ECLI:NL:OGHACMB:2023:262

Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba

Datum uitspraak
25 oktober 2023
Publicatiedatum
18 januari 2024
Zaaknummer
AUA2023H00086
Instantie
Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen fictieve afwijzende beschikking op bezwaar inzake vergunning tot tijdelijk verblijf

In deze zaak gaat het om een hoger beroep van [appellant] tegen de uitspraak van het Gerecht in eerste aanleg van Aruba van 26 april 2023, waarin het beroep tegen een fictieve afwijzende beschikking op bezwaar werd gegrond verklaard. De minister van Arbeid, Integratie en Energie had op 15 september 2022 het verzoek van [appellant] om een vergunning tot tijdelijk verblijf afgewogen en afgewezen. Na het indienen van bezwaar op 19 oktober 2022, heeft [appellant] op 16 januari 2023 beroep ingesteld tegen het uitblijven van een beslissing op het bezwaar, wat werd aangemerkt als een fictieve afwijzende beschikking.

Het Gerecht oordeelde dat de fictieve afwijzende beschikking niet in stand kon blijven en vernietigde deze, maar weigerde een proceskostenvergoeding omdat de gronden van bezwaar pas in beroep waren ingediend. In hoger beroep betoogde [appellant] dat het Gerecht ten onrechte geen proceskostenvergoeding had toegekend, aangezien het indienen van beroep noodzakelijk was om de minister te dwingen een beslissing te nemen.

Het Hof oordeelde dat het Gerecht ten onrechte had geoordeeld dat er geen aanleiding was voor een proceskostenvergoeding. Het Hof stelde vast dat de minister niet had voldaan aan de wettelijke vereisten voor het behandelen van het bezwaarschrift en dat [appellant] recht had op een proceskostenvergoeding. Het Hof vernietigde de eerdere uitspraak voor zover deze de proceskostenvergoeding betrof en kende een vergoeding toe van Afl. 875,- aan [appellant].

Uitspraak

AUA2023H00086
Datum uitspraak: 25 oktober 2023
gemeenschappelijk hof van jusTitie
van aruba, CURAÇAO, SINT MAARTEN
EN VAN BONAIRE, SINT EUSTATIUS EN SABA
Uitspraak op het hoger beroep van:
[appellant], verblijvend in Aruba,
appellant,
tegen de uitspraak van het Gerecht in eerste aanleg van Aruba (hierna: het Gerecht) van 26 april 2023 in zaak nr. AUA202300122, in het geding tussen:
appellant
en
de minister van Arbeid, Integratie en Energie (hierna: de minister)

Procesverloop

Bij beschikking van 15 september 2022 heeft de minister het verzoek van [appellant] om aan hem een vergunning tot tijdelijk verblijf te verlenen met als verblijfsdoel huishoudelijk personeel, afgewezen.
Op 19 oktober 2022 heeft [appellant] daartegen bezwaar gemaakt.
Op 16 januari 2023 heeft [appellant] beroep ingesteld tegen het met een afwijzende beschikking gelijkgestelde uitblijven van een beschikking op het door hem gemaakte bezwaar (hierna: fictieve afwijzende beschikking op bezwaar).
Bij uitspraak van 26 april 2023 heeft het Gerecht het door [appellant] ingestelde beroep gegrond verklaard, de fictieve afwijzende beschikking op bezwaar vernietigd, de minister opgedragen reëel op het bezwaar te beschikken, gelast dat het gestorte griffierecht wordt terugbetaald en het anders of meer verzochte afgewezen.
Tegen deze uitspraak heeft [appellant] hoger beroep ingesteld.
Met toestemming van partijen is een behandeling ter zitting achterwege gelaten.

Overwegingen

De relevante regelgeving is opgenomen in de bijlage bij deze uitspraak, die daarvan deel uitmaakt.
Het Gerecht heeft in de aangevallen uitspraak geoordeeld dat de niet gemotiveerde fictieve afwijzende beschikking op bezwaar niet in stand kan blijven en daarom moet worden vernietigd. Omdat [appellant] pas in beroep de gronden heeft ingediend waarop het bezwaar rust, is er geen aanleiding om de minister te veroordelen in de proceskosten. Niet is gebleken dat de aanvullende bezwaargronden van 10 januari 2023 bij de minister zijn ingebracht, terwijl de beroepstermijn tegen de fictieve afwijzende beschikking op bezwaar op 11 januari 2023 aanving en reeds op 16 januari 2023 het beroepschrift is ingediend. Dat [appellant], die wordt bijgestaan door een professionele rechtsbijstandverlener, niet eerder door de minister met toepassing van artikel 14 van de Landsverordening administratieve rechtspraak (hierna: Lar) in de gelegenheid is gesteld het geconstateerde verzuim te herstellen, doet daar niet aan af, aldus het Gerecht.
In hoger beroep voert [appellant] aan dat het Gerecht ten onrechte geen proceskostenvergoeding heeft toegekend. Het beroepschrift moest gelet op de systematiek van de Lar worden ingesteld om te voorkomen dat de minister niet langer in rechte kon worden afgedwongen te beslissen. Het beroep is dus niet nodeloos ingesteld. Het al dan niet toekennen van een proceskostenvergoeding kan tegen deze achtergrond niet afhankelijk worden gesteld van het indienen van bezwaargronden.
3.1.
Het Hof stelt vast dat de gemachtigde van [appellant] op 19 oktober 2022 door middel van een e-mailbericht een bezwaarschrift op nader aan te voeren gronden heeft ingediend. Niet gebleken is dat de minister [appellant] met toepassing van artikel 14, eerste lid, van de Lar in de gelegenheid heeft gesteld enig verzuim in het bezwaarschrift te herstellen. Het bezwaarschrift is ook niet met toepassing van artikel 14, tweede lid, van de Lar niet-ontvankelijk verklaard. Dit heeft gelet op artikel 15 van de Lar tot gevolg dat het bezwaarschrift binnen twee weken na ontvangst daarvan in handen van de bezwaaradviescommissie had moeten worden gesteld, waarna er binnen de in artikel 20 van de Lar gestelde termijn op het bezwaarschrift had moeten worden beslist. Omdat de minister binnen die termijn niet op het bezwaarschrift heeft beslist, stond op grond van artikel 23, tweede lid, van de Lar de mogelijkheid open om beroep in te stellen tegen het met een afwijzende beschikking gelijkgestelde uitblijven van een beschikking op het bezwaar. Daaruit vloeit voort dat [appellant] in beginsel in aanmerking komt voor een proceskostenvergoeding voor het instellen van het beroep tegen de fictieve afwijzende beschikking op bezwaar. In de omstandigheid dat (de gemachtigde van) [appellant] de gronden van het bezwaar niet op eigen initiatief bij de minister heeft ingediend alvorens beroep in te stellen tegen de fictieve afwijzende beschikking op bezwaar, heeft het Gerecht daarom ten onrechte aanleiding gezien het verzoek om vergoeding van proceskosten af te wijzen. Het betoog slaagt.
4. Het hoger beroep is gegrond. De aangevallen uitspraak moet worden vernietigd voor zover in hoger beroep aangevochten. Het Hof zal alsnog een proceskostenvergoeding toekennen.
5. De minister moet de proceskosten in beroep en hoger beroep vergoeden. Het Hof stelt de proceskosten in beroep vast op een bedrag van Afl. 700,- (1 punt voor het indienen van het beroepschrift en 1 punt voor het verschijnen ter zitting; wegingsfactor 0,5); vgl. de uitspraak van het Hof van 1 december 2021, ECLI:NL:OGHACMB:2021:410. Omdat toekenning van een proceskostenvergoeding in hoger beroep uitsluitend voortvloeit uit het niet toekennen van een proceskostenvergoeding in beroep, wordt daarbij een wegingsfactor van 0,25 toegepast; vgl. de uitspraak van het Hof van 31 oktober 2022, ECLI:NL:OGHACMB:2022:117. Het Hof stelt de proceskosten in hoger beroep aldus vast op een bedrag van Afl. 175,- (1 punt voor het indienen van het hogerberoepschrift).

