5.4.Allereerst zal het Hof ingaan op de door belanghebbende bepleite waarde van NAf 348.400, omdat de bewijslast in eerste instantie op belanghebbende rust.
5.4.1.Wat betreft het rapport [D] stelt het Hof vast dat niet duidelijk is per wanneer de waardebepaling heeft plaatsgevonden en per welke datum is getaxeerd. Op p. 1 van het rapport is vermeld februari 2011, op p. 2 is als datum opname vermeld 1 februari 2010, welke datum met potlood of pen is gewijzigd in 1 februari 2014, terwijl op p. 5 de taxateur tekent per 2 februari 2011. Per wanneer de waardebepaling is geschied is evenmin duidelijk. In het rapport op p. 2 is vermeld de
“WAARDE(N) PER OPNAMEDATUM:
De Globale indicatie van de onderhandse verkoopwaarde, leeg en vrij van huur en gebruik getaxeerd op:
Circa Naf. 1.425, = per m² (zegge: veertienhonderd en vijfentwintig gulden, courant van Nederlandse Antillen – per vierkante meter).”
Uitgaande van de “waarde(n) per opnamedatum” volgens het rapport [D] is de waarde bepaald naar de datum 1 februari 2010, 1 februari 2011 of februari 2011, hetgeen veel te ver is gelegen van de datum waarop het pand is aangeschaft. Reeds om die reden is het rapport niet bruikbaar. In zijn pleitnota stelt belanghebbende dat de taxatie is gebaseerd op het prijspeil van het kalenderjaar 2004, onder verwijzing naar p. 3 van het rapport alwaar is vermeld dat als prijspeil het kalenderjaar 2004 heeft te gelden. Het had voor de hand gelegen dat belanghebbende deze stelling had onderbouwd met een verklaring van de taxateur, welke ontbreekt. Het is immers bij uitstek de taxateur die wellicht de tegenstrijdigheid in het rapport kan verklaren.
Het rapport [D] is ook op een ander onderdeel onduidelijk. Het pand is aangeschaft in 2005, nadat het in 2004 geheel is gerestaureerd. Veronderstellenderwijs ervan uitgaande dat het prijspeil van het
kalenderjaar2004 heeft te gelden, dan is niet duidelijk of bij de taxatie is uitgegaan van de toestand vóór, na of tijdens de restauratie.
5.4.2.Nog los van het vermelde onder 5.4.1 acht het Hof het rapport [D] volstrekt onbruikbaar. Het rapport concludeert tot een waarde van circa NAf 1.425 per m², maar elke afdoende onderbouwing daarvan ontbreekt. Er is geen vergelijkbaar marktonderzoek gedaan, gegevens over kwaliteit, onderhoud, luxe, doelmatigheid, uitstraling en ligging van het object ontbreken. Zo vermeldt het rapport onder andere, p. 4, onderaan:
“In het kader van de opdracht is dit taxatierapport geen technisch inspectierapport, doch slechts een financiële waardering. Derhalve is geen diepgaand onderzoek gedaan naar de bouwkundige dan wel technische staat van de getaxeerde zaken. Door [D] N.V. wordt er van uitgegaan dat deze zaken naar behoren functioneren.”
5.4.3.Zoals hiervoor opgemerkt concludeert het rapport tot een waarde van circa NAf 1.425 per m². Onduidelijk is het aantal vierkante meters dat wordt bedoeld. Zelfs als daarmee (alleen) gedoeld wordt op de 286 m² van het perceel, zoals vermeld op p. 2 van het rapport, dan bedraagt de waarde van de grond NAf 407.550, hetgeen aanzienlijk meer is dan de door belanghebbende bepleite NAf 348.400.
5.4.4.Het rapport [D], dat uitsluitend algemeenheden bevat, kan dan ook niet dienen als onderbouwing van de door belanghebbende verdedigde waarde.
5.4.5.Ook het rapport [C] acht het Hof niet bruikbaar voor de onderbouwing van de door belanghebbende bepleite waarde. In dat rapport wordt aan de grond een waarde toegekend van NAf 1.300 per m² (268 m2 x NAf 1.300 = NAf 348.400). Niet toegelicht is op welke wijze het bedrag van NAf 1.300 per m² is bepaald. In het rapport [C] worden een aantal negatieve invloedsfactoren genoemd, zoals de beperkte aanwendingsmogelijkheid (er is sprake van een monument), de zeer hoge restauratie- en onderhoudskosten, de ondoelmatigheid van het pand (zeer smal en zeer diep), de grote leegstand in Punda, de trend om winkels buiten Punda te verplaatsen, een terugval van het toerisme en de matige economische situatie in Curaçao ten tijde van de aanschaf van de onroerende zaak.
Wat er ook zij van deze (negatieve) invloedsfactoren, niet vast te stellen is in welke mate zij een waardedrukkend effect hebben gehad op de ongecorrigeerde waarde van de grond per m² en, zoals hiervoor opgemerkt, op welke wijze die ongecorrigeerde waarde is bepaald. Daarbij is het kennelijk niet zo dat er geen vergelijkingsobjecten voorhanden waren. In het rapport [C] is immers op p. 4 vermeld (op één na laatste bullit):
“Andere transacties van bebouwde percelen welke in deze tijd hebben plaatsgevonden en waarvan de grondwaarde bij benadering herleid kon worden.”
Die andere transacties ‘waarvan de grondwaarde bij benadering herleid kon worden’ zijn in het rapport niet opgenomen, zodat rechterlijke toetsing daaraan niet kan plaatsvinden. Wél in het rapport is genoemd de verkoop op 12 december 2007 van het perceel waarop het [GB] stond, een perceel van 1.440 m². Deze transactie acht het Hof niet bruikbaar, omdat de transactie te ver is gelegen van het tijdstip waarop belanghebbende het pand heeft gekocht, het perceel waarop het [GB] stond op een mindere locatie was gelegen, de onbebouwde grond waarop het [GB] stond bijna 5,5 keer zo groot was als de grond (afnemend grensnut) en het perceel waarop het [GB] stond in een latere en veel betere tijd werd verkocht.
5.4.6.In zijn subsidiaire standpunt verzoekt belanghebbende het Hof de door belanghebbende betaalde koopsom van NAf 2.500.000 in redelijkheid te verdelen over de opstal en de grond, rekening houdend met de tot de stukken van het geding behorende verklaringen van restauratiedeskundigen als [M]. [N] en [O]. Uit die verklaringen zou blijken dat de restauratiekosten van een monumentenpand als dat van belanghebbenden liggen tussen de NAf 2.800 en NAf 3.600 per m² vloeroppervlakte. Uitgaande van de ondergrens van NAf 2.800 en 950 m² (dit is de volgens belanghebbende de vloeroppervlakte van alle bouwlagen), de waarde van de grond van 268 m² en een grondprijs van bijvoorbeeld NAf 1.500 per m², bedraagt de totale waarde de onroerend zaak (grond plus opstal) NAf 3.062.000. De afzonderlijke onderdelen van de onroerende zaak, te weten de opstal en de grond bedragen alsdan respectievelijk NAf 86,9%en 13,1%, aldus nog steeds belanghebbende. Nu de onroerende zaak door belanghebbende is verkregen voor een koopsom van NAf 2.500.000, acht belanghebbende het redelijk dat van die koopsom 86,9% wordt toegerekend aan de opstal, NAf 2.172.500, en 13,1% aan de grond, NAf 327.500. Laatstgenoemd bedrag ligt nog onder de door belanghebbende bepleite waarde van NAf 348.400, waaruit belanghebbende afleidt dat de koopsom in alle redelijkheid is verdeeld over de opstal en de grond.
5.4.7.Het Hof is van oordeel dat de ‘redelijkheidsbenadering’ van belanghebbende niet kan worden gevolgd. Belanghebbende berekent op basis van bepaalde veronderstellingen een waarde van de grond plus opstal van NAf 3.062.000 en miskent daarbij dat de grond plus opstal is verworven voor een koopsom van NAf 2.500.000. Daarmee is de waarde (in het economische verkeer), NAf 2.500.000, een gegeven, nu belanghebbende geen feiten en omstandigheden heeft aangevoerd dat, en om welke reden, de waarde van de grond en opstal niet zou corresponderen met de daarvoor betaalde koopsom. Belanghebbende heeft die koopsom betaald voor de grond en de volledig gerestaureerde opstal. In de koopsom zijn de kosten van de restauratie reeds verdisconteerd. Het Hof vermag dan niet in te zien dat in een dergelijk geval wordt uitgegaan van de door belanghebbende aangevoerde restauratiekosten van NAf 2.800 per m² vloeroppervlakte. Dit klemt te meer omdat, zelfs als in het geheel geen waarde zou worden toegekend aan de grond, de ‘kosten’ van de totale vloeroppervlakte slechts NAf 2.631,58bedragen. Daarbij komt dat belanghebbende bij de bepaling van de grond uit gaat van een grondprijs van ‘bijvoorbeeld NAf 1.500’ per m², een prijs die op geen enkele wijze is onderbouwd.
5.4.8.Uit het onder 5.4. en verder overwogene concludeert het Hof dat belanghebbende de door haar verdedigde waarde van de grond niet aannemelijk heeft gemaakt.