In deze zaak gaat het om de beoordeling van de arbeidsongeschiktheid van de appellant, die na een bedrijfsongeval in augustus 2017 lage rugpijnklachten ervaart. De Sociale Verzekeringsbank (SVB) heeft appellant per 25 december 2017 arbeidsgeschikt verklaard, wat appellant betwist. Hij heeft bezwaar gemaakt tegen deze beslissing, maar de SVB heeft dit bezwaar ongegrond verklaard. Het Gerecht in eerste aanleg van Curaçao heeft op 11 november 2020 het beroep van appellant tegen deze beslissing eveneens ongegrond verklaard. Hierop heeft appellant hoger beroep ingesteld.
Tijdens de zitting op 20 oktober 2021 heeft appellant, bijgestaan door zijn advocaat, zijn standpunt toegelicht. Hij stelt dat hij na 27 december 2017 nog steeds arbeidsongeschikt was, onderbouwd door een brief van zijn orthopedisch chirurg en de controlekaart van de SVB. Het Hof heeft echter geoordeeld dat er geen voldoende medische onderbouwing is voor de stelling dat appellant arbeidsongeschikt was na de datum van arbeidsgeschiktheid. De SVB heeft in haar beoordeling alle relevante factoren betrokken, waaronder de bevindingen van de controlerend geneeskundige en verzekeringsartsen.
Het Hof heeft geconcludeerd dat de SVB op goede gronden heeft vastgesteld dat appellant na 27 december 2017 niet arbeidsongeschikt was. De aangevallen uitspraak is bevestigd, en de SVB hoeft geen proceskosten te vergoeden. De uitspraak is gedaan door het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba op 24 november 2021.