachte (nadere) rapport van 16 oktober 2023 (opnieuw) aangegeven dat de beste gezagsvoorziening voor de minderjarige gezamenlijk gezag is. De Voogdijraad heeft hierbij onder meer van belang geacht dat de ouders minimale communicatie via e-mail hebben die met name betrekking heeft op de omgangsregeling en voor zover nodig andere aangelegenheden.
2.9
Het Hof komt in afwijking van het advies van de Voogdijraad tot de slotsom dat eenhoofdig gezag bij de moeder de beste gezagsvoorziening is. Het Hof licht dit als volgt toe.
2.1
Uit een door de moeder overgelegde brief dd. 23 maart 2023 van de klinisch psycholoog drs. R.D. Halley blijkt dat de moeder sinds 5 augustus 2021 onder psychologische behandeling is vanwege traumatische effecten van de langdurige echtscheidingsprocedure en de zeer moeilijke verhouding met de vader. De psychoog vermeldt verder dat de hogerberoepsprocedure weer hevige spanningen en een trauma heeft veroorzaakt bij de moeder.
2.11
Het Hof heeft ter zitting kunnen constateren dat de moeder inderdaad zeer gespannen en nerveus is in het bijzijn van de vader en dat er tussen de ouders een gespannen verhouding bestaat. Dat uit zich ook in het feit dat de moeder bij de derde mondelinge behandeling heeft verklaard het pas nu aan te durven ter zitting het woord te voeren en zich te uiten over de relatie met de vader door het voorlezen van een schriftelijk stuk. De moeder heeft zich ondanks haar angsten bereid verklaard een communicatietraining met de vader te volgen. Zij heeft hieraan wel steeds als voorwaarde verbonden dat de vader een emotieregulatietraining volgt. De vader heeft weliswaar aangegeven hiertoe bereid te zijn maar zich passief opgesteld en op geen enkele wijze laten zien dat hij het verzoek van de moeder serieus neemt door concrete acties te ondernemen.
2.12
De Voogdijraad heeft bij de derde mondelinge behandeling toegelicht dat “minimale communicatie” naar zijn mening voldoende is voor gezamenlijk gezag. Mogelijk doelt de Voogdijraad met “minimale communicatie” op de situatie waarin weliswaar communicatieproblemen tussen de ouders bestaan, maar die niet zodanig ernstig zijn dat er een onaanvaardbaar risico bestaat dat het kind bij gezamenlijk gezag van de ouders klem of verloren raakt tussen de ouders en niet te verwachten valt dat hierin binnen afzienbare tijd voldoende verbetering komt (vergelijk: HR 24 oktober 2008, ECLI:NL:HR:2008:BF0237 en HR 9 juli 2010, ECLI:NL:HR:2010:BM4301). Deze maatstaf is echter geënt op (onder meer) art. 1:251a lid 1, aanhef en sub a, BW-NL (het klemcriterium, zoals dat in Europees Nederland geldt) en niet op art. 1:251a BW Aruba (de maatstaf van “in het belang van het kind wenselijk”, zoals die in Aruba geldt). In het algemeen is het in het belang van het kind wenselijk dat gescheiden ouders meer dan “minimale” communicatie met elkaar hebben, zeker in geval van gezamenlijk gezag, want bij gezamenlijk gezag moet gezamenlijk beslist worden over onderwerpen die belangrijk zijn voor het kind (zoals bijvoorbeeld schoolkeuze) en dat vergt soms overleg.
2.13
Het Hof acht op basis van de brief van de klinisch psycholoog en de eigen waarnemingen bij de derde mondelinge behandeling voldoende aannemelijk dat de moeder, hoewel zij haar best doet om in het belang van het kind tot een betere communicatie met de vader te komen, thans niet in staat is tot een wijze van communicatie die past bij gezamenlijk gezag. Het Hof heeft er geen vertrouwen in dat er op korte termijn verbetering zal komen en het Hof vreest voor een machtsstrijd boven het hoofd van de minderjarige indien partijen gezamenlijk gezag over de minderjarige hebben.
2.14
De vader heeft gesteld dat sprake is van een momentopname, er bij de vader sinds de echtscheiding veel in positieve zin is veranderd, de omgangsregeling goed loopt en er verbetering is in de communicatie tussen partijen. Dit wil niet zonder meer zeggen dat aan de voorwaarden voor gezamenlijk gezag is voldaan. Daarvoor zijn duurzame positieve veranderingen vereist en dat daarvan sprake is blijkt niet uit de stukken noch het verhandelde ter zitting.
2.15
Het Hof acht het op grond van het voorgaande in het belang van de minderjarige wenselijk dat de moeder belast blijft met het eenhoofdig gezag.
2.16
De slotsom is dat de bestreden beschikking zal worden bevestigd.
2.17
Voor een proceskostenveroordeling ziet het Hof geen aanleiding.

3.De beslissing

Het Hof:
bevestigt de bestreden beschikking.
Deze beschikking is gegeven door mrs. E.A. Saleh, E.M. van der Bunt en G.C.C. Lewin, leden van het Gemeenschappelijk Hof van Justitie, en ter openbare terechtzitting van het Hof te Aruba op
5 december 2023 uitgesproken, in tegenwoordigheid van de griffier.