Uitspraak
, CURAÇAO, SINT MAARTEN
Procesverloop
Overwegingen
Inleiding
Op 26 november 2019 heeft [appellant] op grond van de Rijkswet op het Nederlanderschap (hierna: de RWN) een verklaring tot verkrijging van het Nederlanderschap afgelegd. De Gouverneur heeft bij beschikking van 26 mei 2020, na bezwaar gehandhaafd bij de bestreden beschikking, geweigerd de optieverklaring van [appellant] te bevestigen. Aan die weigering is ten grondslag gelegd dat [appellant] niet voldoet aan het vereiste van onafgebroken hoofdverblijf in Aruba sinds zijn geboorte. Daarvoor heeft de Gouverneur onder meer gewezen op de uitspraak van de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State (hierna: de Afdeling) van 7 maart 2018, ECLI:NL:RVS:2018:787.
Hoger beroep
Daarnaast voert hij aan dat zijn situatie geheel anders ligt dan in de uitspraak van de Afdeling van 7 maart 2018. In die uitspraak is namelijk niet meegenomen dat, anders dan in Nederland, een student in Aruba verplicht is om het eiland te verlaten voor verdere studie, tenzij hij rechten, bedrijfseconomie of toerisme wil studeren of een lerarenopleiding wil gaan doen. Studeren in Nederland was voor [appellant] geen mogelijkheid omdat hij als vreemdeling hoge kosten moet betalen voor een Nederlandse studie. Dit ligt anders in de Verenigde Staten omdat de Arubaanse overheid heeft geregeld dat Arubaanse studenten voor wat betreft de hoogte van het schoolgeld worden behandeld als lokale studenten. Verder is tussentijds terugkeren naar Aruba goedkoper en makkelijker vanuit de Verenigde Staten dan vanuit Nederland. De noodzaak om tijdelijk in het buitenland te studeren had als bijzondere omstandigheid moeten worden meegewogen.
Op grond van artikel 6, eerste lid, aanhef en onder a, van de RWN verkrijgt de toegelaten meerderjarige vreemdeling die in het Europese deel van Nederland, Aruba, Curaçao, Sint Maarten of de openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius en Saba, is geboren en aldaar sedert zijn geboorte hoofdverblijf heeft, door een bevestiging als bedoeld in het derde lid het Nederlanderschap na het afleggen van een daartoe strekkende schriftelijke verklaring.
Op grond van artikel 6, derde lid, beoordeelt de autoriteit die de verklaring in ontvangst neemt aan de hand van de haar overgelegde stukken de gronden waarop de verklaring berust. Indien aan de vereisten is voldaan, bevestigt zij schriftelijk de verkrijging van het Nederlanderschap.
Slotsom
Beslissing
bevestigt de aangevallen uitspraak.
mr. E.J. Daalder, leden, in tegenwoordigheid van mr. R.M.C.S. van der Heide, griffier.