Beslissing

Het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba:
I.
vernietigtde uitspraak van het Gerecht in eerste aanleg van Aruba van 26 april 2023 in zaak nr. AUA202300122 voor zover het Gerecht het verzoek van [appellant] om vergoeding van proceskosten heeft afgewezen;
II.
veroordeeltde minister van Arbeid, Integratie en Energie tot vergoeding van bij [appellant] in verband met het beroep en hoger beroep opgekomen proceskosten tot een bedrag van Afl. 875,-, geheel toe te rekenen aan door een derde verleende rechtsbijstand;
III.
gelastdat het Land Aruba aan [appellant] het door hem voor de behandeling van het hoger beroep gestorte griffierecht ten bedrage van Afl. 75,- vergoedt.
Aldus vastgesteld door mr. W.H. Bel, voorzitter, en mr. J.Th. Drop en mr. T.G.M. Simons, leden, in tegenwoordigheid van mr. R.M.C.S. van der Heide, griffier.
w.g. Bel
voorzitter
w.g. Van der Heide
griffier
Uitgesproken in het openbaar op 25 oktober 2022.

BIJLAGE

Landsverordening administratieve rechtspraak
[…]
Artikel 13
1. Het bezwaarschrift bevat ten minste:
[…]
c. de gronden waarop het bezwaar berust;
[…]
Artikel 14
1. Indien niet is voldaan aan enig bij wettelijk voorschrift gesteld vereiste voor het in behandeling nemen van het bezwaarschrift, wordt de indiener door of namens het bestuursorgaan binnen twee weken na de ontvangst van het bezwaarschrift in de gelegenheid gesteld het verzuim binnen een bepaalde termijn te herstellen.
2. Indien het verzuim niet of niet volledig wordt hersteld, kan het bestuursorgaan het bezwaarschrift uiterlijk binnen een week na ontvangst van het antwoord van de indiener of na het verstrijken van de daarvoor gestelde termijn, niet-ontvankelijk verklaren.
3. Deze beslissing wordt, met redenen omkleed, schriftelijk aan de indiener van het bezwaarschrift meegedeeld.
Artikel 15
Tenzij het bestuursorgaan het bezwaarschrift op grond van artikel 12, eerste lid, of artikel 14, tweede lid, niet-ontvankelijk heeft verklaard, stelt het het bezwaarschrift en de daarop betrekking hebbende stukken in handen van de bezwaaradviescommissie: a. uiterlijk binnen twee weken na ontvangst van het bezwaarschrift, of
b. indien toepassing is gegeven aan artikel 14, eerste lid, uiterlijk binnen twee weken na ontvangst van het antwoord van de indiener of na het verstrijken van de daarvoor gestelde termijn.
[...]
Artikel 20
1. Het bestuursorgaan neemt de beslissing op het bezwaarschrift binnen zes weken na de dagtekening van het advies of, indien het advies niet binnen de daarvoor gestelde termijn is ontvangen, binnen zes weken na het verstrijken van die termijn.
[...]
Artikel 23
1. Degene die rechtstreeks in zijn belang is getroffen door een op een bezwaarschrift genomen beslissing als bedoeld in de artikelen 12, eerste lid, 14, tweede lid, of 20, kan daartegen beroep instellen bij het Gerecht.
2. Het uitblijven van een beslissing op een bezwaarschrift binnen de in artikel 20, eerste lid, bedoelde termijn, wordt gelijkgesteld met een afwijzende beslissing.
[...]