In deze zaak heeft het Gerecht in eerste aanleg van Bonaire, Sint Eustatius en Saba op 4 november 2022 uitspraak gedaan over de weigering van een verblijfsvergunning voor onbepaalde tijd aan eiser, die de Belgische nationaliteit heeft en sinds januari 2016 op Bonaire verblijft. Eiser heeft een eigen bedrijf en heeft steeds tijdig aanvragen voor tijdelijke verblijfsvergunningen ingediend. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid heeft de aanvraag van eiser afgewezen op basis van zogenoemde verblijfsgaten, omdat eiser niet kon aantonen dat hij gedurende een ononderbroken periode van vijf jaren houder was van een verblijfsvergunning voor bepaalde tijd voor een niet-tijdelijk doel.
Eiser heeft beroep ingesteld tegen deze afwijzing en betoogd dat de verblijfsgaten hem niet kunnen worden toegerekend, aangezien hij steeds tijdig de benodigde documenten heeft ingediend. Het Gerecht heeft de argumenten van eiser overwogen en geconcludeerd dat de afwijzing in strijd is met het evenredigheidsbeginsel. Het Gerecht oordeelde dat, hoewel eiser niet strikt voldoet aan de eis van een ononderbroken verblijf van vijf jaren, het tegenwerpen van deze eis in zijn geval onevenredig is. Eiser heeft immers steeds tijdig aanvragen ingediend en beschikte over verblijfsaantekeningen.
Het Gerecht heeft de bestreden beschikking vernietigd en verweerder opgedragen om binnen zes weken opnieuw op de aanvraag van eiser te beslissen. Tevens is verweerder veroordeeld in de proceskosten van eiser, die zijn begroot op USD 782,-, en moet het griffierecht van USD 84,- aan eiser worden vergoed.