Uitspraak
1.Procesverloop
2.Feiten
”
3.Geschil in hoger beroep
4.Het oordeel van het Gerecht
(Gerecht: bedoeld zal zijn 0% tarief) van invoerrechten van “volledig elektrische auto’s” en niet over vrijstelling van alle elektrische voertuigen. Dat in het artikel ook “elektrische voertuigen” genoemd worden leidt het Gerecht niet tot een ander oordeel nu hier niet ondubbelzinnig uit blijkt dat de vrijstelling voor alle voertuigen (waaronder golfkarren of daarmee gelijk te stellen voertuigen) zou gelden. Gelet hierop had het, veronderstellenderwijs dat belanghebbende niet op de hoogte was van de Bekendmaking, op de weg van belanghebbende gelegen om nadere informatie in te winnen over de vraag in welke gevallen de vrijstelling exact zou gelden. Belanghebbende heeft ook nog betoogd dat de door haar ingevoerde voertuigen vallen onder de categorie automobielen, zodat de opmerking van de Minister-President dat elektrische auto’s vrij van invoerrechten kunnen worden ingevoerd, ook voor de voertuigen van belanghebbende geldt. Het Gerecht verwerpt dit betoog. De door belanghebbende ingevoerde voertuigen kunnen immers naar spraakgebruik niet aangemerkt worden als auto’s.
5.Gronden
(Verordening (EG) nr. 1386/2003 van 1 augustus 2003, Pb nr. L 196 van 2-8-2003)”
6.Beslissing
bevestigtde uitspraak van het Gerecht.