ECLI:NL:OGHACMB:2022:49

Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba

Datum uitspraak
11 mei 2022
Publicatiedatum
9 juni 2022
Zaaknummer
AUA2021H00263
Instantie
Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek om nakoming van een uitspraak van het Hof met betrekking tot bestuursrechtelijke procedures

In deze zaak heeft het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba op 11 mei 2022 uitspraak gedaan op een verzoek van [verzoeker] om de minister van Arbeid, Integratie en Energie te verplichten gevolg te geven aan een eerdere uitspraak van het Hof. Dit verzoek volgde op een eerdere uitspraak van het Hof van 5 juli 2021, waarin het Hof had geoordeeld dat de minister opnieuw moest beschikken op het bezwaar van [verzoeker] tegen de afwijzing van zijn verzoek om internationale bescherming.

Na de uitspraak van 5 juli 2021 heeft [verzoeker] op 8 oktober 2021 het Gerecht verzocht om de minister te verplichten om alsnog gevolg te geven aan de uitspraak van het Hof, onder verbeurte van een dwangsom. Het Gerecht verklaarde dit verzoek echter niet-ontvankelijk en zond het door naar het Hof. Het Hof heeft de zaak op 8 april 2022 behandeld, waarbij zowel [verzoeker] als de minister vertegenwoordigd waren.

Het Hof overwoog dat verzoeken om een bestuursorgaan te verplichten gevolg te geven aan een uitspraak van het Hof, voortaan aan het Gerecht moeten worden gericht. In dit geval heeft de minister op 10 februari 2022 op het bezwaar van [verzoeker] beschikt, waardoor het verzoek van [verzoeker] niet-ontvankelijk werd verklaard, aangezien er geen procesbelang meer was. De minister hoeft geen proceskosten te vergoeden.

De uitspraak benadrukt de procedurele aspecten van bestuursrechtelijke verzoeken en de rol van het Gerecht in het beoordelen van dergelijke verzoeken, vooral in het licht van eerdere uitspraken van het Hof.

Uitspraak

AUA2021H00263
Datum uitspraak: 11 mei 2022
gemeenschappelijk hof van jusTitie
van aruba, CURAÇAO, SINT MAARTEN
EN VAN BONAIRE, SINT EUSTATIUS EN SABA
Beslissing op het verzoek om het bestuursorgaan te verplichten alsnog gevolg te geven aan een uitspraak als bedoeld in artikel 53 van de Landsverordening administratieve rechtspraak (hierna: de Lar) van:
[verzoeker], verblijvend in Aruba,
verzoeker

Procesverloop

Bij uitspraak van 5 juli 2021, ECLI:NL:OGHACMB:2021:120, heeft het Hof de uitspraak van het Gerecht in eerste aanleg van Aruba (hierna: het Gerecht) van 30 november 2020 vernietigd, voor zover het bezwaar van [verzoeker] tegen de beschikking van 29 mei 2018 nietontvankelijk was verklaard. Als gevolg van die uitspraak moet de minister van Justitie, Veiligheid en Integratie, thans de minister van Arbeid, Integratie en Energie (hierna: de minister) opnieuw op het door [verzoeker] gemaakte bezwaar beschikken.
Op 8 oktober 2021 heeft [verzoeker] het Gerecht verzocht om de minister onder verbeurte van een dwangsom te verplichten alsnog gevolg te geven aan de uitspraak van het Hof van 5 juli 2021.
Bij beslissing van 26 januari 2022 heeft het Gerecht het door [verzoeker] ingediende verzoek niet-ontvankelijk verklaard en doorgezonden naar het Hof.
Het Hof heeft de zaak ter zitting behandeld op 8 april 2022. [verzoeker], vertegenwoordigd door M.L. Hassel, rechtsbijstandverlener, en de minister, vertegenwoordigd door J.M. Harewood, werkzaam bij Departamento di Integracion, Maneho y Admision di Stranhero, zijn verschenen.

