ECLI:NL:OGHACMB:2022:27

Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba

Datum uitspraak
25 januari 2022
Publicatiedatum
12 april 2022
Zaaknummer
CUR2020H00099
Instantie
Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verdeling van een huis en hypothecaire verplichtingen in het kader van echtscheiding

In deze zaak, die voor het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba werd behandeld, betreft het een hoger beroep in een civiele procedure over de verdeling van een huis en de bijbehorende hypothecaire verplichtingen na een echtscheiding. De uitspraak vond plaats op 25 januari 2022. De appellante, aangeduid als de vrouw, heeft de hypothecaire lening overgenomen en is bereid de helft van het verschil tussen de waarde van het huis en de resterende hypothecaire schuld aan de geïntimeerde, de man, te vergoeden. Het Hof heeft in zijn beoordeling de relevante artikelen van het Burgerlijk Wetboek in acht genomen, met name artikel 1:84, dat betrekking heeft op de hypothecaire verplichtingen van echtgenoten in het geval van echtscheiding.

Het Hof heeft vastgesteld dat de hypothecaire lasten zijn betaald vanuit een gezamenlijke bankrekening, gevoed door de inkomsten van beide partijen. De vrouw heeft de helft van de aandelen in een BV, waarvan de dochterondernemingen ook betrokken zijn bij de financiële situatie. De man moet bewijzen dat de hypothecaire betalingen ten koste van zijn eigen inkomsten zijn gedaan. Het Hof heeft voorgesteld een accountant te benoemen om hierover rapport uit te brengen, waarbij de man de kosten voor zijn rekening moet nemen.

De waarde van het huis is vastgesteld tussen NAf 280.000 en NAf 300.000, en partijen zijn aangemoedigd om een deskundige te benoemen voor een definitieve waardebepaling. Het Hof heeft ook de mogelijkheid van een schikking tussen partijen besproken, waarbij de verkoop van de aandelen van de vrouw aan de man aan de orde kan komen. De zaak is aangehouden voor verdere behandeling, waarbij de man de gelegenheid krijgt om een akte in te dienen, gevolgd door een antwoordakte van de vrouw.

Uitspraak

Burgerlijke zaken over 2022 Vonnis no.:
Registratienummers: CUR201501029 – CUR2020H00099
Uitspraak: 25 januari 2022
GEMEENSCHAPPELIJK HOF VAN JUSTITIE
van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en
van Bonaire, Sint Eustatius en Saba
Vonnis in de zaak van:
[appellante],
wonende te Curaçao,
hierna te noemen: de vrouw,
oorspronkelijk verweerster, thans appellante,
gemachtigde: mr. C.A. Peterson,
tegen
[geïntimeerde],
wonende te Curaçao,
hierna te noemen: de man,
oorspronkelijk eiser, thans geïntimeerde,
gemachtigde: mr. E.A. Knoppel.

1.Het verdere verloop van de procedure

1.1.
Het Hof verwijst voor het procesverloop tot dan toe naar zijn tussenvonnis van 1 juni 2021.
1.2.
Op 24 augustus 2021 hebben beide partijen een akte genomen. Bij die van de man zijn producties gevoegd.
1.3.
De man heeft op 21 september 2021 een nadere akte genomen, met producties.
1.4.
De vrouw heeft op 19 oktober 2021 een akte uitlating producties genomen.
1.5.
Uitspraak is nader bepaald op heden.

2.Beoordeling

2.1.
De vrouw verklaart in staat te zijn de hypothecaire lening over te nemen en de helft van het verschil tussen de waarde van het huis en de resterende hypothecaire schuld aan de man wegens overbedeling te vergoeden.
2.2.
Wat betreft de hypothecaire rentebetalingen en aflossingen overweegt het Hof het volgende. Hypothecaire
rentebetalingter zake van de echtelijke woning horen tot de
kosten van de huishoudingin de zin van artikel 1:84 lid BW (HR 27 januari 2006, ECLI:NL:PHR:2006:AU5698, NJ 2008/564, HR 29 juni 2012, ECLI:NL:HR:2012:BW9769, NJ 2012/409). Het aanhangig zijn van een geding tot echtscheiding doet niet af aan de bevoegdheid van een echtgenoot zich te beroepen op artikel 1:84 BW.
2.3.
Voor het
aflossingsdeelvan hypothecaire betalingsverplichtingen (of de verschuldigde premie voor een levensverzekeringspolis die ertoe strekt om te zijner tijd met het opgebouwde kapitaal de hypothecaire lening af te lossen) ligt het anders.
2.4.
Dit betekent dat het wat betreft de rente over de hypothecaire lening gaat over de tijd na de inschrijving van de echtscheidingsbeschikking (van 10 februari 2015) in de registers van de burgerlijke stand en wat betreft de aflossingen in beginsel over de gehele periode na het aangaan van de hypothecaire lening.
2.5.
De vrouw stelt in haar akte uitlating producties van 19 oktober 2021, onder 6-7, dat de (door man en vrouw gezamenlijk verschuldigde) hypothecaire lasten steeds zijn betaald uit een gezamenlijke bankrekening, die gevoed werd uit de aan beiden toebehorende bedrijven. De vrouw noemt [naam BV] BV, [naam NV 1] NV, [naam NV 2] NV en [naam NV 3] NV. De betalingen zijn inderdaad, blijkens de door de man op 24 augustus 2021 en 21 september 2021 overgelegde bankafschriften, betaald vanuit een rekening die op naam staat van de man en de vrouw (een ‘and/or’-rekening). De vrouw bezit de helft van de aandelen in [naam BV] BV (zie tussenvonnis van het Hof van 1 juni 2021). Blijkens het in eerste aanleg uitgebrachte deskundigenbericht va CFG zijn [naam NV 1] NV, [naam NV 2] NV en [naam NV 3] NV dochters van [naam BV] BV.
2.6.
De man dient te bewijzen dat de hypothecaire betalingen van de gezamenlijke bankrekening zijn verricht ten koste van zijn eigen inkomsten of eigen vermogen. Slaagt hij daar niet in, dan zal het Hof ervan uitgaan dat de hypothecaire lasten door beiden zijn gedragen.
2.7.
Het Hof stelt voor dat een
deskundige(accountant) wordt benoemd die ter zake rapport uitbrengt. De vrouw is hiermee akkoord (akte uitlating producties van 19 oktober 2021, onder 8, p. 6). Doordat de man de bewijslast draagt, dient hij de kosten voor te schieten.
2.8.
Het Hof vraagt de gemachtigden van partijen overleg te plegen over een voor beide partijen acceptabele deskundige en zich bij akte uit te laten over de persoon van de deskundige en de aan deze te stellen vragen.
2.9.
Indien juist is de stelling van de vrouw dat de man de hypothecaire schuld (met medewerking van de vrouw) met NAf 57.000,-
verhoogd heeft ten behoeve van zichzelf(akte uitlating vrouw van 24 augustus 2021, p. 1), dan moet uiteindelijk die verhoging worden afgetrokken van wat de vrouw aan de man verschuldigd is. Partijen dienen bij akte nadere informatie te verstrekken over deze verhoging; de man eerst waarbij ervan wordt uitgegaan dat de benodigde gegevens zich in zijn domein bevinden.
2.10.
Het Gerecht heeft de vordering van de man om de vrouw te veroordelen tot betalen van een
gebruiksvergoedingafgewezen (tussenvonnis van 23 juli 2018, rov. 4.5-4.6 en eindvonnis, rov. 2.4). De man is hiertegen, blijkens zijn memorie van antwoord, niet in incidenteel appel gegaan. De afwijzing is daardoor onherroepelijk.
2.11.
Peildatum voor de waarde van het huis is in beginsel het tijdstip van verdeling. Verdeelt het Hof, dan is dat het tijdstip van het eindvonnis van het Hof. Partijen kunnen echter anders overeenkomen. Volgens het Gerecht zijn partijen een waarde van NAf 300.000,- overeengekomen. De man is hiertegen niet in incidenteel appel gekomen. De vrouw heeft wel geappelleerd maar alleen voor zover zij een waarde van NAf 280.000,- voorstaat. De man heeft in zijn akte van 24 augustus 2019 onder 2 te kennen heeft gegeven dat hij persisteert bij zijn in eerste aanleg betrokken stellingen omtrent de waarde van de woning. De waarde moet daarom worden bepaald tussen NAf 280.000 en NAf 300.000,-. Daarmee wordt dus teruggekomen op de beslissing in het tussenvonnis onder 5.9. om van een waarde van NAf 280.000 uit te gaan. Partijen kunnen ter bepaling op welk bedrag daar tussenin de waarde moet worden bepaald, vragen dat daarvoor een deskundige (makelaar) wordt benoemd; zij kunnen ook onderling akkoord gaan met NAf 290.000,- of ander bedrag tussen genoemde bedragen in.
2.12.
Als partijen willen dat een deskundige (makelaar) rapport uitbrengt, dan vraagt het Hof de gemachtigden van partijen om overleg te plegen en zich bij akte uit te laten over een voor beide partijen acceptabele deskundige en de aan deze te stellen vra(a)g(en).
2.13.
Het Hof geeft partijen in overweging de zaak te schikken en daarin mede te betrekken de verkoop van de vrouw van haar aandelen in [naam BV] BV aan de man. Aldus raken partijen, afgezien van hun gedeeld ouderschap, geheel los van elkaar.
2.14.
De man krijgt de gelegenheid een akte te nemen met het in rov. 2.8, 2.9 en 2.12. opgegeven doel, waarna de vrouw de gelegenheid krijgt voor een antwoordakte.
2.15.
Iedere verdere beslissing wordt aangehouden.

3.Beslissing

Het Hof:
- stelt de man in de gelegenheid de in rov. 2.14 bedoelde akte te nemen (gevolgd door een antwoordakte);
- verwijst de zaak daartoe naar de rolzitting van het Hof van 22 maart 2022;
- houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mrs. E.M. van der Bunt, A.S. Arnold en J. de Boer, leden van het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba en ter openbare terechtzitting van het Hof in Curaçao uitgesproken op 25 januari 2022 in tegenwoordigheid van de griffier.