In deze zaak gaat het om een hoger beroep van een belanghebbende tegen de uitspraak van het Gerecht in eerste aanleg van Curaçao, waarin het beroep niet-ontvankelijk is verklaard. De belanghebbende had bezwaar gemaakt tegen naheffingsaanslagen in de winstbelasting en verzuimboetes die door de Inspecteur der belastingen waren opgelegd. De uitspraken op bezwaar zijn gedateerd op 30 juni 2014, 18 juli 2014 en 15 oktober 2015, terwijl de beroepschriften pas op 10 december 2018 zijn ingediend. Het Gerecht heeft geoordeeld dat de beroepschriften buiten de wettelijke termijn van twee maanden zijn ingediend, en dat er geen bijzondere omstandigheden zijn die de termijnoverschrijding verschoonbaar maken. De belanghebbende heeft in hoger beroep verzocht om vernietiging van de uitspraak van het Gerecht en vermindering van de verzuimboetes, maar het Hof heeft geoordeeld dat de niet-ontvankelijkheid terecht is vastgesteld. Het Hof bevestigt de uitspraak van het Gerecht en verklaart het hoger beroep ongegrond. De mogelijkheid voor de Inspecteur om ambtshalve de verzuimboetes te verminderen is besproken, maar er zijn geen verdere beslissingen genomen over de verzuimboetes.