Overwegingen

Artikel 51, eerste lid, van de Lar luidt:
"1. Indien de uitspraak strekt tot gehele of gedeeltelijke vernietiging van de beslissing, neemt het bestuursorgaan zo spoedig mogelijk een nieuwe beslissing met inachtneming van de uitspraak van de rechter, tenzij artikel 47, vierde lid, is toegepast."
Artikel 53 van de Lar luidt:
"1. Indien het bestuursorgaan niet binnen de daarvoor gestelde termijn voldoet aan artikel 51, kan de wederpartij bij het Gerecht een verzoek indienen tot toekenning van een vergoeding ten laste van het Land dan wel een verzoek om het bestuursorgaan te verplichten alsnog gevolg te geven aan de uitspraak.
2. Bij de beslissing op dit verzoek kan worden bepaald dat het bestuursorgaan aan de wederpartij een dwangsom verbeurt voor iedere dag dat het in gebreke blijft aan de beslissing te voldoen. De tenuitvoerlegging kan geschieden overeenkomstig Boek 2 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering van Aruba."
Het verzoek van [verzoeker] om internationale bescherming heeft de minister bij de beschikking van 29 mei 2018 afgewezen. Daartegen heeft hij op 30 november 2019 bezwaar gemaakt. Op 20 april 2020 heeft [verzoeker] bij het Gerecht beroep ingesteld tegen het met een afwijzende beschikking gelijkgestelde uitblijven van een beschikking op het door hem gemaakte bezwaar (hierna: de fictieve afwijzende beschikking). Bij uitspraak van 30 november 2020 heeft het Gerecht de fictieve afwijzende beschikking op bezwaar vernietigd en het bezwaar zelf voorziend nietontvankelijk verklaard wegens termijnoverschrijding. Bij uitspraak van 5 juli 2021 heeft het Hof het door [verzoeker] daartegen ingestelde hoger beroep gegrond verklaard. Het Hof heeft de uitspraak van het Gerecht vernietigd voor zover het bezwaar van 30 november 2019 nietontvankelijk is verklaard. Daarbij heeft het Hof overwogen dat de minister opnieuw moet beschikken op het door [verzoeker] gemaakte bezwaar.
2.1.
Op 8 oktober 2021 heeft [verzoeker] het Gerecht op grond van artikel 53 van de Lar verzocht om de minister te verplichten alsnog gevolg te geven aan de uitspraak van het Hof, onder verbeurte van een dwangsom van Afl. 500,- per dag. Bij beslissing van 26 januari 2022 heeft het Gerecht dat verzoek nietontvankelijk verklaard omdat uit de uitspraak van het Hof van 17 januari 2018, ECLI:NL:OGHACMB:2018:21, volgt dat een dergelijk verzoek niet door het Gerecht kan worden ontvangen omdat het een uitspraak van het Hof betreft. Het Gerecht heeft het verzoek daarom doorgezonden naar het Hof.
3. Het Hof is, anders dan in zijn uitspraak van 17 januari 2018, thans van oordeel dat een verzoek als bedoeld in artikel 53 van de Lar uitsluitend door het Gerecht kan worden beoordeeld, ook als het verzoek betrekking heeft op het uitblijven van een beschikking die als gevolg van een uitspraak van het Hof moet worden genomen. Daarbij neemt het Hof in aanmerking dat artikel 53 van de Lar niet van overeenkomstige toepassing is verklaard in hoger beroep. Het voorgaande betekent dat verzoeken om een vergoeding wegens het niet nakomen van een uitspraak van het Hof of om het bestuursorgaan te verplichten alsnog gevolg te geven aan een uitspraak van het Hof, voortaan aan het Gerecht moeten worden gericht. Het Gerecht moet bij een dergelijk verzoek beoordelen of het bestuursorgaan tijdig en op juiste wijze uitvoering heeft gegeven aan de uitspraak van het Hof, hetgeen wil zeggen met inbegrip van hetgeen in die uitspraak is overwogen. Bij de behandeling van een dergelijk verzoek moet het Gerecht beoordelen of het bestuursorgaan tijdig en op juiste wijze uitvoering heeft gegeven aan de uitspraak van het Hof, hetgeen wil zeggen met inbegrip van hetgeen in die uitspraak is overwogen.
3.1.
Wat het nu voorliggende verzoek van [verzoeker] van 8 oktober 2021 betreft, overweegt het Hof het volgende. In de bijzondere omstandigheid dat het Gerecht het verzoek in navolging van de uitspraak van 17 januari 2018 nietontvankelijk heeft verklaard en heeft doorgezonden aan het Hof, ziet het Hof aanleiding om het verzoek in dit geval toch inhoudelijk te beoordelen. Ter zitting is vastgesteld dat de minister op 10 februari 2022 op het bezwaar van [verzoeker] heeft beschikt. Die beschikking is per e-mailbericht aan hem verzonden en ook door hem ontvangen. Daarmee heeft de minister reeds gevolg gegeven aan de uitspraak van het Hof van 5 juli 2021. [verzoeker] heeft daarom geen procesbelang meer bij zijn verzoek om de minister te verplichten gevolg te geven aan de uitspraak van het Hof van 5 juli 2021.
4. Het verzoek is niet-ontvankelijk.
5. De minister hoeft geen proceskosten te vergoeden.

Beslissing

Het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba:

verklaart het verzoek niet-ontvankelijk.

Aldus vastgesteld door mr. W.H. Bel, voorzitter, en mr. E.J. Daalder en mr. B.J. van Ettekoven, leden, in tegenwoordigheid van mr. R.M.C.S. van der Heide, griffier.
w.g. Bel
voorzitter
w.g. Van der Heide
griffier
Uitgesproken in het openbaar op 11 mei 2022.