ECLI:NL:OGHACMB:2020:67

Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba

Datum uitspraak
7 april 2020
Publicatiedatum
10 april 2020
Zaaknummer
CUR2018H00441
Instantie
Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vaststelling van Nederlanderschap op basis van geboorteakte en wettiging van ouderschap

In deze zaak, behandeld door het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba, hebben verzoekers op 6 juli 2018 een verzoekschrift ingediend tot vaststelling van hun Nederlanderschap, gebaseerd op de wettiging van hun ouders. De verzoekers, geboren in de Dominicaanse Republiek, stellen dat hun moeder in 1992 is gehuwd met een Nederlander, maar er zijn twijfels over de geldigheid van hun geboorteakten en de erkenning van hun Nederlanderschap. Het Openbaar Ministerie heeft aanvullende documenten opgevraagd, en de Immigratie- en Naturalisatiedienst (IND) heeft een negatief advies uitgebracht. De zaak is aangehouden in afwachting van een prejudiciële beslissing van de Hoge Raad, die op 20 december 2019 is gegeven. De IND heeft geconstateerd dat er nog steeds documenten ontbreken die essentieel zijn voor de vaststelling van het Nederlanderschap. Het Hof heeft de verzoekers de gelegenheid gegeven om de ontbrekende documenten, waaronder geboorteakten en een ratificatievonnis, over te leggen. De zaak is vervolgens aangehouden voor verdere behandeling op 7 juli 2020.

Uitspraak

BURGERLIJKE ZAKEN 2020 BESCHIKKING NO.
Registratienr.: CUR2018H00441
Uitspraak: 7 april 2020
GEMEENSCHAPPELIJK HOF VAN JUSTITIE VAN
ARUBA, CURAÇAO, SINT MAARTEN EN VAN
BONAIRE, SINT EUSTATIUS EN SABA
Beschikking in de zaak van:
In de zaak van:

1.[Verzoekster 1],

2.
[Verzoeker 2],
3.
[Verzoekster 3],
4.
[Verzoekster 4],
5.
[Verzoekster 5],
verzoekers onder 1-4 wonende in [Land], woonplaats gekozen hebbende ten kantore van hun gemachtigde,
van verzoekster onder 5 is de woonplaats onbekend,
verzoekers tot vaststelling van het Nederlanderschap,
gemachtigde: mr. S.I. Da Costa Gomez,
belanghebbenden:
6.
het Openbaar Ministerie van Curaçao, hierna: OM,
7.
de Immigratie- en Naturalisatiedienst van het Nederlandse Ministerie van Veiligheid en Justitie, hierna: IND ([naam], [e-mailadres],
8.
de Minister van Justitie van Curaçao,
9.
het Hoofd Burgerlijke Stand en Bevolkingsregister (basisregistratie persoonsgegevens) van Curaçao.

1.Verloop van de procedure

1.1.
Bij op 6 juli 2018 ingekomen verzoekschrift ingevolge artikel 17 van de
Rijkswet op het Nederlanderschap(hierna ook: RWN), met producties, hebben verzoekers aan het Hof verzocht het – op wettiging ter gelegenheid van het huwelijk van hun ouders gebaseerde – Nederlanderschap van hen vast te stellen.
1.2.
Op 29 november 2018 heeft een vertegenwoordiger van het OM per e-mail verzocht om meer documenten. Op 8 juli 2019 heeft het Hof per e-mail gereclameerd.
1.3.
Op 28 juni 2019 hebben verzoekers documenten ingediend.
1.4.
De zaak is aangehouden in afwachting van een prejudiciële beslissing van de Hoge Raad op vragen die het Hof in twee andere zaken (CUR2018H00415 en CUR2018H00417) op 11 juni 2019 heeft gesteld. Bij prejudiciële beslissing van 20 december 2019, ECLI:NL:HR:2019:2036 heeft de Hoge Raad antwoord gegeven op de vragen.
1.5.
Eerder had het Hof prejudiciële vragen gesteld die door de Hoge Raad zijn beantwoord bij prejudiciële beslissing van 19 januari 2018, ECLI:NL:HR:2018:59, NJ 2018/227.
1.6.
De IND heeft een advies van 17 februari 2020, met productie, uitgebracht, met conclusie tot afwijzing.
1.7.
Op 18 februari 2020 hebben verzoekers een memorie na prejudiciële beslissing ingediend.
1.8.
Beschikking is bepaald op heden.

2.Ontvankelijkheid

2.1
Artikel 17 lid 1 RwNed luidt:
1. Een ieder die, buiten een bij enige in een der delen van het Koninkrijk gevestigde rechterlijke instantie of een in administratief beroep aanhangige zaak, daarbij onmiddellijk belang heeft, kan bij de rechtbank te ’s-Gravenhage of, indien hij in Aruba, Curaçao, Sint Maarten of de openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius of Saba woonachtig is, bij het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba een verzoek indienen tot vaststelling van zijn Nederlanderschap of tot vaststelling dat hij het Nederlanderschap niet bezit. Het verzoek kan ook strekken tot de vaststelling dat de betrokkene op een bepaald tijdstip het Nederlanderschap al dan niet bezat.
2.2
Van verzoekster onder 5 ([verzoekster 5 naam]) staat niet vast dat zij in Aruba, Curaçao, Sint Maarten of de openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius of Saba woonachtig is. Kennelijk is verzoekster onder 3 ([verzoekster 3 naam]) op 1 januari 2016 vertrokken uit Curaçao (advies IND van 17 februari 2020, p. 2).
2.3
Verzoekers dienen zich gedocumenteerd bij akte uit te laten over de woonplaats van [verzoekster 5 naam] en [verzoekster 3 naam]. Mogelijkerwijs moeten zij het verzoek indienen bij de rechtbank te ’s-Gravenhage.

3.Beoordeling

3.1.
Verzoekers stellen te zijn geboren in de Dominicaanse Republiek en dat na hun geboorten hun moeder op [datum] 1992 in de Dominicaanse Republiek is gehuwd met de Nederlander [Naam man] (hierna: de man). Daarbij zijn verzoekers naar eigen zeggen gewettigd. Verzoekers stellen sedert 1992 steeds de naam [achternaam] te hebben gevoerd, in gezinsverband met de man te hebben gewoond (sinds wanneer blijkt niet uit het dossier; kennelijk zijn verzoekers pas in 2006 ingeschreven in Curaçao: advies IND van 17 februari 2020, p. 5), door hem te zijn verzorgd en opgevoed en contact te hebben met de familieleden van de man. De man is op [datum] 2017 overleden (advies IND van 17 februari 2020, p. 2).
3.2.
Verzoekers beroepen zich op de wettiging en subsidiair op ‘bezit van staat’ als kinderen van de man.
3.3.
Volgens de IND ontbreken er nog steeds documenten. Naar het oordeel van het Hof is het bestaan van het huwelijk tussen de moeder van verzoekers en de man voldoende bewezen.
3.4.
Anders is het wat betreft het ontbreken van geboorteaktes. De IND stelt dienaangaande (advies IND van 17 februari 2020, p. 4-5):
De Dominicaanse
geboorteaktenzijn van belang, omdat daarop de ouders worden vermeld. Op die manier kan worden nagegaan of op die geboorteakten reeds een andere man als vader vermeld staat en of die man wellicht ook de aangever van de geboorte is geweest, waardoor er naar Dominicaans recht reeds een rechtsgeldige erkenning van verzoekers heeft plaatsgevonden. Een tweede – door de heer [naam man] ter gelegenheid van de huwelijkssluiting gedane – erkenning en wettiging heeft dan geen rechtsgevolg meer, de heer [naam man] kan dan niet worden aangemerkt als juridische vader van verzoekers, van afstamming van een Nederlandse man is geen sprake, zodat daaraan niet het Nederlanderschap kan worden ontleend.
(…)
Verder wordt opgemerkt dat op de huwelijksakte weliswaar onder 'Anotaciones' de voornamen van verzoekers met hun geboortedata worden vermeld, maar daarbij staat bij iedere persoon het woord 'Tardio' of 'Tardia'. Hieruit kan worden afgeleid dat er bij verzoekers sprake is geweest van een
tardieve geboorteaangiftein de Dominicaanse Republiek.
Voor een tardieve geboorteaangifte van een persoon van 13 jaar of jonger geldt in de Dominicaanse Republiek een bepaalde procedure. Een ‘Procurador Fiscal' dient het ziekenhuis van de plaats waarin de aan te geven persoon is geboren te controleren alsmede - ter voorkoming van dubbele registraties - het register van de Burgerlijke stand van de plaats waarvan wordt aangenomen dat betrokkene daar geboren is. Hij dient eveneens (middels documentatie en interviews of andere bewijsmiddelen) de geboortedatum, de plaats en de namen van de ouders van de betrokkene te verifiëren. Nadat dit is gebeurd, wordt het dossier naar de rechter gestuurd die een
ratificatievonniskan uitspreken waarbij de inschrijving van de geboorte geautoriseerd wordt. Bewijsmiddelen en ratificatievonnis moeten worden gearchiveerd [noot 3: Zie ambtsbericht van de minister van Buitenlandse Zaken inzake legalisatie en verificatie van documenten uit de Dominicaanse Republiek van 28 november 2001, Stc. 9 december 2003, nr. 238, par 2.3.2] (zie bijlage 1). Het ontbreken van het ratificatievonnis brengt met zich mee dat een geboorteakte niet als rechtsgeldig kan worden aangemerkt, omdat niet is gebleken dat aan de geboorteregistratie behoorlijk onderzoek voorafgegaan is (artikel 10:101 lid 1 BW juncto 10:100 lid 1 onder b BW).
(…)
Uit ingewonnen informatie van de Burgerlijke Stand van Curaçao is gebleken dat verzoekers weliswaar staan ingeschreven in de registers van Curaçao als kinderen van de heer [naam man] met de Nederlandse nationaliteit, maar omdat de juiste bewijsstukken uit de Dominicaanse Republiek daarbij niet zijn overgelegd staan de erkenning en nationaliteit van verzoekers reeds
sinds 2006 ‘in onderzoek’en zijn aan verzoekers
géén documenten als een Nederlands paspoort afgegeven. Verzoekers is gevraagd bepaalde documenten uit de Dominicaanse Republiek te overleggen voor de afronding van het onderzoek. Tot op heden is dat niet gebeurd.
Niet duidelijk is op grond van welke documenten verzoekers in 2006 zijn ingeschreven in de registers van Curaçao.
3.5.
Verzoekers krijgen nogmaals de gelegenheid, op wat langere termijn, bij akte over te leggen:
a. hun geboorteakten;
b. het bijbehorende ratificatievonnis;
en bovendien:
c. gegevens omtrent de woonplaats van [verzoekster 5] en [verzoekster 3] (zie hiervóór rov. 2.3);
d. zo mogelijk kopieën van de Nederlandse paspoorten waarover verzoekers stellen te beschikken of te hebben beschikt.
3.6.
Hierop zal te zijner tijd de IND kunnen reageren.
3.7.
Naar het voorlopig oordeel van het Hof wordt, nu geboorteakten ontbreken, de erkenning (wettiging) in Curaçao sedert 2006 ‘in onderzoek’ is, aan een onderzoek naar ‘bezit van staat’
overeenkomstig de geboorteakte(artikel 1:209 BW) niet toegekomen.
3.8.
Iedere verdere beslissing wordt aangehouden.

3.Beslissing

Het Hof:
- laat verzoekers toe de in rov. 2.3 en 3.5 bedoelde akte over te leggen;
- verwijst de zaak daartoe naar de zitting van het Hof in Curaçao van 7 juli 2020;
- bepaalt dat het IND vervolgens in de gelegenheid zal worden gesteld tot het nemen van een antwoordakte;
- houdt iedere verdere beslissing aan.
Deze beschikking is gegeven door mrs. M.W. Scholte, F.W.J. Meijer en J. de Boer, leden van het Hof en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 7 april 2020 in Curaçao, in tegenwoordigheid van de griffier.