ECLI:NL:OGHACMB:2023:245

Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba

Datum uitspraak
8 november 2023
Publicatiedatum
12 december 2023
Zaaknummer
CUR2023H00176
Instantie
Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van arbeidsongeschiktheid na bedrijfsongeval en geschiktheid voor eigen werk

In deze zaak gaat het om een hoger beroep van [appellante] tegen de uitspraak van het Gerecht in eerste aanleg van Curaçao, waarin haar beroep tegen de beschikking van de Sociale Verzekeringsbank (SVB) ongegrond werd verklaard. De SVB had [appellante] per 27 juni 2021 arbeidsgeschikt verklaard na een arbeidsongeschiktheidsbeoordeling, die volgde op een bedrijfsongeval op 23 februari 2015. De SVB stelde dat de mate van arbeidsongeschiktheid op nihil moest worden vastgesteld, wat door het Gerecht werd bevestigd. [appellante] stelde dat zij volledig arbeidsongeschikt was en voerde aan dat de medische rapportages van de SVB niet juist waren.

Het Hof heeft de zaak op 4 oktober 2023 behandeld. [appellante] werd bijgestaan door haar advocaat, mr. C.A. Peterson, terwijl de SVB werd vertegenwoordigd door mr. N.S. Dare, dr. E.A. Helstone en C. Hau. Het Hof concludeerde dat de rapportages van de controlerend geneeskundige zorgvuldig waren opgesteld en dat er geen tegenstrijdigheden waren. De eigen ervaringen van [appellante] waren niet voldoende om de medische beoordeling van de SVB te weerleggen. Het Hof oordeelde dat de SVB op goede gronden had vastgesteld dat [appellante] geschikt was voor haar eigen werk als serveerster, ondanks haar pijnklachten.

Uiteindelijk bevestigde het Hof de aangevallen uitspraak en verklaarde het hoger beroep ongegrond. De minister werd niet verplicht om proceskosten te vergoeden. De uitspraak werd gedaan door een collegiaal Hof, bestaande uit mr. W.H. Bel als voorzitter en de leden mr. J.Th. Drop en mr. T.G.M. Simons, in aanwezigheid van griffier mr. R.M.C.S. van der Heide.

Uitspraak

CUR2023H00176
Datum uitspraak: 8 november 2023
gemeenschappelijk hof van jusTitie
van aruba, CURAÇAO, SINT MAARTEN
EN VAN BONAIRE, SINT EUSTATIUS EN SABA
Uitspraak op het hoger beroep van:
[appellante], wonend in Curaçao,
appellante,
tegen de uitspraak van het Gerecht in eerste aanleg van Curaçao (hierna: het Gerecht) van 19 april 2023 in zaak nr. CUR202200990, in het geding tussen:
appellante
en
de Sociale Verzekeringsbank (hierna: SVB)

Procesverloop

Bij beschikking van 27 mei 2021 heeft de SVB [appellante] per 27 juni 2021 arbeidsgeschikt verklaard en het ongevallengeld per die datum beëindigd.
Bij beschikking van 20 januari 2022, aangevuld op 25 januari 2022, heeft de SVB het door [appellante] daartegen gemaakte bezwaar gegrond verklaard en beslist dat het ongevallengeld per 27 juli 2021 wordt beëindigd (hierna: de bestreden beschikking).
Bij uitspraak van 19 april 2023 heeft het Gerecht het door [appellante] tegen de bestreden beschikking ingestelde beroep ongegrond verklaard.
Tegen deze uitspraak heeft [appellante] hoger beroep ingesteld.
De SVB heeft een verweerschrift ingediend.
[appellante] heeft nadere stukken ingediend.
Het Hof heeft de zaak ter zitting behandeld op 4 oktober 2023. [appellante] werd bijgestaan door mr. C.A. Peterson, advocaat. De SVB werd vertegenwoordigd door mr. N.S. Dare, vergezeld door dr. E.A. Helstone en C. Hau, allen werkzaam bij de SVB.

Overwegingen

Inleiding

1. [appellante] was werkzaam als serveerster bij Sunscape Resort. Op 23 februari 2015 heeft zij, terwijl zij onderweg was naar haar werk, een bedrijfsongeval gehad. Als gevolg daarvan kampt zij met rugpijnklachten en is zij volledig arbeidsongeschikt verklaard. Sindsdien ontvangt zij ongevallengeld op grond van de Landsverordening ongevallenverzekering (hierna: Lov).
Op 19 februari 2021 is [appellante] onderzocht door de controlerend geneeskundige van de SVB. Daarna is zij onderzocht door een arbeidsdeskundig adviseur. Deze heeft een werkplekonderzoek uitgevoerd bij Sunscape Resort en heeft vervolgens overlegd met de controlerend geneeskundige van de SVB. Op basis daarvan heeft de SVB bij de beschikking van 27 mei 2021, gehandhaafd bij de bestreden beschikking, de mate van arbeidsongeschiktheid van [appellante] vastgesteld op nihil. De stopzettingsdatum van het ongevallengeld is in verband met de minimale uitlooptermijn van twee maanden gewijzigd van 27 juni 2021 naar 27 juli 2021.

Aangevallen uitspraak

2. Het Gerecht heeft onder meer overwogen dat de rapportages van de controlerend geneeskundige op een zorgvuldige manier tot stand zijn gekomen, geen tegenstrijdigheden bevatten en voldoende begrijpelijk zijn. [appellante] heeft niet aannemelijk gemaakt dat de medische beoordeling onjuist is. De informatie die dr. [arts] heeft verstrekt, is daarvoor onvoldoende. De eigen ervaringen van [appellante] zijn dat ook, omdat het moet gaan om beperkingen die medisch objectief zijn vast te stellen. Ook is er geen aanleiding om te oordelen dat het arbeidsdeskundig onderzoek onzorgvuldig is uitgevoerd.

Hoger beroep

3. [ [appellante] voert aan dat zij volledig arbeidsongeschikt is. Daarvoor wijst zij op de medische informatie van dr. [arts] van 15 september 2021, 8 december 2022 en 22 augustus 2023. Die informatie geeft wel degelijk aanleiding om te twijfelen aan de rapportages van de controlerend geneeskundige omdat de verklaringen van dr. [arts] wel inhouden dat [appellante] niet in staat is om te werken en blijvend arbeidsongeschikt is. Voorts heeft het Gerecht niet onderkend dat de eigen ervaringen van [appellante] medisch onderbouwd zijn door dr. [arts]. Daarvoor wijst zij opnieuw op de brieven van dr. [arts].
3.1.
Het Hof stelt vast dat [appellante] tijdens het spreekuur op 19 februari 2021 medisch onderzocht is door de controlerend geneeskundige van de SVB dr. E.A. Helstone. Ook is informatie opgevraagd bij haar behandelend orthopedisch chirurg dr. [arts]. De bevindingen van de medische beoordeling zijn neergelegd in de "Medische rapportage arbeids(on)geschiktheidsbepaling" van 19 februari 2021. Daarin is "coccygodynie" als diagnose gesteld. Er is momenteel een eindtoestand, wat betekent dat er niet op korte of lange termijn een aanzienlijke verandering in de belastbaarheid te verwachten is. De conclusie is dat er beperkingen in de belastbaarheid zijn als rechtstreeks en medisch objectief gevolg van het bedrijfsongeval op 23 februari 2015. Vervolgens heeft dr. Helstone op 19 februari 2021 een Functionele Mogelijkheden Lijst (hierna: FML) opgesteld waarin de beperkingen in de belastbaarheid van [appellante] in kaart zijn gebracht. Ten slotte is arbeidsdeskundige C. Hau verzocht te beoordelen in hoeverre [appellante] gelet op haar belastbaarheid geschikt is voor haar eigen werkzaamheden. Bij de beoordeling heeft de arbeidsdeskundige de medische rapportage en de FML van 19 februari 2021 betrokken. Op 4 maart 2021 heeft de deskundige een gesprek gevoerd met [appellante] over haar arbeidsongeschiktheid en op 6 mei 2021 is er een werkplekonderzoek verricht bij Sunscape Resort. Verder is op 6 mei 2021 overleg gevoerd met controlerend geneeskundige dr. Helstone en de verzekeringsarts van de SVB, dr. N.J.M. Huizing. De bevindingen van het arbeidsdeskundig onderzoek zijn neergelegd in de "Arbeidsdeskundig rapportage arbeidsongeschiktheidsbepaling" van 7 mei 2021. Daarin is vermeld dat de belastbaarheid van [appellante] niet wordt overschreden door haar functie omdat de punten waarop [appellante] volgens de FML een beperking heeft, niet voorkomen in de taken van haar functie. [appellante] is daarom geheel geschikt voor het eigen werk, aldus de arbeidsdeskundige rapportage.
3.2.
Het Hof ziet gelet op de bevindingen in de medische rapportage en de arbeidsdeskundige rapportage geen grond voor het oordeel dat de SVB het arbeidsongeschiktheidspercentage ten onrechte op nihil heeft vastgesteld. De brieven van dr. [arts] waarin hij als behandelend arts van [appellante] verklaart dat zij naar zijn mening niet kan werken en blijvend arbeidsongeschikt is, zijn onvoldoende om aan het oordeel van de controlerend geneeskundige, de verzekeringsarts en de arbeidsdeskundige van de SVB te twijfelen. Het oordeel over de arbeidsongeschiktheid van een verzekerde is namelijk voorbehouden aan de (verzekeringsartsen van de) SVB (zie bijvoorbeeld de uitspraak van het Hof van 24 november 2021, ECLI:NL:OGHACMB:2021:401). Weliswaar bevestigt dr. [naam arts] in zijn brieven dat [appellante] pijn heeft, maar daarmee staat niet medisch objectief vast dat zij volledig arbeidsongeschikt is. Bij een arbeidsongeschiktheidsbeoordeling wordt immers bezien of en, zo ja, in hoeverre sprake is van geschiktheid voor het eigen werk. In het geval van [appellante] wordt ook niet ontkend dat zij pijn heeft nu de conclusie van de medische beoordeling is dat [appellante] beperkt kan worden belast. Zij kan echter niet als arbeidsongeschikt worden beoordeeld omdat haar beperkte belastbaarheid volgens de arbeidsdeskundige van de SVB niet wordt overschreden in haar functie als serveerster. [appellante] heeft geen stukken ingebracht die aan deze conclusie van de arbeidsdeskundige doen twijfelen. De SVB heeft zich op goede gronden op het standpunt gesteld dat de mate van arbeidsongeschiktheid van [appellante] op nihil moet worden vastgesteld. Het betoog slaagt niet.
4. Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak moet worden bevestigd.
5. De minister hoeft geen proceskosten te vergoeden.

Beslissing

Het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba:

bevestigt de aangevallen uitspraak.

Aldus vastgesteld door mr. W.H. Bel, voorzitter, en mr. J.Th. Drop en mr. T.G.M. Simons en, leden, in tegenwoordigheid van mr. R.M.C.S. van der Heide, griffier.
w.g. Bel
voorzitter
w.g. Van der Heide
griffier
Uitgesproken in het openbaar op 8 november 2023.