Uitspraak
Procesverloop
Overwegingen
Inleiding
Aangevallen uitspraak
Hoger beroep
Daarbij is ten eerste van belang dat [verweerder] tot vier keer toe een verblijfsgat van in totaal 39 dagen heeft laten ontstaan door niet tijdig, dat wil zeggen vóór het verlopen van zijn eerder verleende verblijfsvergunning, een verlengingsaanvraag in te dienen voorzien van alle daarvoor vereiste documenten. De stelling van [verweerder] dat hij als gevolg van de hem gegeven hersteltermijn voor het aanvullen van zijn aanvraag op het verkeerde been is gezet, levert geen verzachtende omstandigheid op. Artikel 7, vijfde lid, van de Wtu schrijft dwingend voor dat een verblijfsvergunning wordt verleend met ingang van de dag waarop is aangetoond dat aan alle voorwaarden is voldaan. [verweerder] had op basis hiervan kunnen weten dat niet de datum van zijn verlengingsaanvraag bepalend is voor de ingangsdatum, maar de datum waarop hij heeft aangetoond aan alle voorwaarden te voldoen. Indien er met [verweerder] van moet worden uitgegaan dat hij op het verkeerde been is gezet, eindigde die toestand in ieder geval al begin 2017 toen hij zijn eerste verlengde verblijfsvergunning ontving. Hij had op dat moment immers kunnen zien dat de door hem op 18 januari 2017 ingediende verlengingsaanvraag met ingang van 1 februari 2017 is ingewilligd. Desondanks heeft hij daarna drie keer opnieuw een verblijfsgat laten ontstaan. Anders dan het Gerecht kent het Hof in dit verband geen betekenis toe aan het feit dat [verweerder] verblijfsstickers in zijn paspoort had en aan het feit dat hij steeds binnen de door de staatssecretaris gestelde termijn de aanvragen heeft aangevuld.
Verder is van belang dat de afwijzing van de aanvraag niet leidt tot een verblijfsbeëindiging van [verweerder] of zijn, eveneens op Bonaire wonende, ouders. De afwijzing heeft ook niet tot gevolg dat [verweerder] nooit in aanmerking zal komen voor een verblijfsvergunning voor onbepaalde tijd. Dat [verweerder] als gevolg van de afwijzing, naar hij stelt, moeilijker duurzame financiële en sociale relaties kan aangaan en zijn ouders geen afstand kan laten nemen van het familiebedrijf, is niet onredelijk bezwarend. Er is gelet op het voorgaande geen grond voor het oordeel dat de gevolgen van de afwijzing onevenredig zijn in verhouding tot de daarmee te dienen doelen.
Beslissing
vernietigtde uitspraak van het Gerecht in eerste aanleg van Bonaire, Sint Eustatius en Saba van 4 november 2022 in zaak nr. BON202100556;
verklaarthet in die zaak ingestelde beroep
ongegrond.