Uitspraak
Wettelijk kader
Inleiding
f0,125 per minuut en per 1 april 2018 op een bedrag van NA
f0,075 per minuut. De FTR van UTS is per 1 april 2017 vastgesteld op een bedrag van NA
f0,035 per minuut. De minister heeft uiteengezet dat een abrupte aanpassing van het huidige niveau van de MTR van Na
f0,175 per minuut naar Na
f0,075 per minuut bij partijen een verstoring teweeg kan brengen. Om partijen de gelegenheid te geven zich aan te passen aan het met meer dan de helft verminderde tarief en gelet op het vele mobiele telefoonverkeer, wordt de nieuwe MTR daarom in twee stappen ingevoerd.
Uitspraak van het Gerecht
Over het betoog van UTS dat de minister het tarief voor de MTR ten onrechte niet met terugwerkende kracht heeft ingevoerd, overweegt het Gerecht dat niet gebleken is dat de oude tarieven marktverstorend waren, zodat er voor de minister geen aanleiding was om het nieuwe tarief met terugwerkende kracht in te voeren. Daarnaast heeft de minister er in redelijkheid voor kunnen kiezen om het nieuwe tarief getrapt in te voeren. Daarbij heeft de minister in aanmerking mogen nemen dat de door UTS en Digicel zelf overeengekomen tarieven aanmerkelijk hoger waren, zodat het opportuun was om het nieuwe tarief in twee stappen in te voeren.
Beoordeling van Het hoger beroep
Methode en gebruikte gegevens
f,034 en 0,085 per minuut. Gelet op deze grote bandbreedte zijn de kosten vervolgens eveneens vastgesteld aan de hand van de RRR-methode, wat leidt tot een bedrag van Na
f0,0351 per minuut. Ten slotte is nog een benchmark onderzoek verricht naar vergelijkbare interconnectietarieven in de regio. Hieruit volgt een bandbreedte van Na
f0,0098 tot 0,0523 per minuut. Uit het voorgaande volgt volgens de minister dat een kostengeoriënteerde FTR van UTS kan worden vastgesteld op Na
f0,035 per minuut. Dit wordt volgens de minister ondersteund door het feit dat UTS jegens andere concessiehouders dan Digicel een FTR hanteert van Na
f0,038 per minuut.
Dat bij het toepassen van de RRR-methode geen rekening is gehouden met de kosten voor de afdeling Carrier Services maakt niet dat de minister geen gebruik heeft mogen maken van deze methode. De minister heeft er terecht op gewezen dat er te weinig gegevens aanwezig waren om de verschillende kostensoorten aan te passen en mocht daarom ervan afzien deze post af te zonderen.
Ook ziet het Hof geen aanleiding voor het oordeel dat bij de berekening is uitgegaan van onjuiste belgegevens. De minister heeft UTS meermaals gevraagd om actuele gegevens aan te leveren, waaronder statistieken met informatie over dataverkeer over 2015 en 2016. UTS heeft dergelijke gegevens echter zonder goede grond niet aangeleverd. Evenmin heeft UTS gegevens aangeleverd waaruit volgt dat de door de minister gehanteerde belgegevens leiden tot een niet-kostengeoriënteerd tarief. Het Hof ziet reeds daarom geen aanleiding voor het oordeel dat de minister bij het bepalen van de FTR geen gebruik heeft mogen maken van de gemiddelde gespreksduur conform internationale trends en het uitgangspunt van de ITU voor vaste telefoongesprekken.
Het betoog van UTS ter zitting van het Hof dat het benchmark onderzoek ten onrechte is betrokken bij de beoordeling van de vraag welke tarieven als kostengeoriënteerd hebben te gelden omdat de tarieven in de regio niet vergelijkbaar zijn met de tarieven in Curaçao, wordt niet gevolgd. Reeds niet omdat dit niet nader is onderbouwd. Dat zich inmiddels een aanzienlijke verschuiving van vast naar mobiel telefoonverkeer heeft voltrokken betekent, anders dan UTS betoogt, niet dat de gegevens van de benchmark niet (meer) bruikbaar zijn. Die verschuiving geldt immers voor alle aanbieders en is daardoor niet van invloed op de relatieve verhoudingen.
Ook in het betoog van UTS ter zitting van het Hof dat het benchmark onderzoek alleen is verricht om de resultaten van de berekening op basis van de RRR-methode te ondersteunen, ziet het Hof geen aanleiding voor het oordeel dat de minister zich niet heeft mogen baseren op het tarief zoals vastgesteld op basis van de RRR-methode. Naast het feit dat uit het benchmark onderzoek volgt dat ook lagere tarieven worden gehanteerd in de regio, heeft de minister bij zijn keuze om daarbij aan te sluiten ook mogen betrekken dat het resultaat van de RRR-methode aansluit bij het tarief dat UTS met andere concessiehouders is overeengekomen en bij de ondergrens zoals vastgesteld aan de hand van de FAC-methode en de gevoeligheidsanalyse.
Nu UTS geen andere gronden naar voren heeft gebracht op grond waarvan getwijfeld moet worden aan de juistheid van het op basis van de RRR-methode berekende tarief, is de slotsom dat de minister de te hanteren MTR heeft kunnen vaststellen op Na
f0,035 cent per minuut.
f0,225 niet in overeenstemming met de wet acht. Anders dan het Gerecht heeft overwogen is bij de vraag of terugwerkende kracht had moeten worden toegekend volgens UTS niet van belang of het oude tarief marktverstorend was, maar uitsluitend of het rechtmatig was. Daarbij wijst UTS erop dat de minister in de beschikking van 28 februari 2017 heeft neergelegd dat het tarief niet kostengeoriënteerd was.
9. UTS bestrijdt voorts het oordeel van het Gerecht dat de minister het nieuwe tarief in twee stappen heeft mogen invoeren. Het is volgens UTS niet de taak van de minister om de tariefbijstelling met een uitgestelde invoering voor Digicel als netto-ontvanger te verzachten. Bovendien leidt dit voor UTS als netto-betaler tot groot financieel nadeel, zodat niet valt in te zien dat de belangenafweging ten nadele van haar uit moet uitvallen. Voorts kan volgens UTS noch in de wet, noch in het beleid van de minister steun gevonden worden voor getrapte invoering. In dit kader wijst UTS op de uitspraak van het College van 16 juni 2005 (ECLI:NL:CBB:2005:AT7786), waarin wel sprake was van een dergelijke grondslag in het beleid. Dat het nieuwe tarief getrapt mocht worden ingevoerd omdat UTS met Digicel in het verleden daarover afspraken heeft gemaakt, zoals het Gerecht heeft overwogen, biedt volgens UTS evenmin een grondslag voor de getrapte invoering. De overeengekomen tarieven waren immers in strijd met artikel 5 van het Lgc niet kostengeoriënteerd. In dat verband kader wijst UTS op de uitspraak van het Hof van 26 augustus 2008 (ECLI:NL:OGHNAA:2008:BF0005), waaruit volgens UTS volgt dat de mogelijkheid voor partijen om onderling tarieven vast te stellen niet onbegrensd is.
f0,20 cent per minuut, dat gold tot en met 31 december 2016, en van Na
f0,175, dat gold tot en met 31 december 2017, zou worden verlaagd aangezien zij deze tarieven nog in 2015 met UTS was overeengekomen. Bovendien heeft UTS in het verzoek om geschilbeslechting zelf verzocht om een verlaging van het tarief naar Na
f0,135. Een tariefwijziging naar Na
f0,075 was voor Digicel dan ook niet voorzienbaar, terwijl de wijziging van het tarief voor Digicel, als netto-ontvanger, wel tot een plotseling verlies aan inkomsten leidde. Gelet op de gevolgen die een dergelijke forse verlaging kan hebben op de concurrentieverhoudingen op de retailmarkt en op eventuele liquiditeitsproblemen als gevolg van langlopende contracten met eindgebruikers, heeft de minister in dit geval in redelijkheid aanleiding kunnen zien om het nieuwe tarief door middel van een glijpad in te voeren. Dat het tussen UTS en Digicel overeengekomen tarief niet kostengeoriënteerd was, maakt het voorgaande niet anders. Dit doet er immers niet aan af dat de invoering van een kostengeoriënteerd tarief zodanige gevolgen kan hebben voor een of meer concessiehouders, dat de invoering ervan zonder overgangstermijn onzorgvuldig zou zijn. Daarbij komt dat, zoals ter zitting van het Hof door UTS is bevestigd, de wijziging van de MTR niet verplicht doorwerkt in de eindgebruikerstarieven, zodat eindgebruikers niet zijn benadeeld door de getrapte invoering. Voor zover UTS in dit kader nog wijst op de uitspraak van (de civiele kamer van) het Hof van 26 augustus 2008 overweegt het Hof dat in die zaak een andere rechtsvraag voorlag, namelijk de vraag of nadat bestuursrechtelijk was komen vast te staan dat te hoge tarieven waren overeengekomen, er een grondslag was voor schadevergoeding en zo ja volgens welke maatstaf.
Gelet op hetgeen is overwogen in 8.2 en 9.1 ziet het Hof voorts aanleiding om zelf in de zaak te voorzien door te bepalen dat UTS en Digicel jegens elkaar een tarief dienen te hanteren voor het termineren van telefoonverkeer op hun mobiele telecommunicatie-infrastructuur met ingang van 25 november 2016 van NA
f0,125 per minuut en vanaf 25 november 2017 van NA
f0,075 per minuut.
Beslissing
verklaarthet hoger beroep
gegrond;
vernietigtde uitspraak van het Gerecht in eerste aanleg van Curaçao van 27 maart 2019 in zaaknummer CUR201702543;
verklaarthet bij het Gerecht in die zaak ingestelde beroep tegen de beschikking van de minister van 11 oktober 2017
gegrond;
vernietigtdie beschikking, voor zover het betreft de inwerkingtredingsdatum van het MTR;
bepaaltdat UTS en Digicel jegens elkaar een tarief dienen te hanteren voor het termineren van telefoonverkeer op hun mobiele telecommunicatie-infrastructuur met ingang van 25 november 2016 van NA
f0,125 per minuut en per 25 november 2017 van NA
f0,075 per minuut;
bepaaltdat deze uitspraak in de plaats treedt van de beschikking, voor zover die is vernietigd onder IV;
veroordeeltde minister tot vergoeding van de UTS in verband met de behandeling van het beroep en het hoger beroep opgekomen proceskosten tot een bedrag van NA
f. 2.800,00 geheel toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand;
gelastdat de minister aan UTS het door haar voor de behandeling van het beroep en het hoger beroep betaalde griffierecht ten bedrage van NA
f450,00 vergoedt.
mr. C.F. Donner-Haan, griffier.
voorzitter
Artikel 32
Artikel 2De Minister is bevoegd geschillen tussen concessiehouders te beslechten. De beslissing van de Minister is voor partijen bindend.
Artikel 3
Artikel 4
Artikel 5
a. de voorwaarden voor koppeling dienen non-discriminatoir te zijn; dat wil zeggen dat koppelingen steeds in overeenkomstige situaties tegen overeenkomstige voorwaarden en tarieven worden aangeboden;