Uitspraak
1.Procesverloop
2.Feiten
o.a.voor de volgende diensten zorg te dragen:
3.Geschil in hoger beroep
4.Het oordeel van het Gerecht
2. DE ONTVANKELIJKHEID
5.Gronden
6.Beslissing
bevestigtde uitspraak van het Gerecht.
Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van N.V. tegen de uitspraak van het Gerecht in eerste aanleg van Aruba, waarin de belanghebbende niet-ontvankelijk werd verklaard in haar beroep tegen een naheffingsaanslag belasting op bedrijfsomzetten (BBO) voor het jaar 2015. De belanghebbende had op 14 april 2016 een naheffingsaanslag ontvangen, waartegen zij op 31 mei 2016 bezwaar maakte. De inspecteur wees het bezwaar af op 8 juni 2016, waarna de belanghebbende op 15 augustus 2016 beroep instelde. Het Gerecht oordeelde dat de beroepstermijn was overschreden, omdat de dagtekening van de uitspraak op bezwaar op 8 juni 2016 was en de belanghebbende pas twee maanden later beroep instelde. De belanghebbende stelde dat zij op basis van een vragenbrief van de inspecteur, gedateerd 1 juni 2016, erop vertrouwde dat zij extra tijd had om beroep in te stellen. Het Hof oordeelde echter dat deze stelling geen steun vond in de wetgeving en dat er geen gronden waren om de termijnoverschrijding als verschoonbaar te beschouwen. Het Hof bevestigde de uitspraak van het Gerecht en verklaarde het hoger beroep ongegrond.