Uitspraak
Procesverloop
Vervolgens heeft het Gerecht overwogen dat volgens de erfpachtvoorwaarden van het perceel de te bouwen woning maximaal in één bouwlaag uitgevoerd kan worden. Onder verwijzing naar onder meer een uitspraak van (de civiele kamer van) het Hof van 24 januari 2012, ECLI:NL:OGHACMB:2012:BW0488, is het Gerecht van oordeel dat er sprake is van een tweede bouwlaag. Het overdekt terras kan gemakkelijk, zonder ingrijpende voorzieningen, geschikt worden gemaakt voor woonfuncties. Het open karakter doet daar niet aan af omdat door het plaatsen van enkele muren en/of ramen een volwaardige woonfunctie gecreëerd kan worden. De bouwvergunning is daarom in strijd met de Bwv verleend. Dat het dakterras voldoet aan het op 1 september 2021 in werking getreden Ruimtelijk Ontwikkelingsplan met Voorschriften leidt niet tot een ander oordeel omdat dat ontwikkelingsplan ten tijde van de bestreden beschikking nog niet van kracht was. Omdat er sprake is van een dwingende weigeringsgrond had de minister de bouwvergunning na heroverweging in bezwaar alsnog moeten weigeren. Een afzonderlijke wettelijke basis voor intrekking is niet vereist. Het beroep op het legaliteits- en vertrouwensbeginsel wordt verworpen omdat het legaliteitsbeginsel er juist toe leidt dat de bouwvergunning geweigerd had moeten worden. Verder strekt het vertrouwensbeginsel niet zo ver dat op grond daarvan in strijd met de wet een bouwvergunning zou moeten worden verleend. Het Gerecht heeft de bestreden beschikking vernietigd en vervolgens zelf voorziend de bouwvergunning herroepen en de bouwaanvraag afgewezen.
Op grond van artikel 12, eerste lid, van de Lar wordt een bezwaarschrift niet-ontvankelijk verklaard indien het is ingediend voordat de termijn is ingegaan of nadat de termijn is verstreken. Op grond van het derde lid blijft niet-ontvankelijkverklaring achterwege indien de indiener aannemelijk maakt dat hij het geschrift heeft ingediend zo spoedig als dit redelijkerwijs verlangd kon worden en het tegendeel daarvan niet blijkt.
Beslissing
vernietigtde uitspraak van het Gerecht in eerste aanleg van Aruba van 13 december 2021 in zaak nr. AUA202100255;
verklaarthet in die zaak ingestelde beroep
gegrond;
vernietigtde beschikking van de toenmalige minister van Ruimtelijke Ontwikkeling, Infrastructuur en Milieu van 21 december 2020 met kenmerk [kenmerk];
verklaarthet bezwaarschrift van [wederpartij] en [wederpartij] van 14 juni 2019
niet-ontvankelijk;
veroordeeltde minister van Algemene Zaken, Innovatie, Overheidsorganisatie, Infrastructuur en Ruimtelijke Ordening tot vergoeding van in verband met de behandeling van het beroep en het hoger beroep opgekomen proceskosten ten aanzien van:
gelastdat het Land Aruba aan partijen het door hen voor de behandeling van het beroep en het hoger beroep betaalde griffierecht vergoedt ten bedrage van: