In deze zaak, behandeld door het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba, gaat het om een hoger beroep van de stichting Fundashon Korporashon pa Desarayo di Korsou (hierna Korpodeko) tegen een eerdere uitspraak. De zaak betreft een achterstellingsovereenkomst die is gesloten in het kader van een bedrijfskrediet. Korpodeko stelt dat de geïntimeerde, die oorspronkelijk gedaagde was, in strijd heeft gehandeld met de bepalingen van deze overeenkomst door achtergestelde vorderingen kwijt te schelden zonder toestemming van Korpodeko. Het Hof heeft in eerdere vonnissen vastgesteld dat de kwijtschelding van de vorderingen heeft geleid tot een vermindering van de activa van de geïntimeerde, wat in strijd is met de afspraken in de achterstellingsovereenkomst. Het Hof heeft de procedure na cassatie en verwijzing voortgezet en de relevante bewijsstukken en getuigenverklaringen beoordeeld. Het Hof concludeert dat de geïntimeerde de overeenkomst heeft geschonden en dat hij in beginsel de boete heeft verbeurd. Echter, het Hof overweegt ook de redelijkheid en billijkheid van de opgelegde boete en de omstandigheden waaronder de schending heeft plaatsgevonden. Uiteindelijk wordt de boete gematigd tot een bedrag van NAf 6.911.820,-, dat Korpodeko aan DAE heeft geleend, en de geïntimeerde wordt veroordeeld tot betaling van dit bedrag, vermeerderd met wettelijke rente.