5.1.De wettelijke basis voor het opleggen van (verzuim)boeten wegens het niet tijdig doen van aangifte en het niet of niet tijdig betalen van belasting, alsmede het daarop uitgevaardigde boetebeleid, is, voor zover van belang voor de onderhavige zaak, neergelegd in de volgende bepalingen van de Algemene landsverordening Landsbelastingen (ALL) en de Ministeriële regeling formeel belastingrecht (Ministeriële regeling):
Artikel 18 van de ALL (inzake het niet of niet tijdig doen van aangifte)
1. Indien de belastingplichtige de aangifte voor een belasting welke bij wege van aanslag wordt geheven niet, dan wel niet binnen de ingevolge artikel 7, tweede lid, gestelde termijn heeft gedaan, vormt dit een verzuim ter zake waarvan de Inspecteur hem, gelijktijdig met de vaststelling van de aanslag een boete van ten hoogste NAf 2.500,-- kan opleggen.
(…)
Artikel 19 van de ALL( inzake het niet of niet tijdig betalen van de belasting)
1. Indien de belastingplichtige of inhoudingsplichtige de belasting die op aangifte moet worden voldaan of afgedragen niet, gedeeltelijk niet, dan wel niet binnen de gestelde termijn heeft betaald, vormt dit een verzuim ter zake waarvan de Inspecteur hem een boete van ten hoogste NAf 10.000,-- kan opleggen.
(…)
Artikel 4.3 van de Ministeriële regeling (recidive bepaling algemeen)
1. Bij het opleggen van een verzuimboete voor een belasting welke bij wege van aanslag
wordt geheven, houdt de Inspecteur rekening met het aantal keren dat in de voorafgaande
vier belastingjaren een verzuim is geconstateerd. De vorige volzin is ook van toepassing bij
het opleggen van een verzuimboete voor de winstbelasting welke ingevolge Hoofdstuk II
van de Landsverordening op de winstbelasting 1940 op aangifte moet worden voldaan.
2. (…)
3. Voor de toepassing van het eerste en het tweede lid wordt geen onderscheid gemaakt tussen
de verzuimen wegens het niet of niet tijdig doen van de aangifte en de verzuimen wegens
het niet, gedeeltelijk niet dan wel niet tijdig betalen van de belasting.
(…)
Artikel 4.4 van de Ministeriële regeling (recidive bepaling inzake het niet of niet tijdig indienen van de aangifte)
1. Indien de belastingplichtige de aangifte voor een belasting welke bij wege van aanslag
wordt geheven niet of niet tijdig heeft gedaan, legt de Inspecteur in geval van een:
a. eerste verzuim een boete op van NAf 250,--;
b. tweede verzuim een boete op van NAf 500,--;
c. derde verzuim een boete op van NAf 1.000,--;
d. een vierde verzuim een boete op van NAf 1.500,--.
2. Indien de belastingplichtige stelselmatig niet voldoet aan de verplichtingen, bedoeld in het
eerste lid, legt de Inspecteur een boete op van maximaal NAf 2.500,--.
3. Het eerste en tweede lid zijn ook van toepassing indien de belastingplichtige de aangifte
voor de winstbelasting, welke ingevolge Hoofdstuk II van de Landsverordening op de
winstbelasting 1940 op aangifte moet worden voldaan, niet of niet tijdig heeft gedaan.
4. Een boete blijft achterwege indien door de werking van artikel 41B van de
Landsverordening op de inkomstenbelasting 1943 de aanslag op nihil of op een negatief
bedrag wordt vastgesteld.
Artikel 4.6 van de Ministeriële regeling (recidive bepaling inzake het niet tijdig betalen van de belasting)
1. (…)
2. Indien de belastingplichtige voor de winstbelasting die op aangifte moet worden voldaan de
belasting niet, gedeeltelijk niet dan wel niet tijdig heeft betaald, legt de Inspecteur in geval
van een:
a. eerste verzuim een boete op van 5% van het bedrag van de naheffingsaanslag met een
minimum van NAf 250,-- en een maximum van NAf 2.500,--;
b. tweede verzuim een boete op van 10% van het bedrag van de naheffingsaanslag met een
minimum van NAf 500,-- en een maximum van NAf 5.000,--;
c. derde of volgend verzuim een boete op van 15% van het bedrag van de
naheffingsaanslag met een minimum van NAf 1.000,-- en een maximum van
NAf 10.000,--.