ECLI:NL:OGHACMB:2023:122
Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba
- Hoger beroep
- A.H.M. van de Leur
- J.M.J Keltjens
- P.A.M. Pijnenburg
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van de ontvankelijkheid van het beroep tegen de gevangenhouding en de ernst van de bezwaren tegen de verdachte
In deze zaak heeft het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba op 10 juli 2023 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen de beslissing van de rechter-commissaris van 6 juni 2023, die de gevangenhouding van de verdachte had bevolen. De verdachte, geboren in 2003 en thans gedetineerd in Curaçao, had op 15 juni 2023 beroep aangetekend tegen deze beslissing. Het Hof heeft in zijn beoordeling vastgesteld dat er onduidelijkheid bestond over de aanvang van de beroepstermijn, die volgens de wet begint op de dag dat de beslissing aan de verdachte is betekend. Het Hof oordeelde dat de verdachte tijdig in beroep was gekomen, omdat het bevel tot gevangenhouding op 7 juni 2023 was tenuitvoergelegd, maar pas op 14 juni 2023 aan hem was betekend. Hierdoor was de verdachte ontvankelijk in zijn beroep.
De raadsman van de verdachte voerde aan dat er geen ernstige bezwaren tegen de verdachte bestaan en dat de omstandigheden van zijn detentie leiden tot psychische problemen. De procureur-generaal daarentegen betoogde dat er wel degelijk ernstige bezwaren zijn, gebaseerd op de verklaringen van het slachtoffer en een getuige. Het Hof concludeerde dat er voldoende aanwijzingen zijn dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de hem verweten feiten en dat de gronden voor de voorlopige hechtenis nog steeds aanwezig zijn. Het beroep van de verdachte werd ongegrond verklaard en het verzoek tot schorsing van de voorlopige hechtenis werd afgewezen, omdat het strafvorderlijk belang zwaarder weegt dan het persoonlijk belang van de verdachte.