In deze zaak gaat het om een hoger beroep van [appellante] tegen de uitspraak van het Gerecht in eerste aanleg van Curaçao, waarin haar beroep tegen de beslissing van de Sociale Verzekeringsbank (SVB) om haar arbeidsongeschiktheidspercentage te wijzigen van 80% naar 35% ongegrond werd verklaard. [appellante] was werkzaam als frontofficemedewerker bij Curaçao Dolphin Academy N.V. en heeft een bedrijfsongeval gehad op 25 september 2013, wat leidde tot nek- en rugpijnklachten. Na een periode van gedeeltelijke arbeidsongeschiktheid werd haar arbeidsongeschiktheidspercentage door de SVB vastgesteld op 35% na een medisch en arbeidsdeskundig onderzoek.
Het Gerecht oordeelde dat er geen sprake was van een medisch stabiele situatie ten tijde van het ontslag en dat de SVB de medische beoordeling zorgvuldig had uitgevoerd. [appellante] voerde aan dat zij volledig arbeidsongeschikt was en dat het onderzoek van de SVB onzorgvuldig was, maar het Hof concludeerde dat zij niet aannemelijk had gemaakt dat de SVB onterecht het percentage op 35% had vastgesteld. Het Hof bevestigde de bevindingen van de SVB en oordeelde dat [appellante] voldoende betrokken was bij het onderzoek.
De uitspraak van het Hof bevestigt de eerdere beslissing van het Gerecht en stelt dat de SVB op goede gronden heeft geoordeeld over de mate van arbeidsongeschiktheid van [appellante]. Het hoger beroep werd ongegrond verklaard en de aangevallen uitspraak werd bevestigd. De minister hoeft geen proceskosten te vergoeden.