6.9Het gerecht ziet aanleiding verweerder te veroordelen tot betaling aan appellanten van hun proceskosten als na te melden. Verder zal het gerecht bepalen dat het land Aruba aan appellanten het door hen voor de behandeling van dit beroep betaalde griffierecht dient te vergoeden.
BESLISSING
De rechter in dit gerecht:
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt de bestreden beslissing van 21 december 2020;
- herroept de verlening van de bouwvergunning en wijst de aanvraag om bouwvergunning alsnog af;
- bepaalt dat deze uitspraak in zoverre in de plaats treedt van het vernietigde besluit;
- veroordeelt verweerder in de kosten van deze procedure, welke worden begroot op een bedrag van 1.400,- aan gemachtigdensalaris;
- gelast dat het door appellanten gestorte griffierecht van Afl. 25,- aan haar wordt terugbetaald.
Deze beslissing is gegeven door mr. drs. M.M. de Werd, rechter in dit gerecht, en werd uitgesproken ter openbare terechtzitting van 13 december 2021 in aanwezigheid van de griffier.
Tegen deze uitspraak kunnen beide partijen binnen zes weken na dagtekening van deze uitspraak hoger beroep instellen bij het Gemeenschappelijk Hof van Justitie (LAR-zaken).
Het hogerberoepschrift moet worden ingediend bij de griffie van dit Gerecht.
U wordt verzocht bij het indienen van het hogerberoepschrift het volgende in acht te nemen:
1. Leg bij het hogerberoepschrift een afschrift over van deze uitspraak;
2. Onderteken het hogerberoepschrift en vermeld het volgende:
a. de naam en het adres van de indiener of de gemachtigde,
b. de dag van ondertekening,
c. waartegen u in hoger beroep komt,
d. waarom u het niet eens bent met deze uitspraak (de gronden van het hoger beroep).
Voor het instellen van hoger beroep is een griffierecht van Afl. 75 verschuldigd.
Landsverordening administratieve rechtspraak (Lar)
Artikel 3
1. In deze landsverordening en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder belanghebbende: degene wiens belang rechtstreeks bij een beschikking is betrokken.
1. Degene die door een beschikking rechtstreeks in zijn belang is getroffen, kan het bestuursorgaan verzoeken de beschikking in heroverweging te nemen, tenzij deze op bezwaar is genomen.
1. De termijn voor het indienen van een bezwaarschrift bedraagt zes weken en gaat in op de dag na die waarop de beschikking is gedagtekend.
1. Een bezwaarschrift wordt niet-ontvankelijk verklaard indien het is ingediend voordat de termijn is ingegaan of nadat de termijn is verstreken.
2. Deze beslissing wordt, met redenen omkleed, schriftelijk aan de indiener van het bezwaarschrift meegedeeld.
3. Ten aanzien van een na afloop van de termijn ingediend bezwaarschrift blijft niet-ontvankelijkverklaring op die grond achterwege indien de indiener aannemelijk maakt dat hij het geschrift heeft ingediend zo spoedig als dit redelijkerwijs verlangd kon worden en het tegendeel daarvan niet blijkt.
Bouw- en woningverordening (Bwv)
Artikel 7
Het is verboden een gebouw op te richten, voor een gedeelte te vernieuwen of als eigenaar te laten oprichten of voor een gedeelte te laten vernieuwen:
a. zonder inachtneming van de voorschriften, gesteld bij of krachtens deze landsverordening;
b. zonder bouwvergunning, tenzij artikel 10 of § 5 van deze landsverordening van toepassing is;
c. in afwijking van het bepaalde in de bouwvergunning, behoudens nadere goedkeuring.
1. Ten aanzien van gebouwen van eenvoudige aard en in bijzondere gevallen kan de minister, belast met publieke werken, gehele, gedeeltelijke of voorwaardelijke vrijstelling van de naleving van één of meer bepalingen van deze landsverordening verlenen.
2. Een overeenkomstige vrijstelling ten aanzien van bepaaldelijk aan te wijzen terreinen geschiedt bij landsbesluit, houdende algemene maatregelen.
Artikel 22
Een beslissing tot het verlenen van een voorwaardelijke bouwvergunning of tot gehele of gedeeltelijke weigering is steeds met redenen omkleed en kan slechts gegrond zijn op één of meer van de volgende omstandigheden:
a. dat de aanvraag, de tekening, de omschrijving of het gebouw of gebouwsgedeelte niet voldoet aan de voorschriften, bij of krachtens deze landsverordening gegeven;
b. dat het gebouw ook in verband met de toegepaste bouwwijze niet zodanige hechtheid kan geacht worden te zullen bezitten, dat het voor het leven van de bewoners of gebruikers of voor de omgeving geen gevaar oplevert;
c. dat de afmetingen van de vertrekken of van de trappen of het aantal of de inrichting van de privaten of het aantal toegangswegen voor licht en lucht onvoldoende te achten zijn;
d. dat het gebruik van het gebouw of gebouwsgedeelte schadelijk voor de openbare gezondheid of voor de gezondheid van de gebruikers te achten is;
e. dat het gebouw of gebouwsgedeelte niet voldoet aan redelijke eisen van welstand of wegens zijn ligging of bouwwijze hinderlijk dan wel brandgevaarlijk voor de omgeving zal zijn;
f. dat de weg waaraan de woning zal komen te liggen, niet voldoet aan de eisen die betreffende het tracé, de breedte en de constructie daarvan, rekening houdende met de aard van de woning en de eis van begaanbaarheid van de weg voor de overheidsdiensten, gesteld worden;
g. dat het gebruik van het gebouw, dan wel het gebruik van de zich aan, bij of in het gebouw bevindende faciliteiten groot gevaar zal opleveren voor de vrijheid en de veiligheid van het verkeer;
h. dat het bouwplan in strijd is met de voorschriften van een ruimtelijk ontwikkelingsplan met voorschriften;
i. dat het bouwplan in strijd is met de voorwaarden, behorende bij een goedgekeurd verkavelingsplan.
1. Geen vergunning wordt verleend, indien de aanvraag betrekking heeft op een krachtens de Landsverordening uitgifte eigendommen (AB 1989 no. GT 21) in erfpacht uitgegeven perceel grond en het gebouw of zijn bestemming niet in overeenstemming is met de voorwaarden waaronder de desbetreffende grond in erfpacht is uitgegeven.
2. Het eerste lid is van overeenkomstige toepassing ten aanzien van eigendommen van het Land die krachtens artikel 26 van de Landsverordening uitgifte eigendommen zijn verhuurd, verpacht of anderszins aan derden in gebruik gegeven.
1. De minister, belast met publieke werken, is bevoegd een verleende bouwvergunning bij een met redenen omklede beslissing in te trekken, indien:
a. binnen een jaar na de dag waarop de bouwvergunning is verleend, met het werk nog geen begin is gemaakt, of wanneer het werk gedurende een jaar is gestaakt;
b. bij het verrichten van het werk waarop de bouwvergunning betrekking heeft, wordt afgeweken van de voorschriften, gesteld bij of krachtens deze landsverordening.
2. Een beslissing tot intrekking wordt niet genomen, dan nadat de belanghebbende - indien zijn woon- of verblijfplaats bekend is - gehoord, althans behoorlijk opgeroepen is.
3. Indien voor een beslissing tot intrekking van een bouwvergunning de termijn van beroep is verstreken, moet een nieuwe bouwvergunning worden aangevraagd, wanneer de belanghebbende het voorgenomen werk nog wenst uit te voeren of voort te zetten. In zodanig geval wordt van de bescheiden en tekeningen, behorende bij de ingetrokken bouwvergunning, opnieuw gebruik gemaakt.
Bouw- en woningbesluit (Bwb)
Artikel 10
1. De hoogte van de vertrekken mag niet minder dan 2,6 m zijn, gemeten tussen de vloer en de zoldering. De hoofdingang van een woning moet, gemeten in de dag, ten minste 0,85 m wijd en over deze wijdte ten minste 2 m hoog zijn. Indien in een woning een gang of portaal wordt gemaakt, moet deze ten minste een breedte hebben van 0,85 m en geen kleiner oppervlak dan 1,25 m², na aftrek van alle betimmering en 2 m hoogte.
Erfpachtsvoorwaarden
Volgens de erfpachtsvoorwaarden behorend bij het erfpachtperceel kadastraal bekend als 2-A-698 dient de op het perceel te bouwen woning maximaal een eengezinswoning te zijn die in één bouwlaag wordt uitgevoerd met bijbehorende bijgebouwen als bergingen, garages en dergelijke met dien verstande dat: de bebouwde oppervlakte ten minste 20% van de terreinoppervlakte dient te bedragen; de zij- en achtergevelrooilijnen zijn gelegen op 2 meter afstand van respectievelijk de zijdelingse en achtergelegen perceelscheidingen, aan de voorzijde geldt de gebruikelijke door de DOW vastgestelde rooilijn.
Ruimtelijk Ontwikkelingsplan 2009 (ROP 2009)
Volgens de plankaart van het Ruimtelijk Ontwikkelingsplan 2009 is het aantal toegestane bouwlagen in het gebied waarvan het perceel in kwestie deel uitmaakt, maximaal drie.
Ruimtelijk ontwikkelingsplan met voorschriften 2021 (ROPV)
Hoofdstuk